Doe Uw aangezicht met ons gaan
Indien Uw aangezicht niet medegaan zal, doe ons vanhier niet optrekken. Het is het gebed van Mozes die met God spreekt van aangezicht tot aangezicht. Is het ook ons gebed? Kunnen we niet zonder God? Laat ons antwoord niet al te snel ‘ja’ zijn. Wat betekent het? Hebben we God werkelijk nodig? Gods aangezicht kan alleen met ons meegaan uit vrije genade, uit vrije gunst. Die vriendelijkheid waar wij mensen geen aanspraak op kunnen maken. Het is in Christus Jezus dat God Zijn aangezicht in gunst tot ons mensen, tot zondaren, heeft gewend. Als God erbij is dan kan ik overal zijn en hoef ik niet bang te zijn.
Exodus 33 vers 15: ‘Toen zeide hij tot Hem: Indien Uw aangezicht niet medegaan zal, doe ons vanhier niet optrekken‘.
Mozes de middelaar en bedelaar
Gemeente, bij het lezen van Exodus 33 hebt u misschien bij het vijftiende vers gedacht: dat zal de tekst van de preek toch wel niet wezen. Heel bekend. ‘Toen zeide hij tot Hem: Indien Uw aangezicht niet medegaan zal, doe ons vanhier niet optrekken.’ Van hoeveel echtparen van wie het huwelijk ooit kerkelijk bevestigd werd, was dit niet de tekst? Of nieuwjaarspreken. Zeer passend. Noodzakelijk gebed. Heere, als U niet meegaat kunnen we beter niet gaan. Alleen als je dat zegt en herzegt, is dat nogal heel wat, indien Uw aangezicht vanhier niet meegaat, laat ons vanhier niet optrekken.
De mens van huis uit door de bank genomen denkt toch vaak: laten we het er toch maar op wagen. Ook de wedergeboren mens. Hoe ook, op de drempel van het huwelijk en nieuwjaar is het een passend gebed. Toch gedacht. De omstandigheden van Mozes zijn toch anders dan met twee mensen die in het huwelijk treden en op de nieuwjaarsdag.
We treffen Mozes in Exodus 33 aan op de bodem van de put. Figuurlijk. Zo moet de man het hebben gevoeld. Ervaren. De Heere smeekt. Indien Uw aangezicht niet mee gaat, doe ons vanhier, vanhier optrekken! In gedachten wat om je heen kijken. Niet ver van Mozes vandaan is de bodem van de woestijn omgewoeld. Drieduizend mannen begraven. Rouwende mensen, verscheurde mensen. Vrouwen, grootouders, kinderen. We zouden vandaag de dag spreken van een massagraf. Treurige geschiedenis en erachter ligt een treurige geschiedenis.
Hiervoor was Mozes op de berg Sinaï geweest. Met de Heere gesproken. Twee stenen tafelen gekregen gegraveerd met Gods eigen vinger. Mozes ga heen, klim af, uw volk heeft het verdorven. Als Mozes naar beneden gaat, dan staat daar in de vlakte een gouden kalf. En als we goed luisteren naar de stem van de Heere, dan weten we eigenlijk al genoeg. Denk ik. Hoe Hij gekrenkt is. Hoe Hij vergramd is. We proeven in Zijn stem een heilig ongenoegen.
De Heere zegt: Mozes klim af. Uw volk. Dat u opgevoerd heeft. De Heere spreekt niet van Mijn volk dat Ik heb opgevoerd. Alsof de Heere duidelijk maakt dat Hij met dit volk niets van doen meer wil hebben. Mozes gaat voor de Heere staan. Tussen de Heere en het volk. Hij bidt. Waarom Uw toorn ontsteken tegen Uw volk dat U uitgevoerd heeft met grote kracht en een sterke hand. Mozes keert het meteen om. De Heere liet Zich verbidden. Toen berouwde het de Heere.
Niettemin, dan komen we terug waar Mozes zich bevindt, volgde een ontzaglijk gericht. Levieten moesten broeder en vriend en naaste doden. Drieduizend doden. Wat ik zelf nooit bedacht had, is dat wat Calvijn zegt, is dat het een lichte straf was. Een veldstrijder zou veel meer huisgehouden hebben. Hoe dan ook, een enorme dodenakker ligt daar. Met een veelvoud van rouwende mensen. Zo had Mozes weer voor de Heere gestaan. Indien de zonden te groot zijn, delg mij uit Uw boek. Dat was te hooggegrepen, daar treedt de Middelaar tussen.
De Heere zal een beste geleide meesturen. Een engel zal in alles voorzien. Er is één maar. Zelf gaat God niet mee. Ik zal in het midden van u niet optrekken. Een woord dat het volk moet verootmoedigen. Het volk hult zich in alle soberte. Tent der samenkomst buiten het leger. Aanklacht. Mozes spreekt met God aangezicht tot aangezicht. Zoals een man tot zijn vriend spreekt. Hoe moet het geweest zijn. Mozes en de Heere spreken als vrienden.
