In de christelijke gemeente van Korinthe werd door sommigen de opstanding der doden ontkend. De apostel Paulus schrijft aan de christelijke gemeente van Korinthe over de opstanding van Jezus Christus. Het is de zaak van zijn leven, van hét Leven de Heere Jezus Christus. Als de opstanding der doden er niet is, dan is het geloof ijdel en ook de prediking tevergeefs. Maar nu: Christus is opgewekt en opgestaan uit de doden en leeft. Van de kroongetuigen die worden opgevoerd is Jakobus er een van. De uit de doden opgestane Christus is ook gezien van Jakobus.
1 Korinthe 15 vers 7a: ‘Daarna is Hij gezien van Jakobus’.
Een van de kroongetuigen van de opstanding komt ons voor ogen
Gemeente, de Bijbelse leer ligt onder vuur. In de gemeente van Korinthe. Maar eigenlijk is dat altijd wel zo. En daarom komt het erop aan schrijft Paulus dat wij het Evangelie zullen behouden. En ook dat is eigenlijk nog altijd wel zo.
De Bijbelse leer ligt onder vuur. En in Korinthe is dat niet zomaar. Het gaat over de opstanding van de doden. Sommigen zeggen dat er geen opstanding van de doden is. Als dat waar is, is het graf van Jezus nog dicht. En daar is Paulus duidelijk over, dan is het geloof en de prediking tevergeefs. We aan de Bijbelse leer komt, komt bij de apostel aan zijn leven, aan het Leven.
Als het gaat over die opstanding van Jezus, het hart daarvan, dan voert Paulus een rij van getuigen op. Die dat ook getuigen kunnen. Jongelui, als je getuigen opvoert, om je eigen gelijk aan te tonen, of je kunt ook denken aan een rechtszaak. Wat heb je dan nodig? Sterke getuigen, betrouwbare getuigen.
Het is begrijpelijk denk ik dat Paulus de apostelen opvoert. En de vijfhonderd waarvan het merendeel nog leeft, je kunt het bij ze navragen. Moet je dan Cefas, dat is Petrus, noemen, jawel. Maar Jakobus, moet je die noemen? Een kroongetuige van Pasen? Dat is op z’n zachtst gezegd wel merkwaardig. Daarna is hij gezien van Jakobus.
Opmerkelijk, wie is die man Jakobus? Paulus kent hem heel goed. Galatenbrief, notitie tegen, Paulus kort naar zijn bekering terugkeert naar Jeruzalem Petrus ontmoet en bijna verder niemand, maar ook Jakobus. Jakobus die de leiding had over de gemeente in Jeruzalem weten we uit de brieven.
Als wij te Jeruzalem kwamen ontvingen ons de broeders blij. En gingen wij de volgende dag in bij Jakobus. Hoe gaat dat? Als die twee een nauwe vriendschap hebben gehad, dan hebben ze het natuurlijk ook gehad over de verschijning van de Heere Jezus aan Jakobus. Paulus jubelt het uit in vers 8, ten laatste ook gezien van mij als een ontijdig geborene.
Jakobus, het meest bijzondere, broer van Jezus. Paulus noemt hem in de Galatenbrief de broeder van mijn Heere. Halfbroer als je het juister wil zeggen. Zelfde moeder maar niet dezelfde vader. Jakobus de zoon van Zebedeüs en de andere Jakobus de zoon van Alfeüs. Die leven al niet meer als Paulus deze brief schrijft. Die laatste, zoon van Alfeüs bleef altijd op de achtergrond. Jakobus genoemd een pilaar in de kerk.
Maar dit niet het enige wat we lazen. In het Johannesevangelie staat het ontluisterende dat maar Zijn broeders geloofden niet hem.
Ook Jakobus had geen oog, geen hart voor Zijn Zaligmaker. Ook al was er enige genegenheid in het gezin. Johannes schrijft het, vat het in een zin samen: ook zijn broeders geloofden niet in hem. Jakobus stond bekend als de rechtvaardige. Een man die bekend stond met een indrukwekkend gebedsleven.
In het Evangelie komen we Jakobus hem louter tegen als iemand die Hem niet acht maar veracht. U moet het zelf eens op een rij zetten. Maria heeft ze onder hetzelfde hart gedragen. Kregen dezelfde opvoeding. Niet teveel over fantaseren, maar stel zo voor dat ze in een jonge jaren veel met elkaar opgetrokken hebben als jongens. Maar toch, zijn broers geloofden niet in Hem.
