Aan het begin van een nieuw jaar leren we van Paulus dat we houvast en zekerheid niet wat we kunnen zien of in iets in dit leven moeten zoeken, maar alleen in Jezus Christus. Dit leven gaat voorbij, ten diepste is deze wereld geen werkelijkheid. In het licht van de heerlijkheid van Christus is lijden, verdriet en pijn slechts een lichte verdrukking, die niet opweegt tegen de heerlijkheid. God beproeft en kastijdt Zijn kinderen opdat de oude mens hoe langer hoe meer verdorven wordt, maar de nieuwe mens tegelijkertijd vernieuwd wordt en we zo opwassen in de genade.

‘Daarom vertragen wij niet; maar hoewel onze uitwendige mens verdorven wordt, zo wordt nochtans de inwendige vernieuwd van dag tot dag. Want onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbij gaat, werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid; dewijl wij niet aanmerken de dingen, die men ziet, maar de dingen, die men niet ziet; want de dingen, die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen, die men niet ziet, zijn eeuwig.’ – 2 Korinthe 4:16-18

Gemeente, hier en thuis, nieuwjaarsmorgen geeft toch altijd wel een apart gevoel. Je staat op de drempel van een nieuw jaar. Ja, dan kijk je vooruit. Dat hebben niet ouderen maar ook jongeren en kinderen. Blij dat er kinderen zijn – hoop ook dat ze thuis meekijken. We kijken allemaal zo vooruit. De coronacrisis, die nemen we mee. Hoe zal het verder gaan? Volgende golven aankomen? Of zal het langzamerhand uitgewoed raken? Mogen we wel om bidden of de Heere Zijn zwaard wil intrekken zoals Hij deed boven Jeruzalem. Wanneer kunnen we weer als gemeente opkomen hier? Ik hoop dat we dat meenemen in de gebeden. Persoonlijke vooruitzichten – heb je. Misschien mooie. Dingen waar je naar uitkijkt. Misschien ga je trouwen. Of gezinsuitbreiding verwacht. Je kunt van alles noemen. Maar ik denk dat er meer zijn die zorgen en vragen het nieuwe jaar in hebben meegenomen. Als je zelf ouder wordt, zwakker wordt. Of mensen die je zo lief en dierbaar zijn – dat ze tobben met zwakheden en kwalen. Bezorgd: hoe zal het gaan? Zorgen om je kinderen. Als het niet goed gaat – je ziet ze bij de Heere vandaan gaan. Of kleinkinderen. Je zou een hele rij dingen kunnen noemen. En niet te vergeten: mijn ziel. Hoe zal het dit jaar gaan met mijn ziel? Laten we dat vooral niet vergeten. We kunnen zo bezig zijn met het leven, dat is te begrijpen, maar lieve mensen, jongeren en ouderen, hier en thuis, zul je dit jaar je ziel niet vergeten? Heere, dit nieuwe jaar (ik hoop dat je zo begonnen bent): gun leven aan mijn ziel! Misschien is dat wel het mooiste nieuwjaarsgebed. Ik hoop dat het veel gebeden wordt. Je kunt zo tobben en worstelen. Maar ga met de nood van je hart (of nood omdat het geen nood is), ga dat bij de Heere brengen. Heere, kom over en help ons!

En als we de cirkel wijder trekken: het wereldgebeuren. Jarenlang was het overzichtelijk. Maar de laatste tijd, na 2000 bij wijze van spreken, zeg je: niets is voorspelbaar. De wereld is chaotischer dan ooit te voren. Hoe zal het gaan? En de vervolgingen. Heere, gedenk Uw kerk. Er zijn er heel wat, vervolgde christenen, die met angst en beven het nieuwe jaar ingaan. Hoe zal het gaan?

En ons eigen land, je kunt zorgen hebben. Heel langzaam maar steeds minder ruimte voor christenen. Nieuw kabinet, wat gaan die uitvoeren. Een D66’er op onderwijs, dat is niet best. En de kerken: hoe lang vrijuit nog mogen ze Gods Woord verkondigen? En christenen dat uitdragen? En toch, en toch, nu heb ik een hele rij genoemd, zorgen, toch moeten we wel uitkijken. Ik zeg niet dat we ons nergens zorgen over moeten maken.

Toch zeg ik: kijk ook vooruit. Want een christen ziet de dingen als het goed is in een ander kader. Dat is de les die Paulus ons uit 2 Korinthe 4 wil leren. Om de dingen vanuit een ander kader te bekijken. Ik hoop van harte dat wij dit nieuwe jaar mogen leren leven zoals Paulus het ons hier voorhoudt. Dan krijg je te midden van zorgen en vragen houvast en zekerheid. Vanuit 2 Korinthe 4: grond onder de voeten. In een wereld of leven vol duisternis. Toch licht en uitzicht. Daar willen we bij stilstaan vanmorgen.

Als het gaat over zorgen en moeten, nou daar wist deze man, Paulus, alles van hoor. Een leven vol van verdrukking. Juist in deze Korinthebrief – er is geen andere brief waar hij het zoveel heeft over verdrukking. De brief van de verdrukkingen. Nergens gebruikt hij het woord zo vaak. Paulus schrijft over verdrukking – hij weet uit eigen ervaring waar hij het over heeft. Hoofdstuk 1 vers 3: ‘Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden, en de God aller vertroosting; Die ons vertroost in al onze verdrukking, opdat wij zouden kunnen vertroosten degenen, die in allerlei verdrukking zijn, door de vertroosting, met welke wij zelven van God vertroost worden.’ Brief nog maar net begonnen, of woord verdrukking valt al. En hij gaat er op door, vers 8: ‘Want wij willen niet, broeders, dat gij onwetende zijt van onze verdrukking, die ons in Azië overkomen is, dat wij uitnemend zeer bezwaard zijn geweest boven onze macht, alzo dat wij zeer in twijfel waren, ook van het leven.’ Wat staat daar?! Uitnemend, zeer bezwaard. Het stapelt maar op. Boven onze macht. Heere, dit draag ik niet meer! Boven onze macht. Heere, ik bezwijk. Hier ga ik aan onderdoor. Het volgende vers: ‘Ja, wij hadden al zelven in onszelven het vonnis des doods, opdat wij niet op onszelven vertrouwen zouden, maar op God, Die de doden verwekt.’ Het is gebeurd met je, Paulus. Die brief staat vol verdrukking, strijd, gevaar. Ook hoofdstuk 4, vers 8: ‘Als die in alles verdrukt worden, doch niet benauwd; twijfelmoedig, doch niet mismoedig.’  Hij had dus wel met twijfelmoedigheid te maken. Hij werd dus vervolgd. En neergeworpen – niet door God verdorven, maar hij moest dat wel meemaken. Ik werd verdrukt, was twijfelmoedig, werd neergeworpen. Altijd – niet af en toe – de doding van de Heere Jezus in het lichaam omdragende. Vers 11: ‘Want wij, die leven, worden altijd in den dood overgegeven om Jezus’ wil; opdat ook het leven van Jezus in ons sterfelijk vlees zou geopenbaard worden.’

Paulus, dat is toch geen leven? Elke dag sterven, pijn, angst… Het houdt maar niet op. Altijd, altijd. Je verbaast je dat deze man nog niet in een psychiatrische inrichting is beland. Dit is toch geen leven. Is dit een leven met God?! Zou je zo apostel willen zijn als het dit kost? Dit is toch geen leven? Als ik Paulus was, dan zou ik bij de pakken neer gaan zitten, toch, alle moed verliezen. Toch doet Paulus dat niet. Hij vervalt niet in zelfbeklag, zelfmedelijden. Hebben wij al snel last van. Nee. Paulus zegt niet: ik heb het niet moeilijk, wat moet ik een zware weg gaan.

Nee, vers 16: ‘Daarom..’ We gaan het optellen. Ik stop ermee? Nee. Wat een verrassing: ‘Daarom vertragen wij niet.’ Tjonge, jonge. We verslappen niet. We geven de moed niet op. We worden niet wanhopig. Daarom vertragen we niet! We gaan niet bij de pakken neerzitten. En daar heeft Paulus blijkbaar zijn redenen voor. Waarom dan niet? Daarom! Waarom val je nog niet om? Omdat jij zo’n taaie volhouder bent? Zo’n doorzetter? Zo’n optimist? Ja, daar denken sommige mensen het mee te redden. Je moet maar doorgaan, dominee, het is niet anders. Niet teveel nadenken. En zulk soort kreten. Dat is pure arm – als dat de enige energie is. Nee, nee, Paulus heeft iets anders.

Die hoop en moed berust niet op iets in Paulus – dan zag het er slecht uit. Paulus was net zo’n zwak mannetje als wij allemaal. Nee, die hoop en moed berust niet op iets in Paulus. Zijn hoop en moed hadden andere grond en fundament – buiten hem.

  • Vers 7: de uitnemendheid van de kracht van God. Daarop bouwen! Niet zijn eigen kracht. Op Gods kracht mocht hij bouwen en steunen.
  • Vers 10: het leven van de Heere Jezus. Hij is opgestaan. Hij heeft de dood overwonnen. De dood heeft niet het laatste woord. Ik mag steunen op die alleroverwinnende opstandigskracht van Christus.
  • En vers 14: al zullen we sterven, ondergaan; straks op de jongste dag zullen we opstaan en eeuwig leven, voor Zijn troon staan. Wat een uitzicht!

Paulus mocht dat vast geloven en daarop steunen. Dat driedubbele fundament. Die vastigheid en zekerheid in Christus – in Zijn opstanding en toekomst. En daarom kan hij in de ellende schrijven: daarom vertragen wij niet. Ondanks strijd, tranen, we geven de moed niet op. We hebben hoop, zekerheid, uitzicht. En dat is de weg die ons vanmorgen gewezen wordt. Als je denkt, hoe kom ik het nieuwe jaar door? De zorgen en de pijn stapelt op – aan alle kanten. Lieve mensen, hoe komen we het nieuwe jaar door? We moeten bij Christus zijn! Ik kan geen ander antwoord geven – wil ik ook niet. Elk ander antwoord is dwaasheid. Met alles wat ons bezwaard en belast moeten we bij Christus zijn – Zijn kracht, leven, opstanding. In al onze zwakheid, verlorenheid, schuldigheid. Waar moeten we onze hoop en ons behoud en kracht anders zoeken dan bij Hem?!

Nieuwjaarsdag 2022: ‘Welzalig hij die al zijn hulp en kracht, alleen van U verwacht.’ Dan kies je voor 2022, ja moet je horen: de welgebaande wegen. De beste weg – al moet je de grootste ellende meemaken. Een welgebaande weg als wij geen weg weten. Als we zonder Christus leven, moeten we eerlijk zijn: dan is er geen hoop, geen toekomst. Hier in dit leven al niet en straks al helemaal niet. En daarom:

‘Ga niet alleen door ’t leven
die last is u te zwaar
Laat Eén u sterkte geven
ga tot uw Middelaar
Daar is zoveel te klagen
daar is zoveel geweên
en zoveel leed te dragen, ga niet alleen.’

Welzalig, gaat die dichter verder:

‘Welzalig, die ’t ervaren
dat Hij hun alles is
dan kenne z’in gevaren
bezorgdheid noch gemis
Hij draagt dan in Zijn armen
door alle nood hen heen
Wie steunt op Zijn erbarmen, is nooit alleen.’

Dan kun je het met Paulus zeggen: daarom vertragen wij niet! En dan schrijf hij verder, hij gaat erop door: hoewel onze uitwendige mens verdorven mens. Die uiterlijke, kwetsbare, aardse mens. Zwakheden, kruizen, pijn. We krijgen er allen mee te maken – de een meer dan de ander. De uitwendige mens wordt verdorven. Wanneer we geboren worden, beginnen we te sterven. Elke dag is een stapje sterven – tot het laatste sterven aanbreekt. Maar dat is gelukkig niet het enige dat Paulus te zeggen heeft. Hij zet er wel wat tegenover: hoewel die uitwendige mens verdorven wordt, zo wordt nochtans de inwendig mens vernieuwd. De inwendige mens: dat nieuwe beginsel wat de Heere in mijn hart heeft gewerkt. Dat neemt steeds meer toe, dat nieuwe leven. Terwijl die oude mens steeds minder wordt. Die inwendige mens wordt vernieuwd, van dag tot dag. Aan de ene kant kruis, nood, beproeving – van dag tot dag. Daar tegenover: vernieuwd, van dag tot dag, die inwendige mens. Als de Heere Zijn werk begint is het vaak zo klein en zwak. Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mosterdzaadje. Zo klein. Zo begint het. Als de Heere begint te werken begint het vaak zo klein, zo zwak, zo gebrekkig, met zoveel duisternis, zoveel onkunde, met zoveel vlees vermengd en ga maar door. Maar zo blijft het niet. Het groeit, zegt Paulus. Waar leven is, weten we allemaal, is er groei. Waar leven is, is groei. Ook geestelijk. In het geloof, in de hoop, in de liefde. Die worden langzamerhand toch sterker. Die inwendige mens wordt vernieuwd van dag tot dag – toch verder, van dag tot dag. Wel langzaam. In het voorjaar: zo’n knop. Langzaam door het dode hout heen, naar buiten. Het gaat wel door. Heel langzaam, maar het gaat wel door. Het wordt alles heel langzamerhand wat helderder, wat vaster, wat hoopvoller, wat vrijmoediger. Wij noemen dat: opwas in de genade. Het verdiept, verheldert. Wast dan op, schrijft Petrus, in de genade en kennis. Dat dat langzaam toch toe zal nemen – daar zorgt de Heere voor.

Vaak is er wel een verband tussen het een en het ander. Een verband tussen die uitwendige mens, die verdorven wordt meer en meer, en die inwendige mens, die vernieuwd wordt. Vaak zit er een verband tussen. Hoe meer de een afneemt, hoe meer de ander toeneemt. Een bepaalde wisselwerking. De Heere gebruikt beproevingen, noden en kruizen opdat die inwendige mens geoefend en geleerd en beproefd zou worden. In het nieuwe jaar, als wij bij ervaring steeds achter komen hoe zwak en hoe dwaas en hoe hulpeloos we in onszelf zijn, dat valt niet mee als je daar steeds tegenaan loopt. Als die uitwendige mens afgebroken wordt. Dat valt niet mee. Maar één bedoeling: opdat die inwendige mens vernieuwd wordt. En we meer en meer uit Christus gaan leven. Hoe meer we in dit jaar teleurgesteld worden in jezelf, dat zijn pijnlijke lessen, soms moedeloos makend, maar dat doet de Heere om ons af te brengen van onszelf opdat we ons op Christus begeven en op Hem steunen. Deze kastijdt ons, zegt de Hebreeënschrijver, tot ons nut. Met welke bedoeling? Opdat we zijn heiligheid (dat is die opwas van die inwendige mens) zouden deelachtig worden. Zeker is waar: alle kastijding, als die tegenwoordig is, als je er midden in zit met nood, pijn en zorgen, in het dagelijkse en geestelijke leven, is geen zaak van vreugde. Je zegt niet: dit is goed voor mij. Dan zeg je: waarom God? Kan zo’n raadsel zijn. We zijn ook mens. De tranen over je wangen lopen, dat kan. Maar daarna, dat staat erachter: dan werkt zij van zich (die kastijding) een vreedzame vrucht der gerechtigheid voor degenen die door dezelve geoefend worden. Heere, help me dan en geef me die genade om nou een leerling op Uw school, dit jaar, te mogen zijn. Psalm 119: ‘Maak dat mijn hart oprecht Uw lessen eer’, bidt David. Help me een leerling te zijn op de school van genade!

Paulus gaat verder. Nog een reden waarom hij goede moed heeft. Onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbijgaat, werkt ons een gans, zeer uitnemend gewicht der heerlijkheid. Paulus, hij noemt een christenleven een lichte verdrukking…? Nou, nou, nou. Als je leest in vers 8, 9 en 10, dat hij de dood voor ogen had, zijn doodsvonnis opgesteld. Altijd lijden, dood, gevaar. Noem je dat een lichte verdrukking? Hoofdstuk 11 vers 23: in slagen, uitnemender dan ander (niemand kreeg zoveel klappen als ik, zegt Paulus), in gevangenissen, in doodsgevaar menigmaal. Van de joden slagen ontvangen, driemaal met roede gegeseld, eens ben ik gestenigd, driemaal schipbreuk geleden… Wat heeft hij moeten lijden om Christus’ wil. Dat lichaam van Paulus: letterlijk getekend door littekens. Als je gestenigd bent: geschramd. Ik draag de tekenen van het lijden in mijn lichaam, schrijft hij aan de Galaten. Moet aan zijn lichaam te zien zijn geweest. Meer dan iemand anders gemarteld. Onze lichte verdrukking, schrijft hij hier?! Noem je dit een lichte verdrukking?!

Er zijn ook in onze gemeente mensen die zulke vreselijke dingen mee moeten maken. Een ziek, ziek lichaam. Die zware kuren moeten ondergaan. Die ondragelijke pijnen lijden. Hoofdpijn, soms op jonge lijden. Psychisch lijden. Zware verliezen. Rouw. Wat is er veel leed en verdriet in de gemeente. Als ik bij iemand op bezoek kom en dan zeggen: uw zeer lichte verdrukking. Dan ben je toch niet goed bij je hoofd als je dat zou zeggen? Het is maar een lichte verdrukking hoor, u moet er niet te moeilijk over doen. Paulus zegt het zelf! Het is maar een lichte verdrukking. Hoe komt hij daar nou bij? Wat denk je? Hoe kan iemand die meer geleden heeft dan iemand ander zo erover schrijven?

Nou, dat komt omdat hij er iets tegenover zet. We lezen verder. Let op: een gans zeer uitnemend gewicht der heerlijkheid. Die heerlijkheid die wacht heeft een gewicht, een waarde. Moet je horen hoe hij erover schrijft. Een uitnemend gewicht? Nee, dat is te mager. Een zeer uitnemend gewicht? Nee, nog te krap. Een gans zeer uitnemend gewicht. Paulus zoekt naar woorden. Hij kan het niet goed zeggen wat de heerlijkheid van de heerlijkheid is. Ga dat maar eens uit zeggen! Hoe heerlijk is die heerlijkheid. Letterlijk staat er: de hyperbool van de hyperbool van heerlijkheid. Jongeren weten: een hyperbool is een stijlfiguur voor overdrijving. Moet je niet letterlijk nemen, dat is een overdrijving. Paulus zegt het hier als het ware: de hyperbool van de hyperbool van de heerlijkheid… Ik kan het werkelijk niet uitdrukken, die heerlijkheid die op ons wacht. Dat gaat werkelijk alle begrip te boven. Hier is ons kennen van Christus nog zo ten dele. Bij wijze van spreken: het is nog geen eens 1 procent. Ik zeg het nu nog te zwak. Paulus zegt: de meest overdreven uitdrukking schiet nog veel te kort wat het

We kijken als in een beslagen spiegel, schrijft Paulus ergens. Kunnen de kinderen begrijpen. Je wilt zien hoe het eruit ziet. Indien beslagen, zie je de contouren heel zwak of wazig. Als de Geest in je hart gaat werken en leren, als je een glimp opvangt: in een beslagen spiegel. Maar als dan, dan zullen we zien van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik ten dele. Als dan zal ik kennen gelijk ik ook gekend ben. O die heerlijkheid, hij zegt: wat geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord, geen mensenhart ooit zal kunnen bedenken, wat God bereid heeft voor degenen die Hem liefhebben. Psalm 16: ‘De schoonste plaats mat Gij met ruime snoeren.’ O heerlijke erfenis, gij kunt mijn ziel in verrukking brengen.

Als je vanuit dat licht het leven bekijkt en de verdrukking – als je weet dat die heerlijkheid wacht, dan kan je zover komen dat je zegt: alle pijn en verdriet van dit leven, wat stelt dat dan toch nog voor?! Dan een lichte verdrukking. Het is zo voorbij. 2021 was zo voorbij. Binnenkort zitten we hier weer, Oudejaarsavond 2022. Nog even, als we het beleven mogen. Dat zeer haast voorbijgaat. Want onze lichte verdrukking die zeer haast voorbijgaat werkt ons een gans zeer uitnemend gewicht der heerlijkheid. Met het oog op die heerlijkheid, daarom vertragen we niet. Dus maar even verder gaan in dit tranendal, nog maar even onze kruis en pijn en nood opnemen. Als we bedenken: die heerlijkheid die wacht, geeft kracht om te dragen en kracht om te gaan.

Die hoop moet al ons leed verzachten.
Komt, reisgenoten, ’t hoofd omhoog!

Hij zegt het ergens anders, in Romeinen 8, hoe bekijk jij het Paulus? ‘Want ik houde het daarvoor, dat het lijden dezes tegenwoordigen tijds niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden.’ Als het ware die weegschaal. Ik heb het al vaker gezegd: een ouderwetse weegschaal. In die ene schaal het lijden, het kan zo benauwd zijn. In die andere schaal het gewicht van de heerlijkheid. Hier het lijden, daar de heerlijkheid. Er staat: gewicht. Het gaat zó: de heerlijkheid is doorslaggevend. Dat is ook het geheim van die vervolgde christenen, ook nu nog. Moeten soms dingen meemaken. Een enkele week geleden, een predikant onthoofd. Het hoofd werd bij zijn vrouw gebracht – afgrijselijk. Je zou je verstand verliezen. Hoe houden ze het vol?! Zegen God en sterf. Als het zo moet… Nee. Daarom vertragen we niet. Het geheim: het uitzicht op de heerlijkheid. Dat weegt op tegen alle nood en verlies. Wij in het westen het grote risico: wij bekijken alles in het licht van dit leven. Wat levert me voordeel, plezier, gemak op. In beperkte tijd. Wat kortzichtig. Dit korte leven gaat zo voorbij. Je laat het eeuwige leven ervoor schieten?! Ben je dan een dwaas of niet. Die heerlijkheid die wacht! Als God alle tranen, zegt Rutherford, met een zachte doek zal afwissen.

Ik moet denken wat er thuis bij ons aan de Boulevard [in Katwijk] aan de muur hangt. Heel eenvoudig, in mooi geschreven letters, het zesde couplet van het Wilhelmus:

Mijn schild ende betrouwen
zijt Gij, o God mijn Heer,
op U zo wil ik bouwen,
Verlaat mij nimmermeer.

Mijn vrouw kocht het op een antiekmarkt, jaren geleden. Heel eenvoudig, stelt eigenlijk niets voor. Nou de verrassing: op de achterkant stond iets geschreven. Inkt verbleekt. Vers 18, lees maar mee: ‘Dewijl wij niet aanmerken de dingen, die men ziet, maar de dingen, die men niet ziet; want de dingen, die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen, die men niet ziet, zijn eeuwig.’ Die tekst staat op de achterkant uitgeschreven. Er staat onder: 1943. Dus blijkbaar heeft iemand in de Tweede Wereldoorlog onder de verschrikkingen van Hitler de nood en ellende van de oorlog, dat erop geschreven. Aan de voorkant het getuigenis – ‘Mijn schild ende betrouwen zijt Gij, o God mijn Heer, op U zo wil ik bouwen, Verlaat mij nimmermeer.’ Die geloofsbelijdenis. Op de achterkant 2 Korinthe 4:18. Dat heeft iemand geschreven in die barre oorlogstijd om zichzelf moed in te spreken. Als je kijkt wat je zag – je zou de moed verliezen. De dingen die we zien zijn tijdelijk. Die we niet zien, zijn eeuwig. Het leven is maar even, het gaat voorbij. Er is een heerlijkheid, zo hield die man, er stond jammer genoeg geen naam onder, zich voor. Ik moet niet teveel hier blijven hangen. Ik moet omhoog kijken.

Deze wereld waarin we leven is ten diepste geen werkelijkheid. Deze wereld gaat voorbij. Afgelopen jaar zijn er allemaal (bekende) mensen overleden. Hoorde je ook in het nieuws. O ja, overleden inderdaad. Gaat voorbij. Deze wereld gaat voorbij. We moeten deze wereld niet al te serieus nemen. De dingen die we niet zien: dát is de werkelijkheid. Dit is maar even. Het is een schouwtoneel, zei een van de oudvaders. Een toneel, geen werkelijkheid. Dat wat van God is, dat is de werkelijkheid. Ons leven in eeuwigheidslicht zien – in het licht van de heerlijkheid van Christus. Dat moet onze werkelijkheid zijn. Dan komt al het andere in een ander licht te staan. De dingen die we zien zijn tijdelijk. En de dingen die we niet zien, zijn eeuwig.

Gemeente, laten we dit niet vergeten in het nieuwe jaar. Jongeren en ouderen, ik zeg het ook tegen mezelf. Waar richten we ons op? Waar ga je je vooral druk om maken? Waar gaat mijn hart het meeste naar uit? Dingen die ik zie of dingen die ik niet zie? Waar ga je je op richten? Op dingen die tijdelijk zijn of dingen die eeuwig zijn? Neem dit nou mee. Laat je niet bedriegen, jonge mensen, door de schijn van deze wereld. Op de telefoon komt van alles voorbij. Je zou op de openingspagina moeten zetten: tijdelijk. Het gaat voorbij. Zoek de dingen die boven zijn, waar Christus zijn. Daar moet ik zijn, daar wacht de blijdschap, daar wacht de vreugde, de troost, daar wacht Hij zelf.

Ik heb een begeerte, zegt Paulus, om ontbonden te wezen. Staat een zeemansterm: ontbonden. Betekent niet dat het lichaam gaat ontbinden. Maar zeevaarderswereld: touwen losgemaakt, trossen los. Dat mijn bootje de wereld mag verlaten, naar de eeuwige haven. Heere, wanneer mag mijn scheepje de thuisreis gaan maken? Dat zegt hij. Met Christus te zijn is mij zeer ver het beste. Die hoop, lieve mensen wens ik u van harte toe voor het nieuwe jaar. Laten we daar onze harten op richten, die hoop, dat uitzicht.

Die hoop moet al ons leed verzachten.
Komt, reisgenoten, ’t hoofd omhoog!
Voor hen, die ’t heil des Heeren wachten
Zijn bergen vlak en zeeën droog.
0 zaligheid niet af te meten,
0 vreugd die alle smart verbant!
Daar is de vreemd’lingschap vergeten,
En wij, wij zijn in ’t vaderland!

Amen.

Hoopt op den HEER, gij vromen;
Is Israël in nood,
Er zal verlossing komen;
Zijn goedheid is zeer groot.
Hij maakt, op hun gebeden,
Gans Israël eens vrij
Van ongerechtigheden;
Zo doe Hij ook aan mij.

– Psalm 130 vers 4 (berijming 1773)

Hersteld Hervormde Gemeente Katwijk, Triomfatorkerk, zaterdag 1 januari 2022, 10 uur. Schriftlezing 2 Korinthe 4.