Daar staat Mozes weer. Ik heb gedacht: dat Mozes Psalm 25 al gekend heeft. Kan nog niet, de zaak wel. Denk aan het Vaderlijk vermogen, Heer, waarop ik biddend pleit. Kent bij name. Ook Mozes. Genade gevonden in Zijn ogen. Genade of gunst staat hier in de Bijbel vriendelijkheid. En dan vriendelijkheid waar je geen aanspraak op kunt maken. Vrije genade. Vrije gunst. Uit vrije goedheid is Hij hem een vriendelijk Ontfermer. Daar beroept Mozes zich op. Het is Uw volk. Dat U wel met ons gaat.
De Heere gunt Mozes een blik in Zijn hart. Moet ik dan Zelf voorgaan? De Heere spelt het als ware voor. Mozes heeft het maar na te bidden. Zoals de Heere doet in het Woord. Wij Hem zoeken in het Woord en Hij Zich laat vinden. Ons hart ons roert. Indien Uw aangezicht niet meegaat, laat ons vanhier niet optrekken. Heere, als U niet meegaat, laten we dan maar niet meegaan. Weet u het nog gemeente? Vanhier. Vanhier! De bodem van de put. De plaats waar Israël het volgens de Heere het verdorven had. Plaats met drieduizend graven. Plaats die je zo snel zou willen vergeten en van weg vluchten. Trauma in de geschiedenis van Israël. Toch blijft Mozes liever hier dan zonder de Heere in Kanaän te arriveren.
Dan moet u weten, de vraag van de Heere anders lezen. Om u in de rust te stellen? In Kanaän. Zo spreekt de Schrift vaker. Mozes blijft liever hier dan dat hij Kanaän erft zonder God. Mozes kan er geen rust op hebben als hij zonder de Heere voort moet. De keerzijde is er ook: als de Heere meegaat, kan Mozes overal zijn. Niet dat het dan vanzelf gaat. Soms denken mensen dat het dan alles voor de wind gaat. Mozes is ondertussen zo ervaren dat hij weet dat dat niet zo is. Het is wel een gaan in het beste gezelschap. Strijd wetend van een vaste rust. Dan mogen onze harten, als Hij erbij is, in de grootste smarten in Hem gerust zijn.
Mozes is diep verlegen om God. En wie is dat? U, jij, ik? Laten we niet te snel ja zeggen. Toch die mens die zelf de weg niet weet. En de mens die beseft dat het zonder Hem verloren is. Zonder Hem verloren gaat. Mozes hij kon het een engel niet toe. Dat is wat. Stel dat de Heere u dat vanmorgen belooft. En je altijd beveiligd. Nooit in gevaar. Geen nood onoverkomelijk. Zou u er dan niet veel meer gerust op zijn? Of is de bede van Mozes die van ons? Zeg nou niet te snel ja. Want er is nog wat. Met de Heere zelf erbij komt het wel aan op gehoorzaamheid, nietwaar? Dat is gebleken.
Als Gods aangezicht meegaat, dan heb je in elk geval te maken met het gebod, ik noem maar wat, dat we geen andere goden voor Zijn aangezicht mogen hebben. Heb je wel een gouden kalf, dan gaat het niet. Misschien deze of gene al een beetje te aarzelen. Mozes durft geen stap te doen zonder God. Wij wel? Op weg en reis naar de eeuwigheid? Waar heb je dan voor te vrezen? Voor de eeuwige straf. Moet wat zijn hè. De eeuwige pijn waar niets van God is en daarom niets van het leven, vreugde, verwachting. Maar ik dacht ook nog iets anders. Waar is Mozes zo bang voor?
Dat hij zonder het aangezicht van de Heere niet wil gaan met een engel. Ziet hij op tegen alle vijanden? Ongetwijfeld. Maar Mozes is veel banger geweest voor Mozes. Voor het volk. Ik kan het niet. Waar blijkt het uit? Ootmoedig gebed. Vrijmoedig voor God. Als een middelaar en bedelaar staat Mozes daar. Hij staat daar niet met bleke woorden. Maar aandrang van zijn hart. Wat steekt ons gebed daar vaak schraal en karig bij af. Weet u een vrome in de Bijbel aan te wijzen die geen aanhoudend bidden kennen?
Onze hoogste Profeet en Leraar, Jezus Christus, leert ons altijd aan te houden in het bidden en niet te vertragen. Wij kunnen wel zeggen niet zonder de Heere te kunnen, maar blijkt het uit ons bidden? Dat het zonder de Heere niet kan. Maar welke taal spreekt uw gebed? Gaat het u zo mat, krachteloos af? Of ben ik dan alleen? Toen ik deze preek voorbereide las ik bij een schrijver, ik kan het niet controleren, dat de boeddhisten een gebedsmolentje had. Bidmachine. Bij elke slag wel verhoring ontvangen. Hoe verzint een mens het? Of heb ik het zelf ook niet? Ben ik er zelf ook niet een?
Het gaat maar door en gaat bijna vanzelf. In de regel snel klaar mee. Mozes. Denk aan Jakob. De Heere niet zal laten gaan eer Hij hem zegende. Smekend. Pleitend. Maar ik verdien het toch niet? Dat de Heere voor mij uitgaat, instaat? Inderdaad. We moet zelf ook zeggen dat het niet kan. De Heere zegt het zelf dat het niet kan. In het ogenblik in u opgaan, dan zou Ik u vernielen. Dan zegt Mozes niet: dan is het klaar. Het legt niet zijn zwijgen op maar wakkert zijn gebeden aan. Onze diepe verlegenheid is Zijn diepe gelegenheid. Allermeest maakt in Zijn Zoon. In Hem kwam de Heere in het midden, niet om te vernielen maar om te behouden.
Waar wij buigen aan Zijn voeten. Gebed. Ik kan niet zonder U maar moet zonder U. Genade uitgestort op Zijn lippen. Psalm 45. Maar Ik heb het verdiend. De meerdere Middelaar Christus. Straks zegt de Heere tot Mozes dat hij genade in Zijn ogen gevonden heeft. Ziende op Zijn Zoon, zegt God het. De Voorspraak. In Hem verheft de Heere Zijn aangezicht over hen tot vrede. Over zondaren. Woorden uit de priesterzege. De zegen van de Priester.
Van Hem verborg de Heere Zijn aangezicht. Over de bodem van de put gesproken. Over de bodem van de put. Waarom verbergt U Uw aangezicht? Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten? Het werd hels donker. Voor zondaren die voor Hem niet kunnen bestaan. In Zijn Zoon bewijst God die genade. Niet in ons of bij ons, het is genade dat Zijn aangezicht meegaat. Wat is Mozes daar diep van doordrongen en hart mee bezet. Als U er zelf maar bij bent. Dat is alles.
Zo heeft Mozes ook de uittocht ervaren, ik noem maar een voorbeeld. Uw vaderen liefhad. Voor Zijn aangezicht met grote kracht uit Egypte gevoerd. Jakob worstelde met God bij Pniël. Zo noemt hij die plaats. Ik heb God gezien, van aangezicht tot aangezicht. Hij mijn ziel gered. Mozes kan alleen met God, gaan mag met de gunst van God. Dan kun je overal wezen, echt waar. Voor Mozes werd het zichtbaar in de wolk- en vuurkolom. Schaduw tegen de hitte en een licht. Ik bedoel het niet goedkoop. Hoe moeilijk het ook wordt, hoe moeizaam, is in het meeste bitter toch iets zoet. Lieve Heere Jezus, Uw aangezicht in gunst tot mij gewend, schenkt mij in het kort verzadiging van vreugde.
Schittert iets van Gods heerlijkheid. In de bitterste smarten. In de schaduw van de dood. Blonk Gods heerlijkheid. Wandel voor Gods aangezicht en wees oprecht. Nieuwe wandel. In Christus. Dan ga je een getrooste gang. In leven en in sterven. Ook in het diepste verdriet. Als God erbij is, dan hoef je niet bang te zijn. Je bent het nog vaak genoeg, ik ook, maar het hoeft niet. Wie in Mij gelooft, wandelt in het licht, en zal het licht des levens hebben. Ook door de woestijn. Zelfs als de Heere ons doet optrekken naar de dood. Als de Heere zegt: trek maar op de dood tegemoet. En dan nog niet vrezen.
U bent met mij. Ik denk aan Davids lied in de schemer. Letterlijk en figuurlijk. Psalm 4. Dood rondom. Wie zal ons het goede doen zien? Onze tijd vertalen. Je ligt op de intensive care, de IC. Wie zal ons het goede doen zien? Heere, verheft U over ons het licht van Uw aangezicht. De boze kan je benauwen. Je bent geen partij. Je ligt neer. Beklemd, bang. Maar Hij is nabij. Je vindt het in Hem. In Hem gerust. Alles aan Hem kwijtraken, alles aan Hem overwogen. Zoals Mozes die met de Heere sprak van aangezicht tot aangezicht. Kunt u het vatten? Het is die God die ons Zijne vriendschap biedt?
De smeekbede van Mozes is niet tevergeefs. De Heere geeft allen die Hem vrezen. Die bede heeft Hij nimmer afgewezen. Op grond waarvan? Waarom? Om die genade. Die vriendelijkheid waar je geen aanspraak op kunt maken. Die vrije gunst. Het is uit vrije goedheid. Zal blijken uit het gaan met Zijn volk. Waarom dus? Uiteindelijk. Waarom verheft Hij toch in gunst Zijn aangezicht over hen? Toch die God die hen Zijn vriendschap biedt. Omdat Hij de Heere is. Amen.
Zondag 20 oktober 2019 – Hersteld Hervormde Kerk Putten – ds. P.C. Hoek – Schriftlezing Exodus 33