Op het machtswoord van Jezus ‘Volg Mij’ staat de tollenaar op uit het tolhuis en volgt terstond Jezus. Jezus is gekomen naar deze aarde om te roepen en zalig te maken dat verloren is. Zijn roep is hier een roep om bekering. Bekering is verandering van gezindheid. Het oude leven achter je laten en in de vreugde en blijdschap van het nieuwe leven voortgang achter Jezus aan. Jezus zegt het Zelf: die in Mij gelooft zal in de duisternis niet wandelen maar het Licht zien.
Mattheüs 9 vers 12 en 13: ‘[12] Maar Jezus, zulks horende, zeide tot hen: Die gezond zijn hebben den medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn. [13] Doch gaat heen en leert, wat het zij: Ik wil barmhartigheid, en niet offerande; want Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering‘.
Jezus gekomen om te roepen zondaars tot bekering
Dit kan toch niet? Dit kan toch niet kloppen? Gemeente, dat moet in de harten van de Farizeeën zijn opgekomen. Toen Jezus in het huis van Mattheüs was met veel tollenaren en zondaren. Dat kunnen ze niet vatten. Dat is nogal een gezelschap. Mensen met een bedenkelijke reputatie. Daar ga je liever niet mee om en word je liever niet mee in verband gebracht. Daarom die vraag aan de discipelen. Waarom eet uw Meester met de tollenaren en zondaren?
Zult u ze niet te snel veroordelen. Ik bedoel de Farizeeën. Het klopt toch niet wat die mannen zeggen en denken. Nee, het klopt. Als een van ons een dakloze, een zwerver, een prostitué had meegenomen, dan zeggen we wat mooi. Dat die de weg naar de kerk vindt. Maar wat als hier vanmiddag een groep van vijftig staat, een hele stoet. Mensen waar we liever niet mee in verband wordt gebracht. Dat gebeurt hier. Jezus zit als gast aan de tafel met veel tollenaren en zondaren. De Bijbel noemt ze vaak samen. En de gastheer, Mattheüs, is ook zo’n man die ook maar net tot bekering is gekomen.
De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat het niet alleen minachting was van de Farizeeën. Er kan ook nog iets achter zitten. Behalve dat het mensen zijn waar je liever niet mee gezien wordt. Daarnaast ook niet verontreinigen met iemand zoals delen. Met iemand de tafel delen, in die dagen, betekende een intieme omgang met iemand onderhoudt. Nemen die tollenaren wel de reinigingswetten en de spijswetten, ik noem maar iets. En hoe zit het met het geven van tienden. Deze maaltijd, deze tafel, kan maar zo onrein zijn. Dat kan ook doorklinken. Waarom zo? Voert Hij daarmee niet af van het dienen van de wetten van God en Zijn discipelen.
We zouden vandaag de dag zeggen: waar je mee omgaat wordt je mee besmet. Wat een blindheid. Calvijn zegt: wat zien ze voorbij aan hun eigen gebreken en ondertussen wel een scherp oog hebben voor die zondaren. Zondaren die ze zelf niet zijn in eigen oog. Waarom eet uw Meester met hen? Christus vangt de vraag op van de Farizeeën. Zijn antwoord laat zien: hiertoe is Hij in de wereld gekomen. Het verlorenen te zoeken. Zondaars tot bekering. Hij wendt Zich niet af.
Wie heeft u nu een dokter nodig? Iemand die ziek is, die iets mankeert. Zo is Hij gekomen voor zondaren. De Farizeeën zijn natuurlijk mannen van het woord. Laat ze daar maar acht op geven. Ik wil barmhartigheid en niet offerde. Woord van de profeet Hosea. Indringend en scherp woord. Dat het hart dat weet van erbarmen dat de Heere aangenaam is. Aangenamer dan een offer. Een mens kan een offer brengen. Stipt en secuur volgens de regels bereid. Wat als er ondertussen geen liefde tot de Heere. Wat als je ondertussen van hart nog een vreemde bent gebleven. De Heere heeft hen om die reden behouwen, hun hart geraakt. Ze hadden aan hun godsdienst genoeg en daarom Hem niet nodig. Hun hart geraakt opdat zij aan genade genoeg zouden hebben. Zondaar voor God. Hem nodig en lief krijgen. Zich over Hem verwonderen. Over Hem die zegt: Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen maar zondaren tot bekering.
Als ze zichzelf zouden leren kennen als een zondaar voor God, dan erover verblijden dat er voor hen ook genade is. Zoals Hij even daarvoor aan Mattheüs had betoond. Zondaars tot bekering. En die zondaar had geroepen, Mattheüs, tollenaar, die daar in zijn tolkantoor zit. Hoe vaak je dat ook leest, hoe vertrouwd de woorden ook zijn, het blijft ontroeren. Ja toch? En Jezus vandaar voortgaande zag een mens en zei. Wat een genade. Hij zag een mens en zei. Wat een ontferming. Hij ziet Mattheüs. En weet u: daar gaat gemeente het licht op. Want wat Hij ziet en wie Hij ziet dat moet onze Heiland wel diep beroeren. Hij ziet een mens. Een mens gevangen in zijn ellende hè. Geboeid, gebonden. Een mens die zich rijk rekent. Misschien net zijn kasboek nog opgemaakt. Maar ondertussen doodarm. Die God mist en nog missen kan ook. Hij kwam en Hij zag.
