Naäman de Syriër die eerst melaats was, wordt genezen na zich gewassen te hebben in de Jordaan. Hij is dankbaar en wil zijn dank erkennen door de profeet Elisa geschenken te geven. Maar Elisa weigert dat heftig. Het is om niet, God geeft uit genade, om niet. Uit de reactie van Naäman blijkt zijn danktoewijding aan de God van Israël, de enige ware God.
De dankdag van Naäman
- Dankerkenning;
- Zijn dankgeschenk;
- Danktoewijding.
Gemeente, hier en ook iedereen thuis met ons meeluistert, vandaag staan we stil bij de dankdag van Naäman. Ik ben dankbaar dat kinderen van de basisschool en voortgezet onderwijs hier zijn. Moeder zei: naar de kerk. Ik hoop dat je niet gebromd hebt. Dankdag. Alle reden om de Heere te danken ook al ben je nog jong.
Vandaag Naäman. In welk land woonde hij? Naäman de Syriër. Uit Syrië. Wat was zijn beroep? Boer, koopman? Nou hij was niet minder dan een generaal. Hoogste man van het leger. Na de koning was hij ongeveer de belangrijkste. Een rijke, prachtig huis. Alles wat zijn hartje begeerde. Die man heeft het toch wel ver geschopt in zijn leven.
Maar dan, op een dag valt heel zijn mooie droom aan scherven. Wat gebeurt er? Ziet iets op zijn arm. Trekt wit weg. Hart slaat een slag over. Ben ik melaats? Zegt het tegen niemand. Misschien gaat het weg maar gaat door. Naäman komt erachter dat hij melaats is. Hieraan ga je sterven. Na een weg van pijn kom je ellendig aan je einde en sterf je.
Heel zijn leven aan gruzelementen. Wat is ons geluk broos en betrekkelijk. Kan ineens weg zijn. Wat moet hij Naäman? Alles geprobeerd. Dokter. Maar dan is er een meisje. Op een veldtocht meegenomen in huis. Meesteres, luister eens, bij ons in Israël woont een profeet, Elisa, een man Gods die kan mijn heer genezen.
Kort en goed: Naäman gaat. Elisa geeft de opdracht zeven keer onderdompelen. Eerst boos, maar knechten zeggen niets te verliezen. Zeven keer kopje onder. Bij de zevende keer zijn huid zo zacht als een baby. Geen litteken over. Naäman de dood in de ogen gekeken, als het ware van de dood overgegaan in het leven. Hij gaat naar Elisa. Hij wil hem graag bedanken.
1. Dankerkenning
Als hij het huis van Elisa binnengaat, het eerste wat hij zegt, vers 15: ‘Toen keerde hij weder tot den man Gods, hij en zijn ganse heir, en kwam, en stond voor zijn aangezicht en zeide: Zie, nu weet ik, dat er geen God is op de ganse aarde, dan in Israël!’. Dat is het eerste wat hij zegt. Dat ik genezen ben heb ik niet te danken aan Elisa, dienstmeisje, of de Jordaan, maar aan de God van Israël.
Niet zeggen waar heeft de dominee het over gehad? Niet genezing van Naäman maar om de God van Israël. Het gaat om de eer en grootheid van God. Heel dat boek Koningen, Kronieken, wat is er aan de hand? Wie is er God? Israël tellens ontrouw en naar de afgoden keert. De Israël is God, dat moesten ze gaan leren. Elia bij de Karmel: de Heere is God.
Tot beschaming van Israël een heiden die gaat belijden terwijl Israël zwijgt. Heel confronterend en beschamend. Waar Israël het keer op keer laat zitten, gaat de heiden zeggen de Heere is God. Ga naar de Jordaan. Die God van Israël houdt Zijn Woord. Nu weet ik, ik zie Zijn macht, trouw, barmhartigheid. Al ons denken overtreft. Vandaag wij hier in de kerk, net als Naäman, dankdag. Geloofd zij God met diepst ontzag, Hij overlaadt ons dag aan dag met Zijne gunstbewijzen. Eten, drinken, dak boven ons hoofd.
Vergelijken met 90% in deze wereld hebben wij het zo goed. Tel uw zegeningen. En u ziet Gods liefde door alles heen. Zijn we Gods grootheid en goedheid gaan zien. Brengt het ons bij de dankerkenning? Want het gevaar is groot, gemeente, en ik kom het bij mezelf ook tegen. Gewoon eten en drinken. Gewoon naar school gaan. Gewoon gaan werken. Wat is het hard nodig dat ik nieuwe ogen krijg. Net als Naäman. Heere bekeer mij. Dan ga ik U in alles zien.
Dan wordt alles een wonder, anders vind ik het zo gewoon. Te meer daar ik niks heb verdiend sinds Genesis 3. Deze aarde zou alleen maar doornen en distels moeten voortbrengen. Vloek. Op elke hap, slok, staat genade geschreven. Want ik heb niets verdiend. Nergens recht op. Als je zo dankdag gaat vieren, dan loopt je hart over van dankbaarheid. Wat zou ik die God van genade voor Zijn trouw vergelden.
Nu weet ik het, zegt Naäman. Eerder niet? Nee, nu weet ik. Ervaren, ondervonden. Nu weet ik omdat ik in de kerk hebt opgelet, catechisatie. Kun je ook wat weten. Maar dit is een weten met ervaring. Bevinding. Hij spreekt van de grootheid van de Heere. Boven alle andere niet-goden. De heidenen hadden voor dit dingetje een god en voor dat. De God van Israël is veel meer. Die God van Israël is onvergelijkbaar bij andere goden. Hij is nog meer. De God van zaligheid. Welke andere God wil zich over deze zondaar ontfermen.
Die van het verderf uw leven wil verschonen. Sparen, redden. God van Israël. Psalm 103. Die van het verderf uw leven wil verschonen. Verder met goedheid en barmhartigheid uw kronen. Dat is de God van Israël. Er is maar een God geweest die het liefste had gegeven heeft. Zijn Zoon gegeven opdat een iegelijk die in Hem gelooft het eeuwige leven hebben.
Door Zijn striemen ons genezing geworden. Wij hebben ook genezing nodig van die dodelijke zondekwaal. Door Zijn striemen is ons genezing geworden. Hij wil verlossen van een groter verderf dan melaatsheid. Ik weet, zegt Naäman. Dat betekent gelijk afscheid van de vorst der duisternis. Afscheid van de god van Babel. Denk je dat die andere goden je kunnen helpen?!
Israël moest een getuige zijn te midden van de volken. Dat was de taak. Zij hebben Mijn lof verkondigen. Onze roeping van ons als gemeente. Er is geen andere God dan de God van Israël. Van die ervaring te getuigen. Nu weet ik, wat gebeurt hier? Nou gaat een heiden de grootheid en goedheid van God uitroepen. En Israël zwijgt, gaat de afgoden na.
Is het vanmiddag ook tot beschaming van ons? We horen Hem te belijden. Het wordt in Nederland pikkedonker. Wat een schuld. We kunnen klagen over de laatste coronamaatregelen, maar ben ik dit land tot heil en zegen? Ben ik een Vader, waar is Mijn eer en vreze. Dankdag. Misschien zit je hier wel een dankeloos hart, een dor hart. Klaagt je aan. Vlucht met datzelfde hart tot de God waarheen Naäman vluchtte.
Die Zoon van God Die daar is ondergedompeld. Vader Ik heb U verheerlijkt op aarde. Dat Naäman hier God gaat grootmaken, is alleen door die Ene die Zijn Vader heeft groot gemaakt. Zondaren Hem gaan belijden en groot maken. Naaman gaat God belijden, verheerlijken. Nu weet ik dat er geen andere God is dan de God van Israël.
2. Zijn dankgeschenk
Naäman keert terug met geschenken. Cadeaus. Hij wil hem veel aanbieden aan Elia. Goud, zilver, wisselklederen. Heel wat. Gaat om tienduizenden. Een geschenk. Niet om de rekening te vereffenen. Maar omdat de liefde van Christus dringt. Niet een verplichting. Als iets van de liefde van Christus. Als iets van de liefde van de Heere in je hart is, dan word je vrijgevig. Dan gaat het vanzelf. Zaliger om te geven dan om te ontvangen. Wij draaien het vaak om. Als de Heere je veel gegeven hebt, dan word je ook vrijgevig richting een ander.
Dan gebeurt iets opmerkelijks. Elisa wil het niet aannemen. Met een eedzwering. De Heere mag mij wel wegdoen als ik iets van u aanneem. Hij roept God als een getuige. Waarom wijst hij het af? Het is toch een eerlijke zaak? Toch wijst hij het af met een nee. Opdat Naaman het zou weten dat het enkel genade is. Deze geeft om niet. Neem alles maar mee terug naar Syrië.
Dan komt Naäman thuis in Syrië. Grote nieuws. Hoeveel heeft dat gekost, genezen? Wat vroeg die priester, geneesheer? Niks. Hoefde jij niks te betalen. Die profeet, die man Gods wilde niets hebben. Het is alles genade. Daarom wilde Elisa niets hebben. Die God van Israël is een God van louter genade. En daar hoeft niet het minste bij.
Alle gaven die wij van de Heere mochten ontvangen, op alles staat genade geschreven. Wij die de vloek hebben verdiend, dat mochten krijgen. Heb je weleens naar je boterham gekeken? Uit genade. Je huis met grote letters opstaat: alles uit genade. Daarom neemt Elisa niets aan.
David in Psalm 119: Neig mijn hart tot Uw getuigenissen en niet tot gierigheid, voor hebzucht. Wanneer is je leven winstgevend? Als je dat vraagt, dan zijn veel mensen geneigd naar je banksaldo te kijken. Elisa, jouw leven wat levert dat op? Die God voor wiens aangezicht ik sta. Die God die voor mij zorgt. Alles aan die God toevertrouw. Elisa had alles al. Wie heb ik nevens U omhoog?
Stel je voor, Elisa die loopt te slepen met het ene na het andere geschenk. Heb je nog meer? Dat is toch geen man Gods die met geschenken loopt te slepen. Maar God te hebben, dan heb je alles. Dan werken druk en droevenis mij tot een zegen. Elisa hij had genoeg aan God. Uw wandel zij zonder geldgierigheid. En wees vergenoegd met het tegenwoordige. Want hij heeft gezegd: Ik zal u niet begeven en niet verlaten. Vrijmoedig zeggen: de Heere is mijn helper. Met Paulus hartelijk instemmen: genoeg.
3. Danktoewijding
Naäman, hij gaat terug naar Syrië. Voordat hij afscheid neemt, gebeurt er iets vreemds. Hij vraagt om een karrevracht aarde mee te nemen naar Syrië. Is dat een beetje bijgelovigheid? Er wordt van alles over opgemerkt. Elisa keurt het niet af. Mooie kanttekening bij: waarmee hij wel toont een goed voornemen om de ware God te dienen, maar niet naar wetenschap. Ze veroordelen het niet. Het hart wat er achter zit, prachtig. Niet naar wetenschap. Hij was nog onkundig hoe God gediend moest worden. Hij was een heiden. Nog nooit ene regel uit de Bijbel gehoord.
Naäman heeft nog wel heel veel te leren. Maar zijn verlangen is goed. In Syrië een altaar bouwen om de Heere te offeren. Stel je voor midden in dat heidense Syrië knielt die ene man neer. Dat wil hij iedere keer weer doen. Eenzame man neerknielen bij het altaar en het offer. Zo verbonden met Israël. Met dat volk wil verbonden zijn. Al zit ik hier als een zwerver in Syrië. Maar mijn hart verbonden met de God van Israël. Geen andere God dan de God van Israël.
‘Wat gelooft u met deze woorden: Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper des hemels en der aarde?
Dat de eeuwige Vader van onzen Heere Jezus Christus, die hemel en aarde, met al wat er in is, uit niet geschapen heeft , die ook door Zijn eeuwigen raad en voorzienigheid ze nog onderhoudt en regeert, om zijns Zoons Christus’ wil mijn God en mijn Vader is ; op welken ik alzo vertrouw, dat ik niet twijfel, of Hij zal mij met alle nooddruft des lichaams en der ziel verzorgen, en ook al het kwaad, dat Hij mij in dit jammerdal toeschikt, mij ten beste keren; dewijl Hij zulks doen kan als een almachtig God, en ook doen wil als een getrouw Vader.’
Heidelbergse Catechismus zondag 9 vraag en antwoord 26
Vaarwel Baäl, Rimmon, zonde, wereld. Ik heb jullie al veel te lang gediend. Daarmee zegt Naaman als het ware hetzelfde als dat wij beloofd hebben bij de doop. Naaman doet hier een belofte. Wie denkt hier in de kerk aan de belofte die wij aan de Heere hebben gedaan. Misschien wel tachtig jaar geleden. Hopelijk niet vergeten. Welke belofte? Dat wij deze enige God vertrouwen, aanhangen, wereld verlaten, onze oude natuur doden. In essentie staat hier hetzelfde als in vers 17. Staan hier dezelfde dingen. Aan de Heere beloofd.
Juist op dankdag zullen wij onze dure beloften aan de Heere niet vergeten. Psalm 50: offert Gode dank. En betaal de Allerhoogste uw geloften. Je doodgeloften. Niet in eigen kracht, ik hoor het u zeggen. Wat klaagt het je aan, dagelijks de schuld vermeerderen. Maar dat bij de Heere brengen. Opent uwe mond, eist van Mij vrijmoedig, al wat u ontbreekt, op deze dankdag schenk Ik zo u het smeekt mild en overvloedig. Naaman heeft zijn besluit genomen en zijn handtekening onder gezet.
Maar hij doet nog meer. Altaar daar gaan bouwen. Voor de Heere daar gaan bouwen. Niet zomaar een ding een altaar. Plaats van ontmoeting, gemeenschap met God. Vanwege het bloed is de weg vrij. Gemeenschap met God mogelijk. Daar had blijkbaar Naaman behoefte aan. Als ik straks in Syrië ben, de Heere ontmoeten. Niet als een soort relikwie. Maar omgang met de Heere.
Wij hebben na Golgotha geen altaar meer. Het is volbracht. Toch hoop ik dat er in ons huis een altaar is. Een plek waar wij gemeenschap hebben met de Drie-enige. Spreek je met elkaar, omgang. Gemeente, is ons leven een leven bij het altaar. Of we mompelen een paar zinnen. Of schepen de Heere af met een paar minuten. Zoek dagelijks Zijn aangezicht. Het staat er, doe je het ook?
De apostel waarschuwt: waakt in de gebeden. Kan zomaar opdrogen, vorm en het leven eruit is. Heere van mijn kant zo vaak op slot. Mijn hart zo leeg en biddeloos. Leer mij arme dwaas hoe ik bidden moet. Zulke gebeden hoort Hij graag. Heere, hier sta ik zo zondig en zo ellendig. Wee mij, maar juist daarom tot Hem gekomen. Maak mij niet beschaamd o Heere. Dat is altaarleven. Dan kom je als een arme. Die de zondaar leven doet. Dankdag is dat ook geen dag om het verbond te vernieuwen?
