Ds. P. den Ouden

Zondag 27 mei 2012, 18.30 uur (1e Pinksterdag)

Hersteld Hervormde Gemeente Waarder/Driebruggen

 

Psalm 145: 3

Geloofbelijdenis: Zondag 20

Psalm 9: 11

Gebed

Schriftlezing: Handelingen 2, 14-23 & 37-47

Psalm 133: 1, 2 (“Pinksterpsalm”)

Psalm 133: 3

Psalm 67: 1

 

Tekst Handelingen 2, 46-47

 

Gemeente, vandaag Pinksteren. Dan gedenken wij de uitstorting van de Heilige Geest. Vaak zeggen we zo gedachteloos ‘uitstorten’. Wat betekent dat, dat de Geest uitgestort is? Niet over een stuk of tien druppels. Als de Geest wordt uitgestort, dan is het een hoosbui. Mag ik dat vanavond eens zo zeggen? Dat is zo’n overvloed. Een plensbui. Zo krachtig, zo heerlijk. De Heere had beloofd dat de Geest zou komen, toen ten Hemel gevaren. Toen volgden er tien dagen. De apostelen en vrouwen kwamen elke dag bij elkaar. Elke dag, elke dag, elke dag. Weet je wat ze deden? Gebeden, gebeden, gebeden. Vers 2. Niet zo af en toe, nee volhardende. Al maar door. Hoofdstuk 2 begint ermee! Eendrachtig bijeen om weer verder te bidden. De Geest was nog niet gekomen, dus gaan we weer bidden. De Heere had belofte van de Geest gegeven. Niet, hopen dat het een keer gaat gebeuren. Gedaan? Gedurig en vurig gebed. Elke dag bij elkaar om erover te spreken wat dat toch allemaal voor heerlijkheid en overvloed zou betekenen. Hoe meer erover spraken, hoe groter verlangen, hoe dieper begeerte, hoe groter dorst naar verkwikkende overvloed van de Geest. Bracht hen tot gedurig smeken. Hoe meer ze d’r over spraken, hoe meer ze d’r voor baden. Ze konden niet meer stoppen. Ze konden niet stoppen. Totdat de Heere liet komen wat Hij had beloofd. En het kwam. Want waar zo wordt geworsteld en gebeden en gesmeekt, daar komt God. Maleachi 3 vers 10: beproef Mij daarin. Open zal doen vensters van de hemel. Zegen zal afgieten. Ga maar ‘ns proberen, neem dan maar de proef op de som. En ze hebben veel meer gekregen dan ze ooit hadden kunnen en durven denken. Vers 4: allen vervuld met de Heilige Geest. Niet een beetje, vol. Vervuld. Boordevol. Vol van de Geest. Vol van Christus. Vol van blijdschap. Vol van vreugde. Vol van God. Ontbrak niets. Meer dan vol.

 

Onuitsprekelijk als je daarover nadenkt. Voor ons een opwekkend en jaloersmakend voorbeeld wat we hier zo lezen. Waar wij in onze tijd zo dringend.. hernieuwde opwekking. Voor onszelf. Wordt het niet nodig! In onze gezinnen, gemeente, kerken. Het is alles zo dor en krachteloos. Psalm 63, woestijn. Uit te drogen, alles zo dood als een pier. Maar de discipelen zochten elkaar op. Spreken over de nood. Elkaar erop wijzen

 

