Bij God is geen ding onmogelijk

De Evangelist Lukas begint de beschrijving van de aankondiging dat uit Maria de Zaligmaker geboren zal worden in de hemel. Op Gods wenk gaat de engel Gabriël. Het is een en al onbekendheid. Een stad, een maagd die ondertrouwd is met een man. Wat bij mensen onmogelijk is, is bij God niet onmogelijk. Bij God is geen ding onmogelijkheid. Brengt het net als Maria ons in verlegenheid? Onze schuld, onmacht, onwil en onmogelijkheid in te leven dat wij voor God niet kunnen bestaan? Maar juist onze verlegenheid is Gods gelegenheid. Wat een genade en vrede je zo te weten in Zijn handen. Genade Gods zo oneindig groot. Maria zingt ervan in haar Magnificat: ‘Mijn ziel maakt groot de Heere en mijn geest verheugt zich in God mijn Zaligmaker’.

Lukas 1 vers 37 en 38a: ‘[37] Want geen ding zal bij God onmogelijk zijn. [38a] En Maria zeide: Zie, de dienstmaagd des Heeren; mij geschiede naar uw woord‘.

Gemeente, Gabriël mag weer gaan. Gezonden van voor het aangezicht van God, gezonden naar deze aarde. Ik zeg nadrukkelijk weer. Want eerder, zo weet u, was hij uitgezonden geweest naar Zacharias. Om de geboorte van Johannes de Doper, de voorloper van Jezus, aan te kondigen. Zo’n zes maanden ervoor. Wonderlijke boodschap. Elizabet, oude vrouw en onvruchtbare vrouw zou de moeder worden van Johannes.

Nu mag Gabriël weer gaan. We voelen wel aan. Nu zal zijn boodschap nog wonderlijker zijn. Hij zal voor Hem heen gaan, werd gezegd over Johannes. Nu staan er nog wonderlijke dingen op stapel. Reken erop dat de engelen dat ook hebben aangevoeld. Het is misschien een beetje te menselijk gedacht. Dat de engelen de adem hebben ingehouden toen God Gabriël weer wenkte.

Lukas begint nadrukkelijk in de hemel. In de hemel werd Gabriël van God gezonden. U weet hij hoort tot de hoogste van de engelen. Jongeren, hij hoort bij de hemelse heermachten. Zijn naam betekent zoiets als man van God, vriend van God. Net als voor die andere engelen is het zijn lust, zijn leven om op Gods wenk te staren. Zes maanden nadat hij uit is gegaan staat hij opnieuw. De Heere wenkt Hem, van God geschonden.

Intussen kan de tegenstelling niet groter. Gabriël van God gezonden. Laatst verscheen hij in de tempel, zelfs in het heilige. Waar moet Gabriël nu naar toe? Om de geboorte van de Christus, van de Zaligmaker te verkondigen. Waar zou hij nu wel niet naar toe moeten? Jeruzalem, naar Rome? Lukas schrijft heel nauwkeurig naar een stad, naar een maagd, naar een man. Een en al onbekendheid, het onbekende. Gabriël ga. Een stad. Een maagd. Een man. Weliswaar is die beste man uit de linie van David, man van naam, maar dood spoor. Maria is een maagd en dat zou ook zo blijven.

Uit de hemel komt Gabriël bij een onaanzienlijke vrouw, een onaanzienlijke plaats, een onaanzienlijk geslacht. Het grootste plan dat God uitgedacht heeft ontvouwd zich hier. Toch krijg je niet de indruk dat Gabriël gedraald heeft. Hij gaat onmiddellijk. Geheiligd gehaast. Zijn entree kun je echt wel bijzonder noemen. Plots is hij daar. Hij begroet Maria. Dat doet een engel eigenlijk nooit. Nu wel. Volle aandacht voor Maria. Hemelse aandacht voor haar. De verwondering. Wat dacht u. Hier heeft ook Gabriël eeuwenlang op gewacht. Nu in de hemel is het hem ontvouwd. Oog in oog met haar groet hij haar met een hemelse groet. Een groet van genade. Beter kun je het niet krijgen.

Begenadigd ben je Maria. Dat is het beste wat de hemel tegen je zeggen kan. Tegelijkertijd ook heel verootmoedigend. Maria krijgt die bijzondere plaats. In de weg van de genade. De lage staat waarin ze zich weet. Een teken daarvan. Een teken van de zonde. Waarom ook God dit volk en dit geslacht vernederd heeft. Nochtans ziet hij haar aan. De Heere is met u, gezegend bent u onder de vrouwen.

En Maria? Zeer ontroerd, lees ik in de Bijbel. Hoe zou het anders? Je denkt dat als je zo plots oog in oog met een engel staat. Zeker. Mensen verbaasd, verbijsterd, verslagen. Zacharias net zo. Toen stond die priester daar te beven van schrik tot in zijn botten, gemeente. Wat raakt Maria zo? Z’n hemelse gestalte? Gabriëls voorkomen? Nee. Zijn woord. Zeker ze vreest, niet zozeer van wat ze ziet maar van wat ze hoort. Begenadigd? Zij?! Gezegend onder de vrouwen. Wat is dat?

Gabriël bespeurt haar vrees wel. Vrees niet. Dan komt het hoogste woord eruit. Zij zal de moeder van de Verlosser zijn. Van de Zoon van de Allerhoogsten. Wiens rijk geen einde zal hebben. Uit dat gevallen geslacht van David komt die grote Davidszoon voort en wel uit haar. Wat moet er door Maria zijn heengegaan? Door haar hoofd, door haar hart. Ze hoort van bevrucht worden. Een eeuwige Koning op de troon van David. Hoort ze misschien ook de zinspeling op het woord van Jesaja. Een maagd zal zwanger worden en een zoon baren en Zijn Naam zal Immanuël heten.

Wat zal er door haar heengegaan zijn. Dat vroeg ik. Gehoord hebben we nog niets van Maria tot nu toe. Viel u dat niet op? Maria is nog altijd stil. Tot nu toe Gabriël aan het woord. Nog woordeloos Maria, sprakeloos. Nu spreekt ze voor het eerst. Hoe zal dat wezen? Het is een vraag waar velen zich over hebben verbaasd. Begrijpelijk. Want Maria hoort van Gabriël zulke grote dingen, zulke onbevattelijke dingen.

Probeer het eens in te denken. Kan het wel? De Zoon des mensen. Eeuwen naar uitgezien. Gabriël spreekt van Gods Zoon die komt naar een wereld verloren in schuld. Eeuwig vrederijk. Over dat alles heeft ze geen vragen. Wat komt? Wie komt? Dat is haar duidelijk. En ze sluit die woorden over Hem in haar hart. De boodschap van heil, hoe onmogelijk die ook klinkt, omhelst ze in geloof. Calvijn heeft gelijk. Had Maria vleselijk geredeneerd, dan had ze het woord van de engel Gabriël voor een fabel gehouden. Haar hart zegt er Amen op. Maar hoe zal dat wezen? Daar ze geen omgang met een man heeft.

Let wel, Maria stelt daar een heel andere vraag dan Zacharias aan Gabriël vroeg. Zacharias had niet geloofd, de woorden van God niet geloofd. Maria niet. Hoe zal dat wezen, op welke manier. Gabriël zal het straks verklaren. Zalig zij die geloofd heeft. Ongehoord is haar plaats in dat alles. Dat is Maria’s vraag. Dat is Maria’s verbazing, bovenal haar verlegenheid. Hoe zal dat moeten? Het ontvangen en geboren worden van een mens in de gewone zin van het woord is al een geheimenis. Toch? Wel voor David. Hoeveel wij ondertussen weten dan hij, ten diepste tasten wij toch nog naar een geheimenis. Op een wonderlijk gemaakt. Wonderlijk zijn uw werken. Laat staan als Maria hoort dat Gods Zoon geboren zal worden, uit haar als maagd geboren zal worden.

Hoezeer dit de enige weg en plaats is van God, heeft het wel iets van in een spiegel zien. Misschien herkennen we iets, of misschien veel, van haar verlegenheid. Als de Heere ons, keer op keer, de weg van behoud aanzegt, verkondigt, aan het hart legt in de prediking, in het Woord. U, jou, mij als verlorenen wijst op Hem, Christus die kwam om te zoeken en zalig te maken wat verloren is. Als Hij ons keer op keer als zondaren die midden in de dood liggen wijst op Hem die het Leven is. Ons als zondaren die de vloek op ons haalden, wijst op Hem en Zijn vloekhout. Als de Heere ons keer op keer wijst op in te gaan door de enge poort. Keer op keer die ene Naam op het hart laat drukken als de enige weg tot behoud.

Zo kun je haar vraag begrijpen. Haar verlegenheid aanvoelen. Hoe zal ik daar ik een plaats in hebben? Er zijn bij mij enkel onmogelijkheden. Je ziet niet die onmogelijkheden bij de kant van God maar bij jezelf. Zo ziet een verlicht oog dat bij zichzelf. Begin maar bij je zonden, je geestelijke dood. Onwil. Onmacht. Wereldzin. Je vlees. Hoe moet dat? Hoe zal dat wezen?