Onze vaderen schreven erover. Het verbond vernieuwen. Heere, als ik terugkijk. Wie ik geweest ben. Dat U het hart reinigt en vernieuwt. Volwaardig het pad van Uw geboden lopen. Naaman, nog een ding, dan gaan we stoppen. Hij denkt nog verder. Hoe kan ik straks de Heere in mijn vaderland dienen. Nee ik wil nooit meer de afgoden dienen. Alleen maar de Heere dienen.
Maar ja, mijn positie, als generaal. Koning als staatshoofd. Daar kan ik mij niet aan onttrekken. Dit heeft te maken met christen zijn in de praktijk. Met alle vragen. Naaman heeft zijn plek gekregen in Syrië. Zijn post. Ik moet straks met de koning mee. Dit niet het enige probleem. Er komen er nog duizend. Het spanningsveld van de Heere dienen en midden in de wereld leven. Daar worstelen we ook mee, tenminste dat hoop ik.
We leven in deze Gode vijandelijke wereld. Wel een plek in te nemen. Wat is een dankdag zonder dagelijks leven? Hier lekker te zitten en niet in het dagelijks leven. Dat kan niet. Hij had het makkelijk op kunnen lossen. Hoort bij mijn functie. Maar dat zegt hij niet. Legt het neer bij de profeet Elisa. Ernstige vraag: hoe dat nou te verenigen? Oneerbiedig gezegd: tekst zonder romp of staart. Vandaag in de kerk dankdag. Morgen in de klas, kantine met collega’s. Wat moeten we nou. Al een zegen als we er mee worstelen. Gooi het niet op een akkoordje.
Lieve mensen, al heb je niet overal een antwoord op heb. Maar al een worsteling voor Gods aangezicht, dat is al winst. Het leven van een christen heeft nooit in zijn tijd gepast, en in cultuur gepast. Heere, wat wilt U dat ik doen zal? Wee u, Naaman halfslachtige nee hè! Geen verwijten. Hij zegt het ook niet: Naaman ik begrijp het, ga maar mee met de koning, de Heere weet wat in je hart leest. Geen scherpe afkeuring, of bevestiging. Welk antwoord? Ga in vrede. Matthew Henry: God handelt zacht met pasbekeerden. Naaman je staat in vrede.
Ga in vrede. Geen routinegroet, maar en bemoediging, een belofte. Die God die u hebt leren vertrouwen. Hij zal u leiden. God gaat met je mee. Mijn leer u in waarheid, Ik zal Mijn trouw vergezellen met Mijn raad. Naaman zal je het nooit vergeten. Dan kun je in Syrië zijn als het er zo voorstaat met de Heere. De Bijbel zwijgt over hoe het verder is gegaan. Niet nodig ook. In de wereld zult verdrukking hebben.
Het is wijs van Elisa. Dit moet je doen, en dat. Pakket van regels mee. Dit en dat vertellen. Hij geeft God zelf mee, dat is oneindig beter. God zal Zelf zijn Leidsman wezen. Naaman is door het geloof geleid en moet ook door het geloof leren te gaan. En de vrede die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en zinnen bewaren in Jezus Christus. Let op, alleen in Christus, buiten Christus is God een verterend vuur. Dan kun je nergens zijn, ook niet in Syrië en Israël.
Die zich aan Hem toevertrouwen, hebben vrede. Al moeten ze een moeilijke weg gaan, in Syrië, Israël, in Katwijk. Ik zal Zijn Naam in goedheid prijzen. U hebt verhoord. U bent mijn Geest. Door Uw ontelbare gunstbewijzen. Tot hulp en heil en vreugd geweest.
Amen.
Dankdag voor gewas, arbeid en visserij woensdag 3 november 2021 – Triumfatorkerk Hersteld Hervormde Gemeente Katwijk – ds. P. den Ouden – Schriftlezing 2 Koningen 5 vers 13-19, belijdenis met Heidelbergse Catechismus zondag 9