Ik woon aan de boulevard in Katwijk, hele strand krioelde vanmiddag als een mierenhoop. Wegen. Hier in Waarder relatief rustig. Voelen wij nog de nood van de tijd? Niet alleen ver van ons vandaan, de wereld, maar ook wij. Het is krachteloos en dor. Minder klagen en meer bidden. Meer de binnenkamer opzoeken. Deze mensen spraken erover en baden ervoor. Pinksteren niet eenmalig iets. Zo van, 2000 jaar geleden, nu niet. De Heere heeft zijn Geest gegeven! In VS, Engeland, Schotland, Nederland, Duitsland. Kleine Pinkstergeschiedenis. Niet van een keer gebeurt, niet op rekenen nog een keer. Kan wel! De Heere heeft het bewezen. Op God zit het niet vast. Nog steeds dezelfde overvloed van de Geest. Is er gebed? Niet af en toe een losse flodder, als ik het zo zeggen mag. O Heere, geef leven, geef leven. Beproef Mij, zegt Hij vanavond tegen ons. Of Ik u dan niet open zal doen. De volle zegen zal geven. Uitgestort worden. Bloeien, woestijn, groeien. Je zou er toch een verlangen naar hebben, toch? Een gezin te hebben, vol van Godsvreze? Een levende gemeente? Blijdschap in God, verheuging in God. Jong en oud, mag ik je vanavond ernstig aansporen, om meer gebed om levende, opwekkende Geest. Er is zoveel te krijgen! Krijgen. Niet een etalage waar je niet bij kan komen. Mooi om naar te kijken, nee, zo is ’t niet. Moet je ’t hebben? Geest, vervuld leven. De Heere zegt: beproef het eens. Is Maleachi 3 vers 10 een leugen of waarheid?

 

Hoe ziet zo’n leven er dan uit? Ouderlingen, docent Driestar: wat is Pinksteren? Reformatorisch Dagblad, vraag niet wat bij voorstelt. Nou vanavond, geholpen. Hier zie je wat je erbij voor moet stellen: vers 46 en vers 47. Zie je wat het is, als de Geest je leven gaat vervullen. Hopelijk mag het branden en begeren naar hetzelfde. We gaan beginnen. Vers 46.

 

Eendrachtig. Eensgezind. Dat is een typisch Handelingenwoord. 11 keer in Handelingen. 1 keer in Romeinen. Heel opmerkelijk, verder niet in Nieuwe Testament. Handelingen, boek van de volheid van de Geest. Daar hoort eensgezindheid bij. Letterlijk staat er: ze hadden dezelfde begeerte. Hetzelfde verlangen. Ja kijk eens, als de een verlangt naar boven en de ander naar beneden, dan niet eensgezind. Wanneer in Waarder eendracht? Als allen hetzelfde begeren. Maar een verlangen. Om vervuld te worden met die volheid Gods. Een Geest vervuld leven, dat was het enige dat ze begeerden. Om te drinken uit de oceaan van de liefde van God. Om zich helemaal aan de liefde van God over te geven. Alleen maar voor Hem te leven. Begeer je dat ook? Begeer je dat ook? Deze mensen begeerden dat? Of is hier geen eensgezindheid? Kiest het grote gros voor hier? Waar kiest u voor, jij voor? Welke richting gaat je hart, je begeerte? Voor deze mensen geen discussie. Daar, al die dingen van God. Om te mogen wandelen met Christus. Dat verlangen, die eendracht, dat geeft een band he. Ja, zo hartelijk, hetzelfde zoeken. Je wekt elkaar op, je spoort elkaar aan. De rest van vers 46 en 47 daar wordt die eensgezindheid uitgewerkt, zou ik zeggen. Aantal facetten, waaruit bleek.

 

