Na de wonderbare spijziging stuurt de Heere Jezus Christus de discipelen het meer van Galilea op. Hij weet dat ze in een storm terecht zullen komen. God heeft daar Zijn hogere bedoeling mee. Maar daarin is Hij nabij allen die Hem vrezen. Dat geldt ook ons leven. Het kan hevig stormen, wat een golven en baren kunnen wel niet over ons levenshuis heenslaan. Hij kwam Zijn discipelen op het meer waar ze dreigden om te komen tegen en spreekt de woorden: Zijt goedsmoeds, Ik ben het, vreest niet.
Mattheüs 14 vers 27: ‘Maar terstond sprak hen Jezus aan, zeggende: Zijt goedsmoeds, Ik ben het, vreest niet‘.
Jezus nabij in de storm
Gemeente, voor Petrus, Johannes en hun broeders is dit een onbegrepen weg geweest. Tenminste dat lijkt mij wel. Al geef ik meteen maar toe dat het in een dienst als deze niet meevalt om over een onbegrepen weg te spreken. Daar kunt u het over hebben, ik kan het erover hebben. Die zijn er. Die kunnen diep liggen en diepgaan. Je verwondt je er soms aan en verwondert je er soms aan, dat ook.
Toch valt het niet mee om onze onbegrepen weg even aanleggen tegen die van die 660 mannen die weggevoerd werden van hier van hun moeders en vrouwen. 76 jaar geleden. Die weg van hier die voor velen tot de dood leidde. Ten diepste begrijp ik dat niet. Wat een onbegrepen weg was dat. Zou ik deze zondag die ook de Israëlzondag is het leed van dat volk niet noemen?
Heel abrupt zendt de Heere Jezus de discipelen weg. En terstond staat. De geschiedenis ervoor over de wonderbare spijziging wordt er haast door afgebroken. Hij dwingt ze. Hij laat ze in het schip gaan. Al de schare van Zich gaan. Waarom is het zo dringend en dwingend? Omdat de dag echt ten einde raakt en de mensen naar huis moeten? Of omdat die schare niet naar huis willen gaan?
Johannes heeft het opgemerkt en opgetekend. Jezus ontweek omdat ze Jezus met geweld tot Koning maken om hun bevrijder te zijn van de bezetting en bezetter. De discipelen zijn daar ook vatbaar voor geweest. Dat Hij die Koning zou zijn. Met andere woorden zou dit ook een hele verzoeking kunnen zijn geweest. Misschien dat Hij ze daarom zo plotsklaps wegstuurt. Of is er nog een reden? Nog een dwingender reden?
Om alleen te zijn. Bij en met de Vader. Alleen op de berg te bidden. Uren aan uren. Uiteindelijk zelfs tot drie uren in de nacht. De discipelen willen Hem niet achterlaten in die woeste plaats. Maar Hij dwingt ze te gaan terwijl Hij weet waar die discipelen in terecht zouden komen. Is die storm dan nodig? Die storm dient in elk geval een doel, Zijn doel.
Maar die discipelen hebben er iets van ervaren maar niet begrepen. Wat een weg. Ze vertrokken met goed weer, een kalme zee. Maar dat meer van Galilea werd ineens anders. Die storm kan ineens opsteken. Dat hebben ze aan zien komen. Water al woester. Het is beter om nu te steven te wenden en terug te varen naar de oever en af te zien van de oversteek. Alleen ze hebben de wind tegen maar het bevel van hun Meester in de rug.
Je ziet het voor je, toch? Zegt Mattheus ze zijn juist midden in de zee. De storm die huilt. De golven en zee kwelden de discipelen. Zoals pijnen een mens kwellen. Dat is hevig, dat neemt je helemaal in beslag. Is het dan teveel gezegd als je dit een onbegrepen weg van de discipelen noemt? Ze waren hun Meester gehoorzaam geweest.
En vergeet niet: zonder Hem. Het was de eerste storm niet. Bij die eerste stom was Jezus nota bene aan boord geweest. Markus tekent het aan: het schip in het midden van de zee en Hij alleen op het land. De wind van hen tegen. Hoe was dat? Oktober 1944. Op die zondag in 1946 blikte ds. G. Boer daar zo op terug. De storm stak op in Putten. Angstaanjagend. Zou er niet geroepen zijn, ook stil? Behoud ons, wij vergaan! De storm was hen tegen.
Hoe is dat voor u en mij vandaag? Laten we hopen dat we de storm die Putten trof niet meemaken. De wond van Putten. Maar het kompas van een christen is tegenslagen. De storm is tegen. Begrijp je hoe dat tegen is voor ons zou zijn, dat is er vaak niet bij. Bidden die getrouw en sterk is, de Zaligmaker. Hij brengt de wind uit Zijn schatkamers voort, Psalm 135 of 137. Ook deze storm om in het hart van de storm te leren wie Hij is.
Terwijl je roeit en zwoegt. Markus tekent op dat ze zich zeer pijnigen. Dat is precies wat wij doen van het allereerste begin. Dan bedoel ik als de Geest in je komt en je aan jezelf ontdekt. Zo gemoedelijk is dat niet. Roeien op hoop van zegen. Hoe moet het anders?! Zo blijft dat maar vaak gaan, ook in het leven met de Heere.
Ook bij die laatste storm, die overtocht van de dood. Gekweld door die storm de laatste overtocht. En waar is Hij? Dat zal toch in het hart van de discipelen zijn opgekomen. Wat heb je dan niet tegen? Een zee van ramp moog’ met haar golven slaan, maar raakt hen zelf niet aan. Maar Jezus is hun voor. Voor die storm gaat Zijn gebed en bovenuit.
Ds. G. Boer zei in die preek: Zijn voorbidding is hun bidden en noodgeschrei al voor. Hij zag dat, niet met Zijn natuurlijk oog maar geestelijk oog. Het is al duister geweest, vier/vijf kilometer vandaan. Uw Bewaker Israëls zal niet sluimeren nog waken. De vierde wake komt Hij. Dan zijn ze al zo’n tien uur op het meer. Misschien wel gevreesd dat ze nooit zouden aankomen? Waar is Hij? Hebt u dat nooit gedacht? U die God vreest. Omdat u geen zicht hebt op de Hogepriester.
Ds. G. Boer: ginds die mannen en hier de hun betrekkingen. Was Hij er niet toen wij de mannen die wij heden gedenken als schapen ter slachting werden geleid. Was Hij er niet? Er zal gebeden zijn in de Oude Kerk, in de huizen. Er is gebeden door een jongen of zijn vader thuis mocht komen. Gebeden door een verloofde. Waar is Hij? Het kan voor u een vraag zijn. Daar is Hij! Dat betekent het behoud voor de discipelen.
Dat zal niet anders geweest zijn die de Heere vreest. Dat geldt voor die jongen die afgemarcheerd is naar het station. Niemand zal Christus van de Zijnen uit het oog verliezen. Hij zoekt de discipelen op. Wandelend op de zee! Vol majesteit. Hij gebruikt de golven als Zijn pad. Haast heeft Hij ook niet. Met eerbied zeg ik het: Zijn wandelen op de zee was geen reddingsactie van de discipelen.
Heilig onvoorstelbaar wandelt Hij voort. Naar Zijn afspraak aan de overkant elkaar ontmoeten. De storm zal Hem en hen niet tegenhouden. De zee zou geen beven, op dat nooit ontdekte pad zou je gaan zingen. De discipelen schreeuwen het uit van angst. Hadden ze niet moeten beseffen dat het de Heere wel moet zijn. Kenden ze Job niet en Asaf, Uw pad is in de zee. Moesten ze het niet herkennen?
Hoe dan ook. De vrees maakt dat ze het niet herkennen. Dat kan weleens gebeuren. Ze dachten een geest te zien. Een fantasma. Ze kijken de dood in de ogen. Mag ik u vragen: als wij in hun schoenen zouden staan, ben je bereid? Mag ik dat eens vragen. Als je de hartelijke overgave leert van Hem. Met alles wat er is en mist en ontbreekt. Kijk, u zult deze dagen gedenken en probeer te gedenken dat er allerlei families zijn die nog treuren. U zult gedenken aan hen die u ontvallen zijn. Dat is belangrijk en heilzaam. Maar wilt u daarbij ook steeds bedenken: wat als ik het was geweest. Als wij die gang van de jongens en mannen hadden moeten maken.
Die gang van de Oude Kerk naar het station, naar Amersfoort, en het overgrote deel een week later op die paar mannen na die ontkwamen, naar Neuengamme en daar omkwamen. Komen die storm waarin de discipelen klinkt boven de storm uit. Zijt goedmoeds! Hij haalt ze niet uit de storm maar midden in de storm. Hij had het eerder gezegd tegen die kreupele. En die bloedvloeiende vrouw. En later Bartimeus.
Met dat woord zoekt Hij ze nog op. Boven die storm uit die opstak in hun leven. Hoort u het? Boven de storm uit. Als het niet meer is dan een bemoediging die een mens je wil geven. Maar Hij voegt eraan toe Ik ben het. Hij komt met vrede. Ze herkennen Hem op Zijn woord, aan Zijn woord. De schapen kennen Zijn stem. Zoals Maria Magdalena toen de ban brak in de tuin na Zijn opstanding toen Hij haar naam noemde.
Schuldig voor de dood. Ik ben het. Wees goedmoeds. Troost het u die op ieder moment tot hinken en zinken gereed is. Troost het u nog meer die maar roeit en zwoegt zoals de discipelen. Je vordert niets. Kom je wel ooit aan? Juist in die storm leer je Hem kennen. De Heere laat je weleens een weg gaan om te leren wie Hij is. Meer te weten hoe Hij is. Jezelf weer eens temeer rijk te wezen dat Hij de jouwe wil zijn.
Die Zaligmaker die erbij is in leven en in sterven. Dat je daarom aan niets zal ontbreken zelfs te midden in de zee. Vrees niet klinkt er. Bekommert om moest dwalen, in al die duistere dalen. Hij is nabij. Geen loze woorden. Maar omdat Hij de Heiland is. Wanneer u zult gaan door het water, ik spreek met een woord van Jesaja, het vuur zal u niet aansteken. Want ik ben Uw Heiland.
Gemeente, Hij was erbij in de storm van het oordeel. Het vuur van Gods oordeel al over Hem heengegaan. De Man van smarten, de Zoon weggevoerd naar Golgotha. Ik ben het. Zijn genade spreekt hier uit: Ik ben het. Het kleed van Zijn Woord door het werk van de Heilige Geest. Hebt u Hem zo leren kennen?
Ik vraag het heel voorzichtig aan u die geliefden bent kwijtgeraakt in Oktober ’44: hebt u Hem in die storm ontmoet? Weet dat Hij erop uit is U te vertroosten, weest goedmoeds. Met Hem mag je getroost gaan. Daar werden wij bedreigd met het vuur. Maar daar deed Hij het gevaar ontkomen. Met Hem leef je met die vrede, die ook zo vaak wordt bestreden.
In de wereld zult u verdrukking hebben. Dat is het kompas van de christen. Maar weest goedmoeds. Ik heb de wereld overwonnen. Christus haalt niet uit de storm maar vertroost in de storm. Er zullen er vertroost zijn in Amersfoort, in Neuengamme, in ballingschap. Ik ben erbij. Weest goedmoeds, Ik ben er bij. In dit alles, niet na die alles staat er in de Bijbel. In dit alles zijn wij overwinnaars door Hem die ons heeft liefgehad. Kijk eens, als een Koning schreit Hij over het water. De zee hoe fel ze bruist en woedt, zwijgt stil.
Wat rest? Aanbidding. Petrus onder de indruk van Zijn meester veert op. Als Hij het is dan kan Hij ook het bevel geven over het water te denken. Zo groot denkt Hij van Zijn Heiland. Maar niet groot genoeg. Begrijpt u het? Als Hij groot genoeg gedacht had dan had Hij erop vertrouwd dat ze veilig aan de overkant zouden aankomen.
Zijn grote verwachting op zijn Meester heeft de vrees niet helemaal weggenomen en dat blijkt ook wel als hij zinkt. Maar toch blijkt wel zijn geestelijke opwas. Neem die eerste storm: met de Heere, behoed ons want wij vergaan. Nu wandelend op het water. Zinkend
Toen had Hij hun vrees verweten, nu hun aarzeling. Ik las ergens: Petrus is wel gevorderd op de leerschool van de genade maar toch zakt Hij. Maar genade moet hem redden. Om dat te leren liet Jezus hem zinken. Maar Hij grijpt hem aan. Hij moet het van genade hebben. Want bij zulken komt Hij. Hij komt op het water, Hij onderbreekt de storm.
Daar blijft de aanbidding over: U bent Gods Zoon. Als een Koning zet Hij voet aan wal in Gennesaret. Waarlijk U bent God Zoon, zei de schare. Ik sluit af met nog een woord uit de preek van ds. G. Boer: ‘Voor de mens is de storm wezenlijk, ook voor discipelen toen en nu, heel Nederland ziet op Putten en zegt het arme Putten en die slechte Duitsers. Maar niet de storm is wezenlijk maar Christus in de storm.’ Amen.
Zondag 4 oktober 2020 [Israëlzondag] – Hersteld Hervormde Gemeente Putten – ds. P.C. Hoek – Schriftlezing Mattheüs 14 vers 13-36 – herdenking van de razzia in Putten in oktober 1944