Ds. P.C. Hoek / Hersteld Hervormde Gemeente Driebruggen, 9.30 uur (2e Adventszondag 2012)
Ds. P.C. Hoek

  • Afkondigingen namens de kerkenraad
  • Votum en groet
  • Psalm 62:1,5
  • Wet (“Horen wij ook deze morgen naar de tucht van de Wet en belofte daarin”)
  • Psalm 51:5 (“Antwoorden wij daarop met gebed van Psalm 51:5”)
  • Gebed (“dienst der gebeden”)
  • Schriftlezing Johannes 1:1-18
  • Dienst der offerande (“Dienst van de offerande om uw liefdegaven te geven”)
  • Psalm 86:4,8
  • Psalm 138:1
  • Lezen formulier om Heilig Avondmaal te houden (tweede deel)
  • Psalm 63:2 (“terwijl de tafel in gereedheid wordt gebracht”)
  • Nodiging tot eerste Tafel [zonder toespraak]; bediening Tafel 1; lezen 1 Johannes 3:1-5
  • Lofzang van Maria: 1
  • Nodiging tot tweede Tafel [met toespraak]; bediening Tafel 2; lezen 1 Johannes 4:7-10
  • Lofzang van Zacharias: 5
  • Lezen slot formulier (“waar tafelgenoten worden aangesproken en aangespoord”)
  • Dankgebed (“laten we nu samen danken en bidden”)
  • Lofzang van Simeon: 1 [slotzang]
  • Zegen [11:28]

Preekaantekeningen; tekst vers 14

Gemeente, er is natuurlijk een groot verschil. Ik bedoel, de Evangelist Johannes, leefde eeuwen geleden, en wij leven nu. Johannes was een discipel van de Heere, een apostel. Wij zijn dat niet. Johannes heeft het alles met natuurlijk oog mogen zien. Wij niet. Maar. Als er in ons leven iets is van de ware kennis van Christus, als er in ons leven iets is van het hartelijke aannemen van Christus, als er gemeente iets is van dat omhelzen van Hem, met de armen van het geloof, dan mogen we toch met Johannes mee zeggen: en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd. Niet, natuurlijk, met ons natuurlijk oog.

Richt me nadrukkelijk tot u die zich voorbereid heeft tot gang tot de tafel, heilige voornemen hebt om dood te gedenken. Ik vraag u: iets van die verwondering was er toch, deze week? Toch, moet en moest er zijn? Terwijl u bijgelicht door het Woord, onderwezen door Geest, u uw zonde en vervloeking bedacht, en verslagen van hart terugging, terug gebracht werd, naar belofte van de Heere: al de zonden vergeven alleen om wondere offer, lijden en sterven. En nu niets anders kon dan bekennen dat er hartelijke liefde in uw hart was. Wat was Hij heerlijk. Of niet? En hebt u het natuurlijk in begin en in alle gebrek met Johannes mogen en kunnen belijden: iets van Zijn heerlijkheid aanschouwd. Wat is Hij heerlijk!

Tekst die we kort beluisteren, voordat we tafel bereiden en beleven, rijk mogen getuigen. Van Hem getuigen! Woord is vlees geworden. U weet wat dat betekent. Eenvoudig gezegd: Woord, Zoon van God, is mens geworden. Toch is het wel opvallend, Johannes het zegt zoals hij het zegt. Niet: Woord is mens geworden. Nee: vlees. Dat woordje vlees is niet bepaald eretitel. In tegendeel. Woordje vlees tekent in Evangelie mens uit naar nietigheid, broosheid, vergankelijkheid, kleinheid tegenover de Heere. Niet zo: zondig vlees is geworden. Maar wel: vlees geworden. Naar ons mensen in al die zwakte, sterfelijkheid is gelijk geworden.

Je zou kunnen zeggen: omgekeerde wat er in Genesis 3 gebeurd. Daar zegt de Heere: zie, de mens is geworden als Onzer een. En nu, met eerbied gezegd, nu is God geworden als hunner een. Als Paulus het zegt hoeven wij ons niet te schamen: de verborgenheid, een mysterie, der godzaligheid is groot. God is geopenbaard in het vlees. En hoe! We kunnen de dingen maar wat aantippen, kortere preek dan anders.

Hoe vlees geworden? Onder ons gewoond. Staat in taal van de Bijbel bijzonder woord. Voor woordje gewoond staat woordje ‘z’n tenten opgeslagen’. Dat geeft te denken he. Onder ons Zijn tent opgeslagen. Geeft te denken. Geeft gedachten aan Oude Testament. Toen de Heere in zekere zin letterlijk Zijn tent had opgeslagen onder Israël, de Tabernakel. En van die Tabernakel had de Heere gezegd: een heiligdom maken, dat Ik in het midden van hen wone. Die grote God, die Almachtige, die God die dat ontoegankelijke licht bewoond, gaat wonen te midden van kleine, kwetsbare, broze volk. Waarom? Omdat de Heere offerplaats had aangewezen.