Allereerst, naar de tempel. Het gebed. Een uitdrukking, niet naar het gebouw. Vooral naar tempel om te bidden. Morgengebed, avondgebed. Hoofdstuk 3 vers 1. Kijk daar gaan ze, op het uur van het gebed. Handelingen 2 vers 46, vooral: bidden. Daarin eensgezind. Vol van de Geest, vol van liefde. In de eerste plaats is bidden, aanbidden. God prijzen. Zijn lof verheffen. God glorie en eer toebrengen. Dat is het eerste. Onze gebeden vaak zo egoïstisch. Helemaal fout. Moet vooral om God gaan. Onze Vader: Uw Naam, Uw Koninkrijk. Dan mijn noden. Hun hart vol. Gezongen he, Psalm 145, uit de volheid van het gemoed… roemen, juichen. Ze hebben de Heere grootgemaakt. Komt maakt… (Psalm 34). Onbedwingbaar verlangen om God te verlangen. Ook gebeden. Ook de smeking. Al hun begeerten, al hun noden, steeds maar weer bij de Heere gebracht. En ze hebben dat gedaan met zo’n hoop. Met zo’n verwachting. Omdat ze al zoveel van die overvloed hebben mogen ervaren. Ze hebben gebeden, 10.000, och Heere, nog meer. 30.000, 300.000. Vervul de hele aarde met Uw naam. Iets gezien van de overvloed van de Geest. Gebeden zo ruim en groot gemaakt. Heere, toon deze wereld Uw heerlijkheid. Stort water uit op het dorstige, stromen op het droge. Als je de Heere liefhebt, koninkrijk zeer ter harte. Geen gebed voor kerk over de wereld, iemand die de Heere lief heeft, heeft kerk lief. Heb je d’r wel eens om gebeden? Wat heeft de Heere ook deze gebeden verhoord! Zijn niet beschaamd, zie vers 47. Dagelijks, tot die gemeente. Niet gestopt. Nee. Meer! Meer en meer toegedaan. Beide mannen en vrouwen. Hoofdstuk 11 vers 24, grote schare toegevoegd. Allemaal vanwege gebeden. Hoofdstuk 16 vers 5, dagelijks overvloediger in getal. Zo verhoord op goddelijke wijze. Op overvloedige wijze. Zo verhoort God gebeden. Wat is dat? Andere kant, wat is bidden? Wat doe je dan, als je bid? Jonge mensen, jullie vragen, als je gaat slapen, buig je knieën voor je bed. Wat doe je dan? Wat doe je dan? Sommige dominees zeggen wel: zoeken wij het aangezicht des Heeren. Da’s bidden. Laten wij in de tegenwoordigheid des Heeren treden. Zijn aangezicht betekent nabijheid. Engelse bijbel: Gods presence! Nabijheid van God, tenminste, tenminste, zijn we ons daarvan bewust? Zo dicht mogelijk bij God komen, da’s bidden. Zo’n behoefte aan, zo’n verlangen naar!
Niet gedachteloos wat woorden. Kun je toch niet tevreden mee zijn, met een God op afstand? Ze hadden zo’n behoefte om een God nabij. Ik heb wat geleden in biografie Jonathan Edwards, grote prediker, godzalige vrouw. Kwam ze uit d’r slaapkamer, straalde haar gelaat, moeder heeft gebeden. Nee: moeder is bij God geweest. Straalde. Laat dat eens tot je doordringen. Ze zocht Hem. Om bij God te zijn. Laat ons Zijn gunstrijk aangezicht… groeten. Gunstrijk: da’s een woord. Vol van gunst. Daar is ’t hemel. D’r is geen betere plaats dan de binnenkamer. De Heere zegt wat is uw bede? Grootste voorrecht dat God ons gegeven heeft, da’s ’t gebed. Daarmee toegang tot de magazijnen van Gods genade. Wat is uw bede, verzoek? Het zal u gegeven worden. Dat zei Ahasveros tegen Esther. Zal een heidense koning royaler zijn dan God? Het zal u geschieden. Kan ik goed begrijpen, als je dit zo aanhoort, dit is mooi, prachtig, maar het is zo hoog, kan ik nooit bij. Wel heerlijk, maar hoe zal ik zo kunnen leven? Gebed en al die dingen. En bovendien, ik heb het zo verzondigd. Zoveel schuld. Hoe zal ik God onder ogen kunnen komen? Zo Gij in ’t recht… (Psalm 130). Wel, zo is ’t toch? Dat voel-ie toch? Ik kan voor God niet bestaan. En m’n gebeden zijn zulke arme gebeden. Mijn gebeden zulke krachteloze gebeden. M’n hart vaak zo koud en leeg. Maar eerlijk zijn, ik heb het mooi gemaakt, fantastische dingen, maar… vaak een armoe he! Wat een gebrek en tekort en dodigheid. Paulus, tobber, klager, arme bidder: ik begrijp je zo goed, ik weet ook al niet te bidden. Romeinen 8. Aan alle kanten tekort. Ik moet m’n gebed aan alle kanten afkeuren, zegt Paulus. Maar. Vergeet niet, ’t is Pinksteren geweest. De Heere heeft toch Zijn Geest uitgestort. Toch zeker ook tekort komen in onze gebedszwakheden? Juist ook als wij niet weten te bidden: dan mag-ie toch de hulp en voorbidding van de Geest inroepen? Het is goed om te zien op onze verlegenheid, diep besef van onwaardigheid. Als je bidt, sta je als een zondaar, schuldige voor God. Vergeet dat nooit. Of als Farizeeër. Of als zondaar. Maar tegelijkertijd, laat het dan waar zijn, die Hogepriester is toch ingegaan met Zijn kostbaar bloed? Aarzelende, kom, bidder, laat ons met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade om genade te vinden, zondaar. Om een gebed te krijgen, biddeloze. Veel op jezelf zien, da’s goed, tot je vernedering, zie toch veel meer op Christus. Vraag om die Geest die je zo graag te hulp wil komen. Genade… en der gebeden. O Heere, geef mij dan die Geest. Laten wij meer denken aan die volheid die geschonken is. Armetierig voor staat, geestelijke magerheid, mee te maken heeft, beschamende ervaring, slordigheid in gebedsleven. Veel te weinig in binnenkamer. Wel die standaardmomenten, geen behoefte om gunstrijk aangezicht, we doen alle deuren open, winkels en vakantieparken, alle verlangens gestild. Deur binnenkamer steeds maar langs lopen? Niet de oorzaak zijn? Ze gingen naar de tempel, discipelen. Discipline. Vaste tijden. Ook als ’t van binnen dood en dor is. Juist dan. Zo leeg. Niet voorlopig niet meer, tot ’t beter wordt. Reden te meer: te zoeken. Herstel maar. Naar Uw woord en leven.

 

Dan lees ik nog iets. Van huis tot huis, eenvoudigheid des harten. Denken aan het Heilig Avondmaal. Huis breken. God lief: behoefte aan Avondmaal. Of liefdemaaltijd. Voor oosterling vooral moment van ontmoeting. Wij, vooral eten. Nee, gemeenschap. Met wie eet je? Niet met iedereen? Met je nauwste familieleden en je beste vrienden, een band mee. Gemeenschap, gemeenschapsoefeningen. Communie. Gemeenschap. Rij stoelen, moderne kerk, helemaal fout, niet om ’t eten. Ging om de gesprekken aan die maaltijd. Die ze met elkaar hadden, gebeden die ze opsomden. Gezongen, baden ze weer. Af en toe aten ze iets, ging vooral om ontmoetingen. Met verheuging. Want de Heere was in het midden. Bekend in breking des broods. De Heere was daar, menigmaal, wat een onvergetelijk samenzijn. Wat een verheuging. De Heere liefhebben, diep verbonden voelen. Hier zie je wat ’t is, Pinksterleven hebben. Harmonie, vrede. Eigen zaken, helemaal weg. Ze hadden ’t allemaal over Christus. Waar vullen we de avonden mee, als we op verjaardag zitten? Hele avond praten? Waarover? Kerkelijke, reformatorische mensen. Deze dingen? Dan verkwikt naar huis. Anders leeg naar huis, ging ten diepste nergens over. Tevreden mee willen zijn, lege handen. Dit is een samenzijn. Leven, van huis tot huis, brood brekende, met verheuging. Weer een stapje verder. Geest ook de geest van de vreugde. Psalm 45, bijzondere Psalm. Bruiloftspsalm. Staat er: vreugdeolie. Vreugde, zelfde woord. Vreugdeolie, kanttekeningen. Dat is de zalving met de heilig Geest: he dat is Pinksteren. En dan zeggen ze erachter: oorsprong en werker alle geestelijke vreugde. Waar de Geest is, daar is vreugde. De jongeren denken, somberheid. Da’s niet waar, verschrompeld en verbleekt. Dit is vreugde. Verlustigt u met blijdschap in de Heere. Bid dan om die Geest die die volle vreugde geeft. Wat was nou de vrucht, van dit leven? Wat was nou de zegen? Met elkaar goed hadden? Ik las een keer van die opwekkingen in Schotland, kwamen die godvrezenden bij elkaar: brachten Christus mee en als ze naar huis gingen namen ze Hem weer mee. Goed met elkaar. Ook naar die buitenwereld. Naar de buitenwereld toe wervend, uitnodigend, aantrekkelijk, opbouwend. Gemeente, hoe kan de wereld om ons heen er nou zin in krijgen als wij er geen vreugde in hebben? Niet dat opgeklopte gedoe. Bijbelse, diepe, eerlijke vreugde. Hoe de wereld er zin in krijgen? Toch gemerkt, blijdschap en verheuging? Jongens en meisjes zin in krijgen om de Heere te zoeken, aan vader en moeder geen vreugde merken? Het is toch te merken? Al was het maar, herinner mijn eigen moeder, zat ze te lezen, tranen over d’r wangen. Da’s nog geen eens vreugde he, maar dan wist je: zij had het. Jongeren hebben nodig, niet meer informatie, opvoeding, redden we ’t echt niet mee. Stoppen ermee. Nog weer een avond. ’t Is goed hoor. Maar een vader hebben, die de Heere vreest of vurig de Heere zoek. Of een moeder, strekt zich al mijn liefde heen. Bekeert u. Anders de oorzaak kunnen zijn dat je je kind in de weg staat. Die Geest, m’n nood, pijn doen, niet m’n bedoeling, geen sta-in-de-weg, maar tot een opwekking en voorbeeld zou mogen zijn.

 

Gaan we verder. Lees weer verder. Eenvoudigheid des harten. Beetje moeilijk te vertalen. Eenvoudig is niet dubbel. Geen wantrouwen, geen achterdocht. Openheid naar elkaar. Eerlijkheid naar elkaar. Aanvaarden van elkaar. Niet kritisch ziften. Eenvoudigheid des harten. Je hoefde niet bang te zijn, ander op je woorden zou pakken. Bepaalde ontspannenheid, ik probeer het maar te omschrijven. Ik ben bang, dit niet onder ons is. Elkaar de maat nemen, niet eenvoudigheid, hartelijk aanvaarden, niet alles goed praten. Niet alles voor goede koek slikken. Niet onderwijzend, vermanend. Vanuit welke houding, gezindheid? Opbouwen of afbreken? Laten wij ervoor waken, dat negatieve, kritische, we spelen de duivel ermee in de kaart. 1 Petrus 2 vers 1, alle kwaadheid, nijdigheid, achterklap: afleggen. Dat is, dat is de dood in de pot. Zielen gereinigd. Door de Geest tot ongeveinsde broederlijke liefde. Vers 47, verder maar. Genade bij het ganse volk. Een bepaalde sympathie, zou je zeggen. Dat de buitenwereld, dat zag gebeuren. Zo mooi wat die mensen zagen. Kwaad ervan denken, maar dat kon gewoon niet. Zo’n harmonie, zo’n eensgezindheid. Zou je bij willen horen, en dat gebeurde ook. Weet je wat daar zichtbaar werd? De schoonheid van de godzaligheid. De Engelse puriteinen hadden het over beauty of holiness. Toch niets mooier dan dat. Zo ootmoedig, zelfverloochend. Niet als je egoïstisch bent, hard bent. Nee, da’s lelijk. Ik las pas van evangelist uit Siberië, christenen leven in vreze Gods, dan Woord aangenomen, maar in twist en nijd leven, daar wordt het woord niet aangenomen. Dat is even wat. Dat buitenstaanders toetreden, belangrijke factor. Waarom in Nederland niet meer naar de kerk? Jaloers op worden? Wat daar zoeken? Liever naar ’t strand, dan naar de kerk? Strand meer
aantrekkingskracht dan de kerk. Maar zo geleefd, schoonheid van de godzaligheid. De Heere deed dagelijks toe. Zo liefdevol aan toe. Meeleven, steun, en ga maar door. Klinkt wel mooi, maar klinkt te mooi om waar te zijn, zeggen we vanavond. Niet haalbaar. Ik staat geen sprookje te vertellen, dat was werkelijk zo. Niet alleen in Handelingen 2, maar ook ten tijde van opwekkingen. Jammer dat we in 2012 leven, schaam je voor eigen armoede, kerkelijk leven, Geest wil nog steeds hetzelfde werken. Meer de Heere aanlopen. De vraag is, willen wij het? Begeer je zo’n godgewijd leven? Punt waar het fout gaat, zijn wij niet bereid voor de Heere te leven maar voor mijn eigen ik, eigen genot. O Heere, stort ook in mijn hart en mijn gezin die Geest uit. Onder ons gezien. Mensen uit onze omgeving toe worden gebracht, zo de Heere te zoeken. Die gemeente een aantrekkingskracht.