Ik stel me zo voor, op die goede Vrijdag. Dat hij hoofdschuddend heeft gedacht moest dat zo eindigen met mijn broer. De Heere Jezus Maria moest toevertrouwen aan Johannes en niet een van zijn broers. Jakobus voelde het zwaard door de ziel niet. Als hij al geweend heeft, dan was het als de dochters van Jeruzalem als weleer.
Deze is een val en opstanding
Mijn broederen ben ik vreemd. Ik vind onder hen noch schutsheer noch behouder. Jakobus zo bekend bij Jezus maar zo vreemd gebleven van Jezus. Jongeren, zo dichtbij het vuur maar toch koud gebleven. Misschien kijkt vanmorgen wel iemand in de spiegel. Die gestalte van Jakobus komen we overal tegen. Een mens zoals Jakobus, u misschien wel.
Van jongs af bekend geweest met het Woord en de dienst van God. Geboren op het erf van de kerk. Leerde de eerste Psalmen op school wel. Opent uwe mond. God heb in lief. Zongen we als kleuter van drie wel, maar ondertussen. En zeg eens, hoe vaak de klopper van het Woord wel viel op het deur van je hart. Maar misschien wel belijden nog altijd zo koud als toen en geen verlangen naar Hem.
Misschien wel tevreden met onze kerkgang. Jakobus stond bekend als een rechtvaardige. Maar ondertussen kunnen we voortleven. Misschien is jouw leven jonge vriend, in hoop het niet, een openlijke verklaring van ongeloof. Je gooit dat Woord van God van je af. Er zijn wel andere leukere dingen. Misschien wel, ik hoop het niet, wacht maar tot ik achttien ben en op kamers zit. Jakobus, ook Zijn broeders geloofden niet in Hem, kent u hem?
Of je nu een keurig leven leidt of niet, buiten Christus kan niemand Gode behagen. Was Jakobus hier vanmorgen in ons midden, zou ons waarschuwen voor die ontzaglijke waarheid, dacht u niet, zo nabij Hem te leven en toch vreemd van Hem te zijn. Hoe vaak komt Hij in het gewaad van Zijn Woord. Aan Christus ligt het niet. Daarna is Hij gezien van Jakobus, of verschenen aan Jakobus.
Hoe dan ook, de apostel laat zien dat het uitgaat van de Christus. Hij zocht hen op. Thomas. Maria. Zijn broer. Zo vol van ontferming. Aan Christus ligt het niet, aan Christus ligt het nooit. Hij is zo goeddoend God. Zo’n ontfermende Zaligmaker. Daarna gezien van Jakobus.
Niet een visioen, een droom, maar een werkelijke, levendige ontmoeting. Ik heb gedacht, het moet iets zijn van het weerzien van de verloren zoon. Dat heeft het altijd. Waar de dood ter sprake komt, de ontvreemding, de verharding, het ongeloof. Ook bij die Hem vrezen trouwens. Thomas, de Emmaüsgangers. Net als bij hen worden bij hen de nevels van het hart opgeklaard.
Waar hebben die twee het over gehad? Dat weet ik niet. Maar ik mag u misschien wel vragen, als Christus in je leven komt, wat gebeurt er dan? Ik neem aan dat er velen onder dit dak zitten die daar veel over kunnen zeggen. Wat was die dwaas geweest, blind. Zo lange tijd bij Jezus. Zonder Hem te erkennen, te beminnen. Als die verloren zoon, onwaardig om de Zijne te zijn.
Wat zeg ik? Wie weet, het kan wel zo zijn dat Jakobus bij het verschijnen van de opgestane Koning gevreesd heeft voor de straf. Zoals Jozefs broers vreesden voor de wraak, toen hun broer de onderkoning bleek te zijn. Waar Hij komt, daar komt het ongeloof van het hart ter sprake toch? Als je buigt voor Zijn Woord. Wat heb ik U veracht, oneindig te kort gedaan. Dat is het toch als het tot op deze dag niet van kwaad.
U op de proef gesteld. Uw Woord in de wind geslagen. De laatste die op genade kon hopen, was Jakobus die zo bij Hem in de buurt geweest was. Kijk eens, Hij verweet hen de hardigheid van hun harten maar Hij verlicht hun harten ook. Zijn opstandingskracht wekt Jakobus op. Die man van smarten die hij veracht had, is nu Zijn liefste geworden.
Zegt u het maar. Dan weet je je bezocht door Hem die je in het hart draagt. Jakobus, je was dood maar mag leven. In die ontmoeting komt alles aan het licht. In dat licht mag Jakobus leven. Hij leefde vroeger als een rechtvaardige, maar nu als een onrechtvaardige. Waar Christus verschijnt, moet ik het alles verliezen. Alle die gerechtigheid verachten. Die wereldzin, vriendschap met de duisternis, op alles staat te leven van Zijn gerechtigheid.