Wel, die tent, voor profeet een heerlijk beeld. Een belofte. Van heil dat later komen zou. Ik denk aan Ezechiël. Heere gunt hem blik te slaan in die heerlijke toekomst. Spreekt Ezechiël die bijzondere woorden: en Mijn tabernakel zal bij hen zijn, Ik zal hen tot een God zijn. En daar zal Ezechiël niet bij bedoeld hebben, dat in nieuwe bedeling opnieuw een tabernakel opgericht. Nee, hij bedoelde dit: wat Johannes zegt. Tent opgeslagen. En daar woont Hij nu. In het midden van zondaren.

Woord vlees geworden, bekende boodschap he, maar dat Hij onder ons gewoond  heeft. Christus, jongens en meisjes, is niet tot vlakbij de wereld gekomen. Om met reddende hand te halen die Hij behouden moest. En ook, gemeente, niet als een voorbijgaande reiziger geweest, even verblijf gehouden, even onder de mensen, zo snel mogelijk weer verder. Nee, Johannes zegt, onder ons gewoond! Helemaal een met bestaan mensen. Helemaal ingegaan in dat door de zonden getekende en gelittekende menselijke bestaan.

Als je Matthew Henry leest, hij zegt het bijna te cru denk je, zegt bij deze tekst: om onder ons te wonen, wormen van de aarde, die zo bedorven en ontaard waren. Onder ons gewoond. Wormen van de aarde, die zo bedorven en ontaard waren. Onder ons, sloeg het Woord Zijn tent op.

En dat alles maakt het nog wonderlijker, Johannes laat volgen: en wij Zijn heerlijkheid aanschouwd. Wanneer dan Johannes? Hoe dan? Waar dacht Johannes aan? En wij zijn heerlijkheid aanschouwd? Waar gedachten bij gehad? Veel uitleggers denken, gedacht aan verheerlijking op de berg. Zou goed kunnen. Johannes was er bij. Toen de Zoon van God voor het oog van hem en de twee anderen zo’n heerlijke glans kreeg. Hoe blonk daar Zijn heerlijkheid. Petrus, een van die anderen, herinnert zich dat ook zo. Schrijft in brief: aanschouwers geweest. Aanschouwers van Zijn majesteit. Hij heeft van God eer en heerlijkheid ontvangen. Deze stem hebben wij gehoord, toen wij met Hem op de berg waren. Op de heilige berg. Dacht Johannes daaraan? Kan. Heerlijkheid aanschouwd, ook toen.

Hoeft niet alleen daaraan gedacht te hebben. Heerlijkheid blonk, bleek op zoveel momenten. Toch? Woorden, wonderen, denkt u maar eens aan eerste wonder. Te Kana. Johannes beschrijft het. Zegt hij: daar heeft Jezus Zijn eerste teken gedaan. Dus, daar kan Johannes ook aan gedacht hebben. Heerlijkheid aanschouwd, aan wonderen gedacht, waardoor Christus Zijn heerlijkheid openbaarde. Die licht toch op in al Zijn woorden, werken?

In Zijn offer! U weet, Johannes stond daar ook he. Juist Johannes. Voet van het kruis. Kinderen weten het. Zoon, had Hij gezegd, zie uw moeder. Wat denkt u? Johannes schrijft: wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd. Gedacht aan die dag, die plaats, aan dat kruis. Natuurlijk. Gebeurtenis vol smaad, vol leed, vol schande. En toch, toch, Johannes oog van het geloof, juist ook Zijn heerlijkheid gezien. Aanschouwd, juist aan de voet van het kruis, dat woord zo heerlijk waar.

Gaat om bijzondere heerlijkheid. Ja, he, heerlijkheid die natuurlijk oog niet zou zien. Zou ontgaan, gemeente. Enkel het verlichte oog, door Heilige Geest verlichte oog ontwaard. Ongeloof ziet er niets van, begrijpt er niets van. Heerlijkheid van de eniggeboren van de Vader. Alleen Christus toekomt, bezit, alleen Christus heeft ontvangen. Die enkel bij Christus pas. Heerlijke Zaligmaker van zondaren zou zijn. In wie God al Zijn beloften heerlijk heeft vervuld. Het gaat om Hem. Volkomen geopenbaard. Johannes zegt: heerlijkheid van Hem, de eniggeborene. Vol van genade en waarheid. Iemand, u begrijpt de bedoeling van die woorden wel, heeft de Heere Jezus naar aanleiding van deze tekst ook genoemd: de Nieuwtestamentische Izak. U snapt waarom he, denk ik. Was Abrahams enige. Onthield hem de Heere niet. Legde hem op het altaar. Zo is die eniggeborene des Vader, de eniggeboren zoals het Woord het zegt, toch onthield de Heere Hem niet. Legde Hem op het altaar. Om dat brandoffer te zijn. Waarin de Heere Zelf zou voorzien. Om de verlosser van zondaren te zijn. Om volk zalig te maken. Hij was vol van die genade. Vol van die waarheid. Hij was er de bron van.

Dat maakt het toch zo heerlijk? Voor u? Die door een waar geloof deze Zaligmaker als uw persoonlijke Borg leerde omhelzen? Dat maakt Hem toch zo heerlijk? Hij werd vlees. Om in die weg uw Verlosser te zijn. Wat je zelf nu ontbreekt, dat is nogal wat he, ik denk als u zich recht beproefde: dat is nogal wat. Alles ontbreekt mij. Alles. Alles vindt u in Hem. Die vol is van genade. Vol. Vol van genade en waarheid. Vol. Als je ziet op jezelf in week van voorbereiding, je ziet zonde, ook in leven met de Heere, tegen je wil in je overgebleven, tot je eigen smart, zoveel zonde, wat struikelde je veel en vaak, wat bedreef je veel ongerechtigheden, wat komt er veel bij je boven! Veel, wat scheiding maakt tussen God en je ziel. Zoveel, dat je je nog wel eens afvraagt, toch, of je wel een ware christen ben. Zoveel. Bij momenten wel, toch wel bijna kan wanhopen. Heere, hoe moet het ooit wat worden met mij?

Gemeente, wanhopen aan jezelf is een. Dat is op zijn tijd heilzaam, denk ik. Maar niet om te wanhopen aan Hem. Vol is, u hoort het, vol van genade en waarheid. Die Zaligmaker. Van wie Paulus zegt, anders had ik het niet durven zeggen. Zichzelf vernietigd heeft (Filippenzen), ontledigd heeft, betekent dat ook wel, om vol te zijn van genade en waarheid. Leeg zijn, leeg zijn. Hij gebonden, zo weet en lacht het ware geloof, Hij gebonden opdat Hij mij zou ontbinden. Hij de vloek, ik de zegen genieten. Hij de eeuwige dood op zich genomen, om mij met eeuwige leven te bezeten.

Als u vanmorgen zo op het brood ziet, dan zie je toch op de verbrijzelde Jezus? Wijn: zijn doorstoken hart! In Hem een heerlijkheid. Juist zo, juist zo, Hij zo dierbaar. Blank en rood. Rood vanwege het zoenbloed, blank vanwege volkomenheid en reinheid. Kenmerk leven uit God. Het kenmerk. Kennen van Hem. Die Middelaar. Beminnen van Hem. Aanbidden van Hem. Roemen in Hem. Leven uit Hem. Die zo vol is van genade en waarheid. Mist u dat? Mist u dat? Dan vindt u hier ook niets. Mag het wel grote haast u manen naar de voeten van Hem, die voor een wederhorige nog vol is van genade en waarheid. Aan Zijn tafel wordt het duidelijk: wat ben ik arm, wat blijf ik arm. Ik aan alles gebrek. Maar hier zie ik een Christus. Vlees geworden. Onder ons gewoond. Armen uit gena, om verlossing te tonen.

Paulus schreef het zo aan de Kolossenzen: Eertijds vervreemd waart, eerst vijanden, nu ook verzoend, in lichaam, opdat Hij u heilig en onberispelijk zou voorstellen. Heerlijkheid aanschouwd. Dan zal dat aan de tafel waar zijn. Dan mag je genieten, bij de tekenen. Zijn heerlijkheid aanschouwd. Heerlijkste, in dit leven, zondaren te zien krijgen. Met mond en hand geloof mag dat vlees van dat vleesgeworden Woord gegeten worden. Mijn vlees is waarlijk vlees. Mijn bloed waarlijk wijn. Tekenen van gebroken Christus. Tekenen en zegelen van zijn trouw.

Brakel noemt dat ergens, prachtig is dat, de trouwpenningen van de Hemelse Bruidegom. Bevestigen aan Zijn Bruid. Hartelijke liefde en trouw. En ze zeggen: dit deed Ik voor u. En die Bruid? Die is heilig verrast. Al is er verschil in, dat weet ik. Maar iets van, heilig verrast. Brood in de hand, beker geheven, zeggen: zulk een is mijn Liefste. Ik heb iets van Zijn heerlijkheid aanschouwd. Amen. [10.36]