De apostel Paulus schrijft aan zijn eerste zendbrief aan de gemeente in Thessalonica over de wederkomst van Christus. Hij die de Redder is voor de gelovigen op aarde zal verschijnen als Rechter. De lezers van de brief meenden dat zij die in het geloof gestorven waren slechter af zouden zijn in het oordeel ten opzichte van hen die dan in leven zijn. Maar Paulus vertroost hen door ze te onderwijzen dat dan eerst de doden zullen opstaan. Alle oog zal Hem zien, wij gaan het meemaken. Eens zal op die grote morgen! Wie zal op die grote morgen buigen voor die Majesteit? Wie zal op die grote morgen vluchten voor die heerlijkheid?

1 Thessalonicenzen 4 vers 18: ‘Zo dan, vertroost elkander met deze woorden’.

De troost van de wederkomst van Christus

Gemeente, wat denkt u? Zullen de gemeenteleden in Thessalonica niet ademloos hebben geluisterd toen dit gedeelte van de brief van Paulus aan hen werd voorgelezen. Jongeren, zo zullen we het moeten voorstellen. Timotheüs heeft de gemeente van Thessalonicenzen bezocht en het met Paulus over het wel en wee gehad. En toen heeft Paulus een briefje geschreven en nu in de samenkomst van de gemeente voorgelezen.

Hij sluit er zelfs deze brief mee af. Ik bezweer u dat deze brief door al de heiligen gelezen wordt. Deze brief is voorgelezen. Ik stel me zo voor dat toen deze brief voorgelezen werd mensen de oren gespitst hebben. Als de wederkomst ter sprake komt. Dat is toch vandaag ook. Dan lijkt dat menigeen zijn oren meer spitst dan anders het geval is.

Als Paulus die grote dag schildert als de Zoon des mensen wederkomt en het grote oordeel plaatsvindt en de tijd overgaat in de eeuwigheid. Het spreekt tot de verbeelding. De bazuin die daar klinkt. Christus verschijnt als de Overwinnaar. Alle oog zal Hem zien. De een met verwondering, een ander verschrikt. Zelfs zo dat de meest onverschillige vanmorgen achter de laptop denkt: zal dat dan toch? Dat het niet maar tot je verbeelding spreekt, de dingen die vanmorgen uit het Woord tot ons komen, maar dat het vooral tot je hart spreekt.

Weet je, dat mag wel even, als jonge jongen was ik vaak onder de indruk van dat lied. Eens zal op die grote morgen. Als de Rechter wederkomen. Wie zal op die grote morgen buigen voor die Majesteit? Wie zal op die grote morgen vluchten voor die heerlijkheid? Denk er nog eens om. Erbij zijn we gemeente in elk geval allemaal. Hoezeer het ook tot de verbeelding spreekt, willen we vanmorgen een uitroepteken plaatsen achter de laatste woorden. Zo dan, vertroost elkander met deze woorden.

Niet om meer begrip te krijgen van de woorden maar om het te doen. Door de genade van de Heilige Geest te beoefenen. Zo dan vertroosten. Dat doe je wanneer een ander bedroefd is. Dat zijn deze Thessalonicenzen. Deze gelovigen zijn zo verbitterd omdat ze pijnlijke verliezen hebben geleden. Geliefden verloren aan de dood. Geen wonder zegt u, wie zou niet verdrietig zijn. U hebt gelijk. Maar dat is niet waar Paulus over schrijft.

Vermoedelijk waren deze Thessalonicenzen van gedachten dat Jezus spoedig in levende lijve op de wolken zou terugkomen. En dat ze dat allemaal mee zouden maken. Maar nu waren er gestorven en had de wederkomst nog niet plaatsgevonden. Ze geloofden dat de ziel in heerlijkheid van de gelovigen was opgenomen. Maar het lichaam, hoe moet het daarmee? Paulus laat zien dat ze onwetendheid zijn op dit punt, ze weten niet hoe het moet.

Ik zeg het in het voorbijgaan. Onwetend in de kennis. Een mens, ook een kind van God, krijgt met verdriet te maken. U weet er wellicht alles van. Het staat vast. Het verdriet kan verdiept en versterkt worden als je weinig weet over het Koninkrijk van God. Deze gemeente is nog jong en kwetsbaar. Nu treuren ze dat die gestorven zijn slechter af zijn op de dag van de wederkomst ten opzichte van hen die dan nog levend zijn.

Paulus zegt jullie treuren zonder hoop. Als heidenen dus. De heidenen van die tijd geloofden wel dat de mens een onsterfelijke ziel heeft maar het lichaam verdwijnt en vergaat. Dat het lichaam uit de doden staat vonden ze ronduit dwaas. We lezen het van dispuut van Paulus op de Areopagus. Toen ze hoorden over de opstanding van het lichaam uit de dood, zo spotten sommigen daar mee. Mensen zonder hoop. Veelzeggend. Hopeloze. Aangrijpend. Zonder hoop is zonder God. Dat is de reden van de hopeloosheid. Efeze. Geen hoop hebbende. Zonder God in de wereld. Of je nu een heiden bent uit de eerste eeuw of de eenentwintigste. Zonder God geen hoop en geen deel aan Hem.