Jakobus, gemeente, had natuurlijk bloedbanden met Jezus. Maar nu is er de band met het bloed van Hem. Begrijpt dat goed. Zonder het geloof was Jakobus verloren. Voor de rechterstoel had het hem niet geholpen al was hij duizend keer de broer van Christus. Ik denk het had het oordeel verzwaard. Buiten Christus kunt u niet leven.
Maar Hij vertoont Zich en zoekt de grootste van de zondaren hier op. Zouden we in verharding leven of ootmoedig inkeren tot Hem. Daarna is Hij gezien van Jakobus. Hij is van ziende blind geworden. Hij niet alleen geroepen maar ook gezonden.
Komt luistert toe u Godgezinden. Wat mij God deed ondervinden. Vrome mensen zingen graag hoort wat míj God deed ondervinden, wat Hij gedaan heeft aan míj. Maar een verloste zondaar zingt: hoort wat Gód deed ondervinden, wat Híj gedaan heeft aan mij.
Dan blijft de vrucht niet uit. Waar vinden Jakobus terug? Ik hoop dat u opgemerkt had na Pasen. Waar vinden we Jakobus terug? Tussen Hemelvaart en Pinksteren. Met Zijn broers. Plots vinden we Jakobus terug in goed gezelschap. En vooral in gebed. En uitziende naar de belofte van de Vader.
Wie kennis van de Heilige Geest staat altijd naar meer. Een les voor een ieder die het heeft mogen ondervinden. Jakobus gaat niet verder op eigen houtje, hier kan ik de rest van mijn leven verder. Nee, groeien. Opwassen in de genade. Hij wordt een volgeling, een leerling. Deze man is een pilaar van de kerk. Die verloste zondaar dat is nu pilaar van de kerk.
Nu begrijpen we pas echt dat hij hier als kroongetuige wordt opgevoerd. Christus heeft hem opgezocht, geroepen tot het licht uit de duisternis. Die genade van zijn oudste Broeder was hem te sterk geworden. Zo een pilaar geworden. Als Jakobus op zichzelf zag, dan kon hij alleen maar zijn hoofd buigen. Maar door de genade ben ik wat ik ben, net als Paulus.
Geen heilige in zichzelf. Maar geredde zondaren. Als deze een pilaar van de kerk is, dan hoeft hier niemand te twijfelen. De Heere legt het laag neer. Je moet nota bene bukken om erbij te kunnen. Je kunt niet ver genoeg weggedreven zijn. De Heere ziet uit naar je behoud. Ik zie een Levi, een Paulus. Mogen we uw naam erachter schrijven? Daartoe verschijnt Hij in het gewaad van Zijn Woord.
Dat je het ook mag zeggen, misschien in de stilte van je bidvertrek: ten laatste ook gezien van mij. Paulus zet zichzelf helemaal achteraan. Ten laatste
Van Jakobus ook een brief in de Bijbel. Die ene zin spreekt boekdelen: Jakobus een dienstknecht van God en van de Heere Jezus Christus. Ziet u. Hij schrijft niet, Jakobus, komma, u weet wel die broer van Jezus. Nee, dienstknecht van God en van de Heere Jezus. Dienstknecht klinkt misschien nog een beetje te fraai. Slaaf. Taal van de nederigheid. Van de totale afhankelijkheid. Hij zal Hem onvoorwaardelijk dienen. Hij is zijn Heere, Jezus Christus. Hij is zijn Koning.
Ik kom in leven en sterven voor lichaam en ziel Hem toe. Ik sta onder Zijn hemelse bescherming. Hij kwam niet om gediend te worden maar om te dienen. Ook Jakobus. Gemeente, de overlevering vertelt, als kind vond ik het grappig, dat Jakobus reusachtige knieën. Vanwege het velen bidden, werd verteld, dat hij zoveel eelt op zijn knieën had. Kamelenknieën. Of het waar is weet ik niet, zou wel kunnen. Door de ontmoed.
Andere bronnen zeggen dat hij de marteldood stierf. Hoe dan ook. Hij schaamde zich het Evangelie niet. Ontbonden en met zijn Broeder, nee dan zeg ik het fout, met Zijn Christus. Zijn Zaligmaker. Hij wist het met Paulus: noch hoogte noch diepte noch enig schepsel ons zou kunnen scheiden van de liefde van Christus.
Jakobus. Om te worden gehecht aan de Middelaarskroon van Jezus Christus. Daarna is Hij gezien van Jakobus.
Amen.
Zondag 15 mei 2022 – Hersteld Hervormde Gemeente Putten – ds. P.C. Hoek – Schriftlezing 1 Korinthe 15 vers 1-20