Vanuit de gevangenis in Rome komt de apostel Paulus ter ore door Epafroditus dat de christelijke gemeente te Filippi zich weer met wettische dienstbaarheid heeft ingelaten. Het is Christus verachten en minachten. Alleen in Hem is de zaligheid te verkrijgen, het is Zijn werk dat uit genade geschonken wordt. Waarmee begint de apostel? Met de menselijke verantwoordelijk! De inspanning van de mens om alles eraan te doen om de zaligheid te verkrijgen. Niet omdat maar want het is God die in u werkt beide het willen en het werken. Het is door Hem, door Hem alleen om het eeuwig welbehagen. Zonder de energiebron, het eeuwige welbehagen van God die in Christus zondaren aanziet, zal het niet gaan. Eis van Mij, zegt God, op Mijn trouwverbond schenk Ik u zo u het van Mij smeekt. 

Filippenzen 2 vers 12b-13: ‘[12b] Werkt uws zelfs zaligheid met vreze en beven: [13] Want het is God, Die in u werkt beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen‘.

Verantwoordelijkheid en verkiezing
1. Eigen werk;
2. Gods genade.

1. Eigen werk

Jongeren, waar gaat het eigenlijk over in dit gedeelte? Jullie zullen wel gehoord hebben de mens kan zonder de Heere niets doen. Ik kan mijzelf niet zalig maken en zelfs niet geloven. Gave van Hem. Zegt de apostel nu wacht maar af met je armpjes over elkaar tot er wat gebeurt. Nee, hij zegt wij hebben een verantwoordelijkheid. Je kunt dingen doen en nalaten. Naar mama luisteren of ongehoorzaam zijn.

De Heere heeft ons niet gemaakt als een robot die geprogrammeerd is. Maar ons zo geschapen dat jij Hem vrijwillig liefhebben. Liefde is geen gedwongen liefde. Als de liefde er is, dan is het vanzelfsprekend. De twee dingen horen bij elkaar. Ik gebruik een eenvoudig voorbeeld. We staan aan de ene kant van de berg en daar is een diep ravijn. En dan naar de andere kant de andere berg. Er is een brug met een leuning aan een kant. Verantwoordelijkheid. Je gaat erop leunen. Dan ga je aan de linkerkant leunen en val je in het ravijn en kom je om.

En nu gaat we nog een keer over die brug lopen. En dan aan de andere kant de leuning verkiezing. Vallen we ertegen, en dan val je eraf in het ravijn. Maar als je ze allebei vasthoudt, zo kom je aan de overkant. Niet het een, niet het ander maar beide. We hebben onze verantwoordelijkheid. We hebben de Heere te zoeken in het gebed. Wanneer ga je dat doen? Als je weet dat je het zelf niet hebt. Boosheid. Kwaadheid. Dat is mijn hart. En wat hebben we nodig? Een nieuw hart.

We moeten ervoor bidden. Doe je dat? Je eigen hart gaan kennen en dan bidden om een nieuw hart. Al wat je ontbreekt dat van Hem te vragen hebt. Doe je dat? Dat hart dat naar de Heere uitgaat, van Hem verwacht. Hoe het ook gaat door het leven. We zien het bij Paulus. Vele vijanden tegenover zich gekregen. Hij weet een ding: de Heere zal voor hem zorgen.

Lieve kinderen, bid om een nieuw hart! Bid, bid! Dan is er toekomst. Dat ziet de wereld niet. Dan zegt de Heere plaats bereid te hebben bij Hem. Altijd bij Hem zal zijn. Gemeente, dit is de aanleiding van het schrijven van Paulus aan de gemeente van Filippi. Paulus leek geen ingang te hebben. Maar de Heere ging op Zijn tijd harten ontsluiten. Ik hoef maar een voorbeeld te noemen: Lydia de purperverkoopster.

Tijdens zijn aanwezigheid mocht hij merken dat het Woord ingang ging vinden in de gemeente. Vertroosting in Christus. Eensgezind in de gemeente. Dat is heel wat. Mensen hebben eigen gedachten, karakters, meningen. Te luisteren naar dat Woord. Onder dat Woord te verkeren. Niet wat zegt Jan of Marie, maar wat zegt de Heere. Zo heeft de apostel daar mogen arbeiden. Vers 17, waarschijnlijk was hij in Rome terecht gekomen.

U weet, hij heeft zich op de keizer beroepen. Joden probeerden hem om te brengen. Paulus Romeins staatsburger. De apostel op verschillende manieren in Rome terecht gekomen. Tijd af te wachten tot de keizer hem zou horen. En verdedigen tegen de aanklagers. Zijn woorden niet tegen de wet van Mozes waren. Maar juist de vervulling van de woorden van Mozes en de Psalmen geweest is.

