De periode van Advent is niet alleen de vier weken voor het Kerstfeest maar de periode vanaf Pinksteren. De kerk van Christus ziet uit naar de wederkomst van Christus op de jongste dag. Om dan eeuwig bij God te zijn. De Geest en de bruid zegge: kom Heere Jezus Christus. En Hij zegt: ja, Ik kom haastig.
Filippenzen 3 vers 20: ‘Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, namelijk den Heere Jezus Christus‘.
Advent voor wederkomst van Christus
Gemeente vanavond de laatste Adventszondag. En nu is het zo dat Advent bij ons in het licht staat van het naderende Kerstfeest. Dat de Heere Jezus Christus daar geboren is in Bethlehem. Advent het begin van het kerkelijke jaar. Dan staat het helemaal vooraan.
Maar in de kerk van de eerste eeuwen, laten we zeggen in de tijd van Augustinus, stond het aan het einde. Hoe zit dat? Advent stond toen in die vroege kerk niet in het licht van Zijn eerste komst. Maar in het licht van Zijn tweede komst, Zijn wederkomst. Bedoeld om ons voor te bereiden op Zijn wederkomst.
Kroon op Zijn werk. De wederkomst. In de Twaalf Artikelen belijden we de heilsfeiten. En dan sluit de belijdenis af met de wederkomst, dat moet nog gaan gebeuren. De grote voltooiing. Dan zal de wereld voorgoed verlost worden uit zijn lijden, Gods kerk eeuwig thuiskomen en de zaligheid aanbreken.
Dat klinkt vanavond wel mooi maar ben ik daar klaar voor? De eerste drie adventsweken gehad, maar nu die laatste. Ons voor te bereiden op die wederkomst. Sinds Pinksteren leven we al tweeduizend jaar in Advent. Niet vier weken. Daarom vanavond willen we de aandacht vragen voor Zijn tweede komst, wederkomst. Filippenzen 3 vers 20: ‘Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, namelijk den Heere Jezus Christus‘.
U ziet dat de tekst begint met het woordje maar. Tegenstelling. Aan wat er aan voorafgaat. Dan moeten we gaan lezen bij vers 17 om die tegenstelling helder te krijgen. Merk op degenen die alzo wandelen, terwijl u ons tot een voorbeeld hebt. Wandelen. Vers 17. Mensen die alzo wandelen. Vers 20. Onze wandel. De levenswandel. Onze levenswandel. In vers 18 kom je dat weer tegen. Want velen wandelen anders. Van wie ik dikwijls en nu ook wenende zeg, vijanden van het kruis van Christus. In het kruis rechtvaardiging en heiliging en vergeving.
[…]
Paulus zegt het wel scherp maar niet hard. Maar wel wenende. Doe het wel wenende. Terwijl hij het schreef liepen de tranen over zijn wangen. Ze wilden het vlees niet kruisigen. Galaten 5 vers 22. Hun einde is het verderf, hun god hun buik. Jezelf uitleven, mateloos en bandeloos. Ze waren er nog trots op ook. Daar lachten ze om, schepten ze over op. Mensen lachend vertellen hoe dronken ze zaterdag of zondag zijn geweest. In plaats van zich schamen zijn ze er trots op.
Nou zo leven wij niet, dat mag ik hopen. Maar kan ook op een nette manier. Als je enkel maar leeft voor eer en roem en status. Die aardse dingen bedenken. Die heel netjes, met een stropdas en wit overhemd. Hoe is dat bij ons? Op een nette manier aardse dingen bedenken. Waar zijn we het meeste mee bezig? Met de dingen van hier of de dingen van daar? Met de aarde of hemelse? Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn. Waar zit je schat, dan weet je ook waar je hart zit.
Dan vers 20. Maar onze wandel die is in de hemel. Grieks woord, iets in van politiek. Staatsburgerschap. Maar eerst nog iets ter verduidelijking. Paulus schrijft deze brief aan de christelijke gemeente in Filippi. Kolonie in het noorden van Griekenland. Romeinse burgers. Zoals nu pensioendo’s nu naar Spanje. Stukje Rome in het buitenland. Ze leefden er als Romeinen. Alsof ze in Rome woonden.
Daarom hun wandel, Statenvertaling, hun bestaan. Dat stempelde hun manier van leven. Maar Rome dat was hun vaderstad. Daar ingeschreven. Al woonden ze in Filippi, ze waren Romeinen. Dat beeld gebruikt Paulus. Ons burgerschap is in de hemel. Je leeft op aarde. Ik leef hier op aarde als in het buitenland. Een christen woont hier op aarde maar je burgerschap is in de hemel.
U voelt wel aan dan is er wel een groot wonder gebeurd. Laten we eerlijk zijn. We voelen ons zo thuis. Wat voelen wij ons in deze wereld opperbest thuis. Als Christus in je leven komt, midden in je leven opzoekt, wast en reinigt in Zijn bloed. Ingeschreven in die burgerlijke stand boven, van het Jeruzalem boven. Paulus schrijft het in Efeze 2 medeburgers en huisgenoten Gods.
En dat heeft gevolgen, als je burgerschap boven is. Een lied zegt: ze wandelen op aarde maar ze zijn in de hemel. Zoals die Romeinen, ze woonde in Filippi maar de hoorden bij Rome. Anders. Het heeft te maken met vreemdelingschap. Hebreeën: hebben beleden dat ze gasten en vreemdelingen zijn, Jeruzalem ons alleen moeder.
Dan geef je niet meer toe aan al je lusten en verlangens. Maar kruisigen. Dan zoek je de dingen die boven zijn. Zo leeft een christen als een vreemdeling op aarde. Wij hebben vaak de neiging om het intuïtief negatief invullen. Dit mag niet, en daar niet komen. Maar dat is een verkeerd beeld. Eigenlijk zou je al die leuke dingen ook wel willen doen, maar ik ben christen en mag er niet aan meedoen. Bijna met spijt.
Als je er zo tegenaan kijkt, dan heb je er niks van begrepen wat het Bijbelse vreemdelingschap betekent. Het betekent niet heel veel verliezen maar steeds meer ontvangen. Als de Heere in je leven komt, dan worden je ogen geopend. Dan gaan je de leegheid van de wereld zien. Wat vroeger waarde had, nu totaal waardeloos. Andere vreugde. Andere smaak. Andere wil zal ik zeggen.
Dat zal geen christen zeggen, het is mij niet waard. Nee, oneindig veel meer bezitten. Daar ligt mijn vreugde, omdat Hij daar is. Zijn stem te horen, dat is mijn leven. Zijn liefde te mogen voelen. Een woord van Hem, een blik van Hem, een vertroosting van Hem is meer waard dan een hele wereld.
Mij is elke dag verloren, die Uw roepstem niet verneemt. Dat is wat. Als ik een dag heb geleefd en Zijn stem niet hebt gehoord. Want dit land van most en koren is mij immers vreemd. Want ik heb een andere smaak en een andere liefde. Als je iets, een glimp van de schoonheid en leven van Christus hebt gezien, dan is dit wereld maar kinderspel. We hebben het WK achter de rug. Waar verpats ik mijn tijd aan? Ik ga ook fietsen in de duinen. We hoeven niet extreem te doen. Waar ga ik echt op het puntje van je stoel voor zitten?
Spreek mij van Jezus, mijn Heiland. Nimmer heeft iets op deze aarde mijn harte bekoord. Wat kan nou het meeste je hart bekoren? Je mag je ontspanning, hobby hebben hoor. Of is het toch iets waar je af en toe je boodschap in vindt? En ouderen. Zien ze waar wij onze smaak en vermaak in hebben? Laat je niet beet nemen door het lege masker van deze wereld. Maar schoonheid in Hem.
Een oud Adventslied, hoe zal ik U ontvangen. Het leven was mij sterven. Tot U mij op deed staan. U doet mij schatten erven die nimmermeer vergaan. Is een vreemdelingschap veel missen of veel meer bezitten? Als je het zo eens mag bekijken. Heere geef mij zulke ogen, zulk een hart.
Tegelijk heb je een roeping in dit leven. Ik ook, ik ben ook vader. U in het gezin. Werk. Kerk. Samenleving. Het is niet goed als wij ons allemaal aan de wereld overlaten. Ik hoop dat u een beetje gelukkig bent in het leven, ik gun het u van harte. Maar toch met alles een vreemdeling voelen.
Als ze het zo onverwacht hier gaat voelen, die vreemdelingschap. Anders kun je er zo in meegaan. Een verlangen om bij Hem te zijn. Verlost te worden van mijzelf, deze wereld, onrust en leegheid. Om bij Hem te zijn. Want het is mijn goed mijn zaligst lot, wat? Nabij te wezen bij mijn God. Als je verlangt bjj Hem te wezen, dan zoek je hier toch ook die nabijheid van Hem?
Vreemdelingleven is verwachtingsleven. Toen Israël onderweg was. Die verspieders. Wat brachten ze mee? Een hele grote druiventros, dat waren de eerstelingen. Is het land zo groot van overvloed. Voorproefje. Toen werd hun verlangen zo sterk. Dat gaf hun moed en ijver en krachten. Om dat land in te nemen.
‘Zo laat Gij, HEER, Uw knecht,
Naar ’t woord, hem toegezegd,
Thans henengaan in vrede;
Nu hij Uw zaligheid,
Zo lang door hem verbeid,
Gezien heeft op zijn bede.Een licht, zo groot, zo schoon,
Gedaald van ’s hemels troon,
Straalt volk bij volk in d’ ogen;
Terwijl ’t het blind gezicht
Van ’t heidendom verlicht,
En Isrel zal verhogen.’Lofzang van Simeon
Zo geeft de Heere in het geestelijk leven ook die eerstelingen. Een vertroosting uit Zijn volheid. Een klein beetje wat moet die volheid dan niet een overvloed zijn. Paulus zegt, wij zuchten in onszelf, iets van die Heilige Geest ontvangen. Iets van die troost. Iets?! Wel heel veel. Wij zuchten. Een dubbel zuchten. Die oude mens, die inwonende zonde, iedere keer de kop opsteekt. Dat onwillige, dat aardse. Dat het gebed soms zo dor en doods is. Ik hoop dat je het herkent. Dat je jezelf meesjouwt als een droeve, zware last.
Toch heeft de Heere daar een wijze bedoeling mee. Dat zuchten onder jezelf, doet ook zuchten, verlangen, snakken. Ik zucht naar water. Dan is het geen zuchten onder maar naar. Dat is Adventsleven. Dat verlangen. Dat uitzien. De Verlosser. Straks komt Hij om mij te bevrijden. Wij verwachten. Zoals de mensen in de oorlog, wanneer komen de bevrijders.
Om Zijn zuchtende kerk die Hij in beginsel verlost heeft. Kun je dan begrijpen dat er mensen zijn die verlangen naar de wederkomst. Geen zonden meer. Geen scheidingen meer. Geen verbergingen voor de Heere en mijn ziel meer. Zo ik heenga om uw plaats te bereiden, zo kom Ik weder. Om u tot Mij te nemen waar Ik ben.
Thomas Manton, Engelse schrijver. Kunnen wij wel verlangen dat Hij komt in mijn hart als wij niet verlangen naar Zijn wederkomst. Ik las dat. Kerstfeest vinden we prachtig maar de wederkomst liever niet. Dan is er iets grondig mis. Waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus. Geloofsleven is Adventsleven. Niet maar vier weken. Tot de laatste snik. Maar verwachtingsleven.
Hoe ziet dat Adventsleven eruit? Dordtse Leerregels, hoofdstuk 5 artikelen 1 en 2. Zuchten onder dat inwonende verderf. Als het ware daar een samenvatting van het Adventsleven. Dordtse Leerregels hoofdstuk 5 artikel 2. ‘Hetwelk hun gestadig oorzaak geeft om zich voor God te verootmoedigen.‘ Verootmoediging. Dat is dus een kenmerk van Adventsleven. Maar nog meer. Steeds weer de toevlucht te nemen tot de gekruisigde Christus. Steeds zijn daar weer de zonden. In die paar zinnen. Verwachting is niet afwachten. Het wordt hier getekend als een ingespannen activiteit. Vlees te kruisigen. Zeer actief leven. Een werkzaam leven. En dan staat er nog wat achter. En naar het eindperk der volmaaktheid te zuchten. Het hele Adventsleven is eigenlijk in een woord samen te vatten: zuchten.
Zuchten. Dat dubbele zuchten. Zuchten onder mijzelf. En zuchten naa r Hem. Misschien zo ingezakt. Daarom misschien wel vanavond zo gepreekt. Maar nog niet klaar met Dordt. Totdat. Dat kleine woordje totdat. Zo troostrijk. Het blijft niet altijd zo. Er komt er een keer een eind aan. Totdat klinkt als een teken van hoop, gaat niet tot in eeuwigheid door. Totdat zij in de hemel met het Lam zullen regeren.
Een heilig vooruitkijken. Heere, wanneer is het voorbij? Calvijn de grote Reformator, gaf colleges aan zijn studenten. Verklaring geworden. Sloot zijn colleges af met gebed. Vaak vijf, zes zinnen. Het trof me. Bijna in elk gebed dat totdat. Hoopvol teken. Een keer is het voorbij. Totdat. Ik blijf de Heere verwachten. Mijn ziel wacht. Ik hoop in al mijn klachten, mijn ziel wacht sterker op de Heere. Totdat. Totdat de dag aanbreekt.
En de Geest en de bruid die zegge: kom. Let op. Niet alleen de bruid zegt het. En de Geest en de bruid. En de Geest zegt het ook. Die staat zelfs voorop. Ten diepste is het de Geest die de bruid doet zuchten. Die bruid zegt kom door de Geest gedreven. Hij wekt dat verlangen bij die bruid weer op die zo ingezakt kan zijn. Die zegt kom, dat dubbele zuchten. Die Geest werkt dat. Het verlangen van de bruid gewerkt door de Geest.
Maar ook de Geest ziet er naar uit dat Christus komt. Waarom ziet de Geest daarnaar uit? Omdat het liefste werk is om Christus te verheerlijken. En wanneer zal Christus ten volle verheerlijkt worden? Als Zijn bruid thuiskomt. Zie hier ben Ik en de kinderen die U Mij gegeven hebt. Dan zal Christus daar verheerlijkt worden en de bruidsgemeente die Hij verworven heeft.
Ik hoop dat de Heere iets geeft van dat verlangen, dat uitzien in onze harten. En de Geest en de bruid zegge kom. En die het vanavond hoort zegge kom. En die dorst heeft kome en neme van het water om niet. Die deze dingen getuigt die zegt Ik kom haastiglijk. En die zegt ja Ik kom. Ja kom Heere Jezus. De genade van onze Heere Jezus Christus zij met u allen.
Amen.
Vierde Adventszondag 18 december 2022 – Triumfatorkerk Hersteld Hervormde Gemeente Katwijk-upon-Sea – ds. P. den Ouden – Schriftlezing Filippenzen 3