 

Laatste woorden, dan stoppen we. Vers 47, deed er dagelijks toe. Kan bijna niet anders. Zo mag leven. Aantrekkingskracht, kunnen wij dat ontvangen? De Heere werkt door Zijn Geest. Ontdekken, schuldig stellen, langs die weg. Uitdelen, uit die volheid van Christus. Uit het Mijne nemen, u verkondigen. Ze werden zalig. Letterlijk staat er: ze werden gered. Zalig worden betekent gered worden. Waarvan? Waarvan gered? Vers 40, van dit verkeerd geslacht. Zelfde woord: zalig, gered. Vers 40. Uit deze wereld die verloren gaat. Vol van goddeloosheid, ongehoorzaamheid. Dit verkeerd geslacht. Wat was de ongehoorzaamheid? Wat was er voor goddeloosheid? Petrus stond toch in Jeruzalem, middenin kerkvolk? Niet in Areopagus, heidenen die als beesten leven? Allemaal kerkmensen. Dit verkeerd geslacht. Dit ongehoordzame, goddeloze volk. Vers 36: Christus hadden gekruisigd. Christus verworpen. Ze wilden niks van Christus weten. Wat is nou vanavond onze grootste zonde? Dat we Christus verwerpen, afwijzen. De een in botte onverschilligheid, die is blij dat ’t straks 8 uur is (straks gaat tie er nog overheen ook). Kan ook op een degelijke manier, ja maar, Christus aannemen, dat kun je uit jezelf toch niet, je hebt helemaal gelijk, al je argumenten kloppen als een bus, een 10 voor degelijkheid, maar je gaat er wel meer verloren. Straks voor Christus staat. In een keer beseffen: al je argumenten totaal geen grond. O de Heere zegt vanavond tegen u en jou: word behouden van dit verkeerd geslacht. Hoe word ik dan behouden? Vers 21, zal zijn, Naam aanroepen, zalig. Weer hetzelfde woord, zalig worden. Daar gaat het over. Beproef mij, ziet het eens. Gemeente we gaan eindigen, afronden, ik heb er iets van gestameld, de Heilige Geest is uitgestort, vol van vrede, nu gaan we naar huis. Ik hoop dat je er last mee hebt: je eigen tekort, zonde, neem het mee naar huis. O, hoe gaat het er dan bij mij thuis aan toe. Last van onze kerk, het verval. Maar ik hoop toch ook, dat je vanavond mocht horen, vervullen met verlangen en hoop, als we zien wat de Heere wil geven, smeken en bidden, diezelfde overvloed van toen is er ook in 2012 bij God. Opdat wij dan thuis gekomen, volharden in bidden en smeken. O, zegt Jesaja 64, om dan te zien wat God doen zal, van ouds Hem niet gehoord, noch met ogen gezien, wat?, wat Gij doen zult, bij dien die op U wacht, werkzaam wacht. Amen.