De gemeente heeft ter bemoediging Epafroditus gestuurd vanuit Filippi. Over hoe het in de gemeente ging. In zijn aanwezigheid en ook nu hij afwezig is. Paulus heeft gehoord uit de mond van Epafroditus dat er toch weer twistvragen ontstaan. Dat toch weer wetten van Mozes moest worden gehouden. Offers. Besnijdenis. Men wilde weer terugvallen in wettische dienstbaarheid. Daarin opgevoed.

Bij de heidenen was het het tegengestelde. De heidenen wilden niet in de Joodse wetten treden. God alleen. Bij de heidenen was een valse berusting bestaan wat de Heere volbracht heeft. Komen we daar niet in onze tijd, bij al de kerken van terug. De een in wettisch denken, de ander in lijdelijkheid. Beiden menen dat ze het gelijk aan hun kant hebben. Paulus zegt niet de een of de ander gelijk heeft.

Zelfs na ontvangen genade toch weer in dat werkhuis komen. Door allerlei dingen te doen aangenamer te worden voor God. Zeker als God gaat werken, dan wordt het openbaar. Er wordt makkelijk gezegd: het gaat om de binnenkant. Dat is waar. Maar wat van binnen is wordt naar buiten bekend. Dan kunt u toch niet zwijgen? Of tegen de inzettingen van de Heere ingaan?

Alzo geliefden, niet alleen in mijn tegenwoordigheid alleen maar veel meer in mijn afwezen. Werkt uws zelfs zaligheid. Hier gaat Paulus het accent leggen bij de mens. Dat is in het maatschappelijke zo. Jongeren weten dat inzet nodig is om over te gaan van de ene klas naar de volgende. Of voor diploma. Ja, de een leert makkelijker dan de ander. Meer talenten. Allemaal onze gaven. Maar: we hebben ons met 100% in te zetten.

Dan denk ik aan de gelijkenis van de talenten en gaven. Die er een heeft er twee van maken, twee vier, vijf tien. Ik denk dat jongeren dat wel begrijpen: 100% erbij. Die er een heeft hoeft er geen tien te maken. Niet die twee heeft een maken. 100% inzet in het dagelijkse leven. De gaven en talenten. Dat geldt ook in het geestelijk leven. Dat is hier dat de apostel zegt: werkt uws zelfs zaligheid. Het gaat hier om de zaligheid. We zijn niet zelf zalig maar moet verkregen worden. Inzet om die zaligheid te ontvangen. Alle inzet te gebruiken.

Jonge vrienden, nu kan het even niet. Maar in de toekomst. Naar de kerk moest of mag. Daar mag zijn waar de Heere spreekt. Ik ben uw zaligheid. Als het moet, dan ontbreekt de liefde. We willen naar de hemel toe maar ook in de wereld staan. Gaat hart naar uit. Dat wordt gezien op de zaterdagavond, zaterdagnacht. Werken aan eigen verderf.

Werkt uws zelfs zaligheid. Zet je ervoor in om het te verkrijgen. Met vreze en beven. Er staat niet met angst. Angst maakt niet zalig. Angst kan de schijn hebben dat we de Heere nodig hebben. Angst voor de hel. Maar dan niet met de liefde tot God. De vrees. Vermaant de apostel mee, de kinderlijke vrees. Vrees van ontzag. Hetzelfde gebruiken als kind uitziet met ontzag naar vader en moeder.

Beven. Slordig zullen zijn. Gemakzuchtig. De mens kan het niet. Nee, zegt de apostel. U hebt ernaar te jagen of u het ook grijpen mocht. Dat stelt de apostel eerst voorop. Hij maakt ons mensen eerst verantwoordelijkheid. De gaven die we gekregen hebben. Gaven van God. Psalm 25. Woord en Geest. Opdat de Geest erin in mee zou kunnen.

Gemeente, daartoe worden wij aangezet en opgeroepen. De apostel is wars van lijdelijkheid en wars van activisme. De ene kant dat de mens gaat geloven en aannemen. Hoe velen hebben we zien struikelen toen er tegenspoed kwam. De ander ging afwachten. Net zo koud. Vreze en beven kenden ze niet. Niet in een lijdelijkheid en ook niet in activisme.

Adam en Eva konden de zonden doen of nalaten. Ongehoorzaam zijn of niet. Even weglaten dat God het wist. Nee, ze waren er beiden toe in staat. In staat te gehoorzamen en niet te gehoorzamen. Welke weg zijn ze gegaan? De aantrekkelijkste. Dat het van de mens uitgaat. Anders gezegd dat we de handen niet op hoeven houden. Niet van genade hoeven leven. Apostel legt heel nadrukkelijk verantwoordelijk bij ons legt. Werkt!

Met ontzag. Heilig en rechