De roos van Saron

In het Hooglied wordt Christus, de Zoon van God, voorgesteld als de roos van Saron. Rood en wit: rood vanwege Zijn bloed dat Hij gaf voor zondaren en wit vanwege Zijn reinheid. Hij, de meerdere Salomo die uit het paleis [de hemel] afdaalde naar deze aarde. Hij is gekomen om het verlorene te zoeken. Om in ons bestaan te delen en in dat bestaan te voldoen aan Gods gerechtigheid door Zijn leven te geven. Hij roept met klem: kom, kom.

Hooglied 2 vers 10: ‘Mijn Liefste antwoordt, en zegt tot mij: Sta op, Mijn vriendin, Mijn schone, en kom!

De roos van Saron
1. Wie Hij is;
2. Hoe Hij roept;
3. Wat Hij uitwerkt.

1. Wie Hij is

Namen van Christus. Oude Testament. Lam. Wijsheid. In het Nieuwe Testament. Geeft Jezus Zichzelf namen. Waarom doet Hij dat? De waarheid is. Het leven is. De weg. De deur. Woorden die Hij gebruikt om duidelijk te maken wat voor ons mogelijk is en Hij mogelijk maakt. Hij spreekt de waarheid. Wat Hij zegt is terug te vinden in het Oude Testament. Zo als het ware naast elkaar neerleggen. Wat Hij deed en het Oude Testament. De weg is van de ene plaats naar de andere plaats. We wandelen allemaal op de weg naar het verderf. Welke weg? Christenreis. Bunyan. Brede weg aantrekkelijk. Is zo gemakkelijk. Leidt naar de dood. Jezus de weg is niet de gemakkelijkste weg. Niet meer onszelf mogen zijn. Achter Hem aan. Hij gaat voor. Niet wij hoeven dat te bepalen. Heel eenvoudig: volg mij. Vergelijk het met een grote stad. Achter papa of mama aan, volg mij. Deur eenmaal binnengaan. Deur van de hemel. Van het paleis. De woorden staan niet zomaar voor niets opgetekend. Hebben betekenis. Geldt ook Hooglied.

Salomo wijst op Jezus. Een ding ga ik al verklappen: dat er juist staat dat de Heere Jezus is een roos, een lelie in de dalen. In de dalen verkeert. In de diepten. Andere profeet dat Hij in de mirten verkeerde. Hij is in ons bestaan gekomen. Nederste delen van de aarde. Onze woonplaats, waar ik ben. Alles aan Hem begeerlijk, Hij onze liefste. Niet dat je niet van andere dingen mag genieten. Maar hart niet aan vast. Kwijtraken jammer maar dan de Heere overhouden. Hij begeerlijk. Is dat zo in je jonge leven? Jonge kinderen die moesten sterven. Papa en mama loslaten. Kennen van Jezus belangrijker dan oud worden. Toegift. Bid erom. U mag volgen en kennen.

Salomo gebruikt beelden om zaken duidelijk te maken. Wijsheid gekregen. De man wilde geen eer, geen macht. Maar wijsheid van God. Dingen kon doorgronden. Volk voorgaan, onderwijzen. De grote Koning zouden dienen. Ook bij David. Van de beloofde Messias zouden verwachten. Salomo leert dat wie komen in het paleis. Mensen die geleerd hebben dat ze er buiten staan. Hij is gekomen. Uit het paleis. Om in de straten van Jeruzalem de bruid te zoeken.

Hooglied. Beeldende woorden en taal. Wij nuchtere mensen zijn snel klaar om iets te zeggen. Ik zei Jan. Hebreeuws: tot de oren van Jan gesproken.

Roos. Rood en wit. Zijn bloed. Zijn reinheid het witte. Lelie. Liefelijkheid. Lijnen doortrekken naar Christus. Salomo niet alleen zichzelf bedoeld. Ook bij profeet Zacharia. Man op het witte paard. In de dalen. Mirten. Paleis hoog en tempel. Afdaalde naar beneden. Grote koning waar men tegenop keek. Naar zijn volk. Volk mocht erin delen.

Daarom is Christus gekomen. Om af te dalen. Om hen op te zoeken. Om te delen in de schoonheid van Christus. Delen in de heerlijkheid van de Koning. Ziet u daar de zwartachtige? Zij gaat delen in Zijn schoonheid en heerlijkheid. Wisselwerking. Het Ik voor u. Dat wil Hij vanmiddag kwijt. Het Zijne kwijt. Hij daalt af naar de diepte. Daartoe gaat Hij ook roepen. Kom dan maar.

2. Hoe Hij roept

Mijn vriendin, mijn schone kom. Wintertijd daar. Anders dan bij ons. Noorderwind en zuiderwind. Noorderwind vergroeide alles door de kou. Zuiderwind warmte. De tijd om uit de huizen te komen en de straten op. Hij is gekomen, de koning. Plasregen in Palestina, Israël. Want zie de winter is voorbij, de plasregen is voorbij. Wat zien we uit naar het water. Na de droogte. Wat zijn we in de natuur afhankelijk van Hem. Hij die alles gegeven heeft.

Plichten die gedaan mochten worden. Opgegaan naar Jeruzalem. Ook de Sulamith. Plasregen voorbij, wintertijd voorbij. Alles onder het water. Ook in het geestelijke. Donkerheid voorbij. Kom, kom. Zo is het dat Hij u roept. Bijzonder dat Hij de Zijnen roept. Afgedwaald. Kom. Hoe vaak heeft Hij geklopt, op de deur? Schoenen reeds uitgedaan en op het bed. En Hij aan de deur. Hoe vaak in het geestelijk leven? Dan toch opstaan en naar de deur en dan tot schrik bemerken dat Hij weg is.