Maar dat is voor de christenen in Thessalonica heel anders. Ze mogen rouwen en treuren als een geliefde sterft. We lezen van Jezus die weent bij het graf van Lazarus. De kortste Bijbeltekst, Johannes 11. Handelingen 8, de gemeente diep bedroefd over de dood van Stefanus. Dat staat in een andere brief over Epafroditus. Paulus is diep verdrietig.

Maar ze mogen elkaar vertroosten. Waarin hij uitlegt de mensen die ontslapen zijn. De gestorven gelovigen in Thessalonica. Het klinkt al zo verzachtend. Daar is Paulus klip en klaar over. De dood is de laatste vijand, koud en hart. Maar een christen die sterft ontslaapt. Zo had Jezus het over Lazarus gezegd dat hij slaapt. Het doet niets af aan de ernst van de dood. Maar het laat wel zien dat hij sterft in Christus.

Als iemand gaat slapen, dan doet iemand dat om een tijdje later weer wakker te worden. Straks word ik weer wakker als Hij komt om te oordelen de levenden en de doden. Je kan zelfs lezen: zij die in slaap gevallen zijn. Ze zullen straks op die grote morgen opstaan en met die nog in leven zijn, voor God verschijnen. Hoe weet Paulus het zo zeker? Omdat hun Zaligmaker is opgestaan. Christus is niet in het graf gebleven en zal ook een christen niet in het graf blijven.

En degenen die op die dag nog in leven zijn en degenen die ontslapen zijn. Degenen waar de Thessalonicenzen zo over in zaten. Ze zullen niet minder af zijn. Jezus heeft zelf gezegd: verwonder u niet, de ure komt dat allen die in de graven zijn Zijn stem horen en eruit komen. Dat zeggen wij door het Woord van de Heere zelf. Niet zullen voorkomen, niet zullen voorstaan. Niet voor die anderen komen die al gestorven zijn. Ze zullen niet in het voordeel zijn, als ik dat zo zeggen mag. Niet achter staan.

Paulus zegt niet dat de christenen in Thessaolinica niet bedroefd mogen zijn. Calvijn: hij drijft niet aan tot een ijzeren hardheid. Van de een een man gestorven, een ander misschien wel een kind. Verdriet snijdt. Die rouw is zo rauw. Het kan een mens breken en tekenen voor het leven. Paulus is herder genoeg om dat te weten en te beseffen. En toch: ze mogen treuren mét hoop. Omdat er zo’n wondere toekomst wenkt. Kijk eens mee naar die grote morgen.

In gedachten kijkt Paulus op naar boven. Want de Heere Zelf zal met geroep van de aartsengel en een bazuin van God neerdalen uit de hemel. Eigenlijk staat het er nog iets plechtiger: want Hij, de Heere, zal nederdalen van de hemel. Als dat er staat in de Bijbel over nederdalen van God, dan heeft dat bijna altijd betrekking op het oordeel. Hier in elk geval wel.

Heilig indrukwekkend. Als Hij komt, dan komt Hij met een geroep. Een signaal of een commando. Geef acht. Als een man zie je die militairen reageren. Of als roeiers die een schip exact gelijk moesten laten bewegen. Wekroep. Signaal-roep. De roep uit de mond van Christus zelf, denken sommigen aan. Anderen uit de mond van de aartsengel. Namelijk door de bazuin van de aartsengel. Ik kan je niet precies zeggen hoe het zal gaan. Ik zeg heel eenvoudig: we gaan het meemaken.

Echt, in elk geval, laat de aartsengel zich horen als Christus komt. Michael. Overste van de engelen. Kennelijk als een heraut van Zijn Heere uitroept. Het doet ons denken aan de berg Sinaï. Donder en bliksem. En was er geluid van een sterke bazuin. Zo zal het klinken. We gaan het meemaken. Hij zal Zijn engel uitzenden met een groot geluid. Als die klinkt, dan zullen de doden in onverderfelijkheid opgewekt worden.

Ik zei net wat losjes: we gaan het meemaken. Zult u dat bedenken en beseffen? En zult u vooral denken: hoe?! Je bent misschien aan het werk die dag. Of thuis. Op school. Met vrienden. Misschien in het ziekenhuis. Bezig met uw hobby. Druk. De laatste bazuin! Verschrikkelijk voor zijn vijanden zeggen de kanttekenaren. Want het einde van de genadetijd. Moed en troost voor Zijn vrienden. Vol ontzag. Daar is de Koning.

Die Rechter is mijn Redder. Mijn geliefde. Gerust op te zijn dat de geliefden zullen opstaan, Thessalonicenzen. De gelovigen die nog leven met Hem opgenomen worden in de lucht. In een punt van de tijd onsterfelijk worden. Samen met Hem weggenomen worden. Weggerukt, zegt Paulus als het ware. Die wolken die hen zullen verhullen. Die wolken zullen hen dragen zoals die wolk Christus wegnam. Hij die verschijnt tegelijk als de Bruidegom van Zijn gemeente.