Mocht iemand nu die diepe verlegenheid vreemd zijn, dan ben ik bang dat u met uw bestaan nog nooit God werkelijk onder ogen kwam. Want wie dat doet die loopt er met zichzelf in en aan vast. Toch. Zo vaak aan bekering begonnen maar tevergeefs. Jezelf je ongeloof je krijgt ze er niet onder. Heere hoe moet dat? Hoe zal dat wezen? Ik zei net dat het iets is als in de spiegel zien. Zo gaat dat ook als je door Hem ingewonnen bent. De Heere gaat met Maria een weg die doodlopend is, dit kan toch niet. Hoe moet dat dan? Als de Heere zoals met Maria, een weg gaat die je zo verlegen stemt, hoe zal dat wezen? Ik zie die weg niet Heere.

En wat jezelf betreft is die er ook niet. Ik ken u niet gemeente, amper. En ik besef dat er ook thuis mensen zijn die meeluisteren en die ik niet eens zien kan. Onbegrepen wegen. Worstelt met en voor God. Jonge vriend, je snapt misschien wel niets van de weg die God met je gaat. Israël met de Rode Zee. De Dood hijgde in de nek. De Heere zal voor u strijden en u zult stil zijn, zegt Mozes. Tot zover gaat het nog wel. En dan zegt de Heere: trek maar op. Zeg de kinderen Israëls dat ze voorttrekken. Hoe? Hoe zal dat wezen? Voelt u?!

De achttiende eeuwse Engelse dichter en puritein William Cowper heeft dat in geweldige diepe woorden gevat. Zijn eigen weg, gemeente, was er een door heel veel diepten. Leed en strijd, depressie. 1 januari 1773 dichtte hij misschien wel zijn bekendste lied. ‘God moves in a mysterious way.’ God gaat een geheimenisvolle gang. Hoe God Zijn plan gestalte geeft, deelt Hij geen schepsel mee, die wolken als Zijn wagen heeft, Zijn weg is in de zee. De dag daarna, 2 januari, kwam hij in de ergste psychose terecht die hij ooit meemaakte. Misschien voelt u met Maria mee in haar verlegenheid, starend op haar onmogelijkheden. Heere, hoe zal het wezen? Wat betekent het dan als de mens door God begenadigd is zoals Gabriël zei dat ze was? Wat het betekent het dan om van hem te horen dat ze niet te vrezen heeft. Het betekent gemeente dat haar verlegenheid is Gods gelegenheid. Dat Hij van Maria’s onmogelijkheden Zijn mogelijkheden maakt. Hoor maar. Gabriël wijst op de Heilige Geest die beslag zal leggen op Maria. De kracht van de Allerhoogste zal je overschaduwen. Dat wijst op de aanwezigheid van God. Zoals de Heere met de wolk overschaduwde.

De Heere weet hoe klein we zijn. Ook van weten en begrijpen. Gabriël neemt Maria bij de hand. Hij vertelt over Elizabet, die oude nicht die onvruchtbaar. Wonderlijk. Zes maanden zwanger. Niet de eerste en enige. Sara ging haar voor. Het is als dat Gabriël zei: als dat nu mogelijk is bij God, dan ook de Allerhoogste uit jou. Geen ding zal bij God onmogelijkheid zijn. Laat Maria niet rekenen bij zichzelf. Paulus: die de dingen roept die niet zijn alsof ze waren.

Een maagd zal zwanger worden. Zij zal een Zoon baren. Hoe mogelijk dat ook lijkt, ook is. De Heere gaf Zijn Kind niet voor niets de Naam Wonderlijk. Geen ding zal bij God onmogelijk zijn. Dat hoorde we al eerder toch? Toen de Heere Sara een zoon toezegde. En aan Abraham. Gods beloften leken op een dood spoor te zitten. Zou iets voor de Heere te wonderlijk zijn? Job wist er ook van. Ik weet dat u alles vermoogt en geen gedachten afgesneden wordt. Jeremia ook. Geen ding is U te wonderlijk. U zegt: mooi maar hoe moet het met mij?

Vraagt u het maar aan Christus. Het Woord van God. Anderen gingen u voor weet u. In de Bijbel zijn we er getuigen van, totaal verslagen. Wie kan dan zalig worden? Hoe zal dat wezen. Onmogelijk. En dan zegt Hij, dat is waar. Bij de mensen is dat onmogelijk. Maar bij God zijn alle dingen mogelijk. Gemeente, Hij heeft er zoveel mee getroost. Zou Hij dan nu niet mee weten te troosten? U loopt misschien wel muurvast. Wat is in je eigen hart wel niet aan onmogelijkheid. Je komt er niet uit. Over je schuld. Wat een genade zo te verliezen aan en van Christus. Geen ding zal bij u onmogelijk zijn. Zelfs niet mijn zaligheid. Wat een genade het zo te verliezen van Christus. Zijn Naam Wonderlijk.