Hij is ook gekomen om het verlorene te zoeken. U die Hem niet kent. Heilige jaloersheid. Roepstem van Hem horen. Zijn stem te sterk. Uitgaat om tot Hem te komen. Hij heeft opgezocht. Kom roept Hij, met kracht. Mijn liefste, mijn schone. Als een mens zichzelf heeft leren kennen, dan kan hij zich niet voorstellen dat hij haar zo noemt. Ook dat hij haar, de Sulamith, opzocht. Meerdere Salomo. Zij is schoon, rein vanwege Hem. Kunt u nog bij Hem wegblijven? Die tot u persoonlijk geroepen heeft. Hij komt tot zo een die niets heeft. Alleen Hem verwachten. U hebt niets om bij God aan te dragen. U hebt alleen maar armoede, zwartheid. Zijn roepstem gaat tot allen uit hier en thuis. Zichzelf gegeven. Ging het bestaan van die mens in. Hij die schoon is, de schoonste onder de mensen. Om te delen in het werk van Hem. Daartoe is Hij gekomen. Niet om het voor Zichzelf te houden. Daar staat Hij. Kom zegt Hij vanmiddag. Kunt u dan blijven zitten? Doorgaan met eigen werk? Leidt tot rampzaligheid. Van Hem verwachten. In Hem te delen.

3. Wat Hij uitwerkt

De bloemen worden gezien. Wintertijd voorbij. Lente aangebroken. Sta op mijn vriendin. Vijgjes te zien. Aan het dorre hout. Druifjes aan de wijnstokken. Te verkeren onder de wijnstokken. Hoogste vreugde, vrede. Vrucht en drank. Gevoed en gelaafd. Salomo gebruikt dat beeld. Alles gaat uitbotten. Jonge vijgjes, Hebreeuwse woord wordt maar een keer gebruikt in de Bijbel. Nog maar net gezien. In het oude hout van het vorige jaar. Moeten nog groeien. Uitbotten. Ze mogen gezien gaan worden. Teken van het nieuwe leven. Mag gaan komen. Beeld in de natuur. Ook in het geestelijk leven. Aan het dorre hout knopjes. Worden zichtbaar. Groeien en toenemen. Het begint altijd in het klein. Kinderen, je moet er maar om bidden dat de Heere Jezus mag leren kennen. Weet je alles? Nee nog niet. Rechtvaardigmaking. Heiligmaking. Dan onbekeerd? Nee zeg ik niet. Nog leren. In Hebreeën. Door de melk gevoed. Als kinderen te worden. Zoveel redeneren. Heere voorschrijven. Begonnen als een zuigeling. Wel groeien. Zoals jonge vijgje. Anders viel het af, bleek het niets geweest te zijn. Wel groei. Vaste spijzen. Welke vrucht? Van u geen vrucht in eeuwigheid. Niet een vrucht van onze bodem. Vrucht uit Hem. Aan Hem verbonden. De wijnstok. Sulamith in de straten van Jeruzalem meegenomen door Salomo. Zichtbaar geworden. Misschien wel jaloerse blikken. Hij op die stem van Hem. Kom. Kon niet meer bij Hem wegblijven. Alles door Hem. Zo geestelijk ook. Vrucht uit Hem. Wordt zichtbaar. Is het zichtbaar in uw leven? Niet zelf zeggen dat u een gelovige bent. Staat Nederland bol van. Wel of niet naar de kerk. Een plant met Hem geworden? Luther: christenen worden kleine Christussen. Eer van Hem zichtbaar wordt. Misschien spottend. Mag er van u ook niets. Zit u zondags ook in dat gebouw, de kerk. Vruchten dragen. Daar voor uitkomen. Hem belijden. Kinderen, dan ga je toch voor Hem uitkomen? Ergens niet naar toe omdat je Hem niet meer daar kunt ontmoeten. Psalmversje zingen door de straten van Putten. Niet preken maar eenvoudig spreken. Naar Hem zoeken. Naar Hem vragen. Sulamith mocht van Hem spreken. Heilige jaloersheid kwam er. Wat een bevoorrechte vrouw is deze. Ook in het geestelijke. Van Hem verwachten. Achter Hem mogen aankomen. Steeds meer vruchten tot Hij het zegt het is genoeg. Strijd voorbij. Komen in Zijn heerlijkheid. Eeuwig met Hem. Nooit meer iets tussen. Geen zonden meer gedaan worden. De berg op. De trappen van het paleis op. Vader hier ben Ik en degenen die U Mij gegeven hebt. Bewaar ze in Mijn naam. Wat een toekomst is er dan voor dat volk. Kwijt zijn. Donker kan zijn. Maar Hij houdt het vast, niet zij. Niet de Sulamith. Kom mijn liefste. Er is nog steeds een geopende deur. Kom. Als een rechtvaardige binnenkomen. Door Hem door Hem alleen. Achter Hem aan. Wat is nu uw weg? Er zijn er maar twee. Een weg buiten Christus en eentje achter Christus aan. Welke weg bewandel je? Waar gaat je hart uit? Goed in vinden in de wereld? Of naar de Heere uit? Zijn roepstem hoort. We geven elkaar de vraag mee. Op welke weg wandelt u? Op welke weg wandelt u nu? Amen.

 

Zondag 12 augustus 2018 – Hersteld Hervormde Kerk Putten – ds. N.P.J. Kleiberg [Veenendaal] – Hooglied 2 vers 10