Gaan allen uit Hem tegemoet, uit de gelijkenis van de vijf wijze en dwaze maagden. En dan komen de meest troostrijke woorden voor de Thessalonicenzen: en zo zullen we altijd met de Heere wezen. Waar Ik ben, zo heeft Hij Zelf gezegd, zullen die met Mij zijn die Mij dienen. Zo dichtbij, Zijn nabijheid. Gemeente, we horen van zo wondere dingen in zo’n kort tijdsbestek.

We hoorden van Zijn wederkomst. De opstanding van de doden. En toch. Dit alles gaat het alles ver, ver te boven. En alzo zullen we altijd met de Heere wezen. Die eeuwige heerlijkheid, de eeuwige vreugde. Met Hem, dat bovenal. Met allen die het Lam leerden aanbidden. Zonder dat het geluk ooit verstoren zal. Geen klacht, geen zucht, geen traan, geen zonden. Zo dan, vertroost elkander met deze woorden.

En daarom, wat zullen geluisterd hebben. Die weduwe in Thessolinica. Dat ouderechtpaar die weenden over het overlijden van hun kind. Zo dan, vertroost elkander met deze woorden. Bij de voorbereiding van deze preek kwam ik een brief tegen uit de tweede eeuw. Van een Egyptische vrouw die schreef aan een familie die in rouw waren. Tegen zulke dingen kunnen we niets doen. Daarom vertroost elkander. Vaarwel. Wat arm. Vertroost elkander, maar waarmee!?

Als het niet is met deze woorden van de Heilige Geest. U zegt vertroosten?! Als ik eerlijk ben, dan verschrikken deze woorden mij meer. Weet u, het woordje vertroosten kan in de Bijbel ook betekenen vermanen. Zo ook vertaald in de Bijbel. Misschien moeten deze woorden dat vooral doen. Vermanen. Want bent u nog een mens zonder hoop voor uzelf, jou zelf? Dat u een mens bent zonder God, zonder Christus. Zo kun je toch niet verder? Zo mag u toch niet verder? Maar ik vraag ook: zo kunt u toch niet verder?

De laatste bazuin heeft nog niet geklonken. Nog niet. Wel de bazuin van het Evangelie. Om u op te wekken. Om Hem, uw Redder, aan te roepen die straks uw Rechter zal zijn. Heere, ik heb geen olie. Weet u nog wat Paulus zei? Zo dan, vertroost elkander met deze woorden. U die Hem liefhebt, zult u dat doen? Vertroosten met deze woorden. Van hart tot hart. Ja met ouderen, ja die zieke die u bezoekt. Maar ook als we in de kracht van ons leven zijn. Vertroosten met deze woorden.

Ik wil tot slot nog drie dingen onderstrepen. Om te beginnen: over die anderen zoals Paulus doet. Over die anderen die al ontslapen zijn. Ja, zegt de Geest die mogen rusten van hun arbeid en hun werken volgen hen. Zij die ontslapen zijn, ook bij ulieden, u mist ze. De lege plaatsen. We zullen altijd met de Heere zijn en zij zullen erbij zijn. Vertroost ook je eigen hart. Ja, ik weet wel, het is het werk van de Heilige Geest. Maar de Vertrooster bedient zich van deze woorden. In dagen van vreugde. Ook in dagen van rouw, ziekte, gemis. Weten. Je hart voorhouden. Straks gaat de zon van mijn levensdag niet onder maar op. Eens op die grote morgen. Zullen we altijd met de Heere wezen.

Vertroosten. Doe dat ook voor anderen. Gemeente, wat mag er dan een getuigenis van uitgaan. Ook naar die anderen die geen hoop hebben. Een goede reuk van Christus. Ik denk wel wat heeft de wereld nodig? We leven in een bijzondere tijd. Tijd dat de wereld ziek blijkt. Stervende. Wat heeft de wereld nodig? Genade. Ik zeg er Amen op. Christus. Ik zeg er Amen op. De Heilige Geest wil nog weleens gebruik maken wat een christen over Christus zegt.

Als wij wel wenen, maar zo anders dan anderen die geen hoop hebben. Als wij getuigen in deze crisis, of welke crises de wereld ook in is, terwijl de ongelovige, naam-christen en atheïst geen hoop heeft. In een tijd dat het nieuws zegt dat een dier sterft en een mens doodgaat. Vertroost elkander. Als een goede reuk van Christus. Om onder de zegen van God tot jaloersheid te verwekken. Eer de laatste bazuin zal aanslaan. Amen.

 

‘Straks leidt men haar in statie, uit haar woning,
In kleding, rijk gestikt, tot haren Koning;
Zo treedt zij voort met al den maagdenstoet,
Die haar verzelt, U vrolijk tegemoet.
Zij zullen blij, geleid met lofgezangen,
De vreugde voen, die afstraalt van haar wangen.
Tot zij, waar elk gewaagt van haren lof,
Ter bruiloft treen in ’t koninklijke hof.’

Psalm 45 vers 7

Zondag 28 juni 2020 – Hersteld Hervormde Gemeente Putten [dienst online uitgezonden via YouTube] – ds. P.C. Hoek – Schriftlezing 1 Thessalonicenzen 4