Aan Zijn voeten te belijden. Komt het u bekend voor? Geen ding zal bij u onmogelijk zijn. Hoort u dat? Geen ding. Wat ervaart een mens niet vaak een diepe onmogelijkheid. Ook in de wegen van genade. In beproeving. In verwarring. Als zoveel of alles je uit de handen valt. Heere, het kan niet. Ik kan het niet. Alle dalen zullen verhoogd worden en alle bergen en heuvels zullen vernederd worden. Wat krom is dat zal recht gemaakt worden. Onmogelijk? Nee. Nee, geen Woord zal bij God onmogelijk zijn. Nooit rust het geloof zo kalm en nederig dan wanneer het het hoofd neerlegt op het kussen van Gods almacht, een woord van John Charles Ryle. Het heeft mij zo getroost. Juist als we het houden bij wat Hij beloofd heeft.

Al Gods woorden zijn bij Christus ja en Amen. Zelfs in de grootste smarten bij Hem volkomen gerust blijven. Als de weg van de Heere voert in de diepste diepten. Als Hij je wenkt te gaan in de schaduw van de dood. Het oog op Christus te richten en te zeggen met Paulus: ik weet wie ik geloofd heb. Wat een genade, wat een vrede om je zo te verliezen aan Hem. In je verlegenheid. In je onmacht. Misschien zo moe, zo klein van krachten. Maar geen ding zal bij God onmogelijk zijn. Ik zeg het gewoon nog een keer. Wat een genade, wat een vrede, zo de overgave te weten bij Hem. Waar we ook bij Maria horen. Hoe zal dat wezen, dat was haar verlegenheid. Maria, Gods mogelijkheid. Geen ding zal bij God onmogelijk zijn. De vrucht is haar hartelijke bereidheid.

Straks zingt ze er van. Mijn ziel maakt groot de Heere en mijn geest verheugt zich in God mijn Zaligmaker. Ze mag zich helemaal in Zijn handen leggen. Ze heeft zich helemaal over voor Hem, geeft zich helemaal over aan Hem. Ze noemt zich niet de moeder des Heere. Dat zouden wij misschien wel gedaan hebben. Zij noemt zich de dienstmaagd, de slavin des Heere. De Heilige Geest is al aan het werk, waar Gabriël het over had. Haar hart is vol van de Heere. Waar de priester Zacharias twijfelde, bij Maria de hartelijke overgave. Ze weet zich in de handen, de hoede van haar Zaligmaker.

Dan is het goed wat Hij doet. Dan is het goed hoe het gaat. Waar Hij gaat. Ik denk dat Maria nog steeds niet begrepen heeft hoe het allemaal kom. Nog steeds niet. Hoe zal Gods Zoon uit haar geboren worden? Hoe zou ze dat begrijpen? Ze wentelt haar weg op de Heere. Maria is het zo eens met die God bij wie geen ding onmogelijk is. Calvijn zegt: de zucht tot tegenspraak is de moeder van het ongeloof. De zucht tot tegenspraak is de moeder van het ongeloof. Die zucht heeft de Heilige Geest uit haar hart weggenomen. Ze geeft zich niet tegen wil en dank over, ze verlangt er naar zijn wil te doen. Mij geschiedde naar uw woord. Ondanks alles wat komen kan, vergis u niet. Aan laster, aan haat, aan hoon. Zal Jozef bij haar blijven? Maria ziet van dat alles af en op tot Hem. Bij wie geen ding onmogelijk is.

Ik zeg het nog een keer. Wat een genade en vrede je zo te weten in handen van Hem. Zoals William Cowper. Zijn lied was nog niet uit, weet u. Wat ging God met de man onuitsprekelijk diepe wegen, onnaspeurlijke wegen. Maar zijn lied daags voor zijn diepste crisis gaat nog verder waar hij zingt: Vertrouw op Gods barmhartigheid, verwerp die niet in trots, in duistere voorzienigheid schuilt toch een glimlach Gods, Gods plannen rijpen in een tijd tot vruchten gaaf en goed, al is de knop vol bitterheid, de bloem is zeker zoet. Amen.

 

Zondag 8 december 2019 – Hersteld Hervormde Gemeente Putten – ds. P.C. Hoek – Schriftlezing Lukas 1 vers 26-45