Hier gaat het licht. Dan wendt Jezus Zijn blik niet af. Hij gaat niet vol afkeer aan deze man voorbij. Niet bang voor verontreiniging. Integendeel. Hij kwam en zag en zei: volg Mij. Ik moet denken, u misschien ook wel, aan die Romeinse ‘grootheid’ Julius Cesar. Hij doet ergens verslag van zijn veldtochten. Hij noteert: ‘Vēnī, vīdī, vīcī‘, ik kwam, zag en overwon. De man had kennelijk nogal hoge gedachten van zichzelf. Van bescheidenheid had hij geen last. Maar als je let op de macht, op de almacht, op de overmacht waarmee Jezus deze zondaar roept, dan zijn die woorden hier meer op Zijn plaats. Ik kwam. Ik zag. En Ik overwon.
En let wel. Met een enkel woord. Volg Mij. Volg Mij, Mattheüs. Zo behaalt deze Koning Zijn overwinning. De discipelen hadden daar zoveel van gezien. Indrukwekkende dingen. Het begint met de reiniging van de melaatse. Ik wil word gereinigd. En die knecht van de hoofdman. Spreek slechts een woord. De schoonmoeder van Petrus. Raakt slechts haar hand aan. Toen in de storm. Met een enkel woord stilt Hij de storm. En aan de overkant de duivel uit een bezetene en die geraakte daarna: sta op. Wat een gang in genade. En dan de tollenaar Mattheüs. Volg Mij. Hij gaat niet voorbij. Hij houdt halt bij deze verloren zoon van Israël. Wat een genade. Wat een onwederstandelijke genade. En hij opstaande volgde Hem.
Zelfs deze man in de greep van zijn geld en goed. Reken maar als je alleen al geen zondaren en tollenaren kunt bergen in de bijkeuken om zo te zeggen. Groot huis. Waar doet hij het van? Dat wisten de mensen wel. Als je rijk wilt worden, dan val je in velerlei verzoekingen. Je komt ze overal tegen. Op elke plaats. In elke tijd. Misschien zijn ze er hier ook wel. De wereld en haar begeerlijkheid. Dat zal wat. En o dat banksaldo dat wil wat. Ik las over een man die ernstig ziek was. Hij kreeg geen gesprek met God. Jongens houdt je de beurs een beetje goed in de gaten.
Misschien denkt u: daar heb ik geen last van. Dat zou kunnen. Maar denk niet dat u geen gebondene bent. We zitten met wat draden vast. Vult u maar in. Carrière. Aardse makelij. Uw hart, mijn hart, waar is het van in de band? Naam. Macht. Vooral in de greep van de macht van je vlees en zonden. Dat in elk geval. Wat is dat je lust. Wat is dat je leven hè. Merk je dat? En daarin klinkt Zijn stem. Hij roept Mattheüs. Hij roept Hem uit het tolhuis. Achter Zichzelf. Volg mij.
Augustinus noemt het Evangelie de mond van Jezus. Uit Zijn duisternis tot het wonderbare Licht van Zijn genade. En de uitweg wijst. Volg Mij. Wat was Mattheüs aan het doen? Ik kan het u niet zeggen. Maar wat ook, de stem van Jezus dringt door in Zijn hart. Hij laat alles achter zich. Het oude is voorbij gegaan. Hij opstaande volgde Hem. En zijn heidense schrijvers geweest, in die tijd, die schreven spottende: wie doet dat nou? Om een enkel woord? Waarvoor eigenlijk opgeven? Maar weet u: die getuigenis is juist een bewijs van het wonder al geloven die mensen daar geen draad van. Het is inderdaad alleen op het werk van Christus, op het bevel van Christus.
Weg wereld weg schatten. Hij kende deze woorden niet maar de zaak wel. Hij volgde zijn Meester. Volgen. Discipel zijn. Leerjongere van Christus. Het leven van genade in één woord. Volgen. Ik hoop dat u mij voor bent, en zeg het maar tegen uzelf en tegen anderen: dat is zo’n rijkdom. Komen achter Hem aan. Jawel. Die Mij volgt. U kunt het afmaken hè. Die zal in de duisternis niet wandelen maar het licht des levens hebben. Rijk. Want het gaat achter Hem. Zijn schapen volgen Zijn stem. Zij kennen Zijn stem. Nou en of. Hij is de Weg, de zaligheid. U denkt: prachtig, ontroerend. Maar houdt Hij nu ook halt bij mij? Gaat Zijn blik, bevel ook naar mij uit? Heimelijk ben je misschien wel een beetje jaloers op Mattheüs. Als Hij nou zo mijn leven binnenstapte. Met dat Woord van genade, van macht. Maar kijk dan aan tafel.
In het huis van Mattheüs. Zie dan. Voor wie is Hij gekomen? Luister dan naar Zijn antwoord op de vraag van de Farizeeën. Voor de zieken, voor de zondaren. Tot bekering te roepen. Daarvoor is Hij gekomen. Wat mankeert u dan? Hebt u de wereld nog zo lief? Loopt u vast in uw onbekeerlijkheid, uw ongeloof, uw onmogelijkheden? Je hebt misschien niets van wat je zou moeten hebben. Niet een beetje, ook geen begin. En je hebt misschien alles van wat je niet zou moeten hebben. En zelfs je besef van rouw en schuld lijkt nergens naar. Dan bent u niks anders dan een zondaar.
Het beste nieuws is dat Hij voor u gekomen is. Niet om rechtvaardigen te roepen. Niet voor rechtvaardigen die nog een aardig eind komen. Die nog denken het er aardig vanaf gemaakt te hebben. Kunt u dat begrijpen? Hij is gekomen voor zondaars. Ik zeg en denk bij mezelf: Heere, U weet ze wel uit te zoeken. Dat is toch niet uit te leggen? In Christus zoekt God het verlorene. Er is niets in Mattheüs dat verklaard dat hij geroepen wordt. Het is het werk van de Geest. Die het draagt in het zondaarshart van hem.
Of u het ook mag? U moet. Het is een bevel van Christuswege. Of zitten we nog op ons gemak in het tolhuis? Of denken we nog gezond te zijn? Rechtvaardig in eigen ogen zoals de Farizeeën. Denk aan de gelijkenis waar ze beide in voorkomen. De een is heel tevreden met zichzelf en de ander schaamt zich voor zichzelf. Die ging gerechtvaardigd heen. Wat houdt u nog in het tolhuis? U weet toch dat niets dat verontreinigd is binnen komt in het Koninkrijk van God. Hoe zou u het nog uit kunnen houden in het tolhuis?
En als u misschien zich in die Farizeeër herkent, en ik vermoed dat die nog dichter bij ons staat. Dan moet u het woord van de ex-Farizeeër horen. Paulus. Dit is een getrouw woord en aller aanneming waardig. Dat Jezus Christus gekomen is om zondaren zalig te maken. Voor de grootste der zondaren. Als het ook voor hem kan, kan het ook voor u. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen maar zondaars tot bekering.
Tot slot wil ik daar een uitroepteken achter te plaatsen. Het is de geweldige troost voor Mattheüs dat hij achter Hem aan mag. Hij roept uit de duisternis. Hij roept tot het geloof, tot de zaligheid. Roept tot leven. Dit woord van Jezus is de roep tot bekering. Het is goed om daar een streep onder te zetten. Je hoort nogal eens mensen vertellen dat ze tot geloof zijn gekomen. Ik wil daar op voorhand niet on-Bijbels kritisch over zijn. Ik hoop dat ze bedoelen dat ze tot Christus zijn gekomen. Ik wil niemand veroordelen. Maar in hun leven merk je het niet. De vrucht wordt ook niet ontwaart. Het lijkt wel of ze nog wel in het tolhuis zitten. In de Bijbel gaan geloof en bekering altijd hand in hand.
Hij roept zondaars tot bekering. De Bijbel bedoelt een verandering van gezindheid. Je oude leven. Je oude wandel komt je boos voor. Je wil, je verlangen, je begeren wordt anders. Daarom wordt het ook weleens vertaald met berouw. Maar dat is alles niet. Het betekent ook leven en vreugde. Prachtig portret is altijd weer de verloren zoon. Over zondaars gesproken. Geroepen tot bekering. Ik zal opstaan en tot mijn vader gaan en zeggen: ik heb gezondigd en ben niet meer waar uw zoon genaamd te worden. En de vader zegt: deze mijn zoon was dood en is levend geworden.
Het gebeurde bij de tollenaar Mattheüs en ook bij zijn collega-tollenaar Zaccheüs. Hij roept tot bekering. Het tolhuis is verleden tijd. Afsterven van de zonden. Hoe langer hoe meer de brug naar de wereld opgehaald. Hoe komt het daarvan? Zit u er ook mee? Worstelt u er ook mee? Worstelt u daar als elke levende christen dag voor dag mee. Ach Zijn stem klonk toch. De stem die de storm stilde, de duivel uitwierp, de verlamde oprichte. En als Hij roept: volg Mij, dan komt het ervan. Hij gaat voor in het leven van de bekering. Gereinigd in Zijn bloed word je gereinigd door Zijn Geest. Het is echt waar. Die in Mij gelooft zal in de duisternis niet wandelen maar het Licht zien. Het is de gang van de 144.000 die het Licht volgen. En u weet waarheen. Amen.
Zondag 19 januari 2020 – Hersteld Hervormde Kerk Putten – ds. P.C. Hoek – Schriftlezing Mattheüs 9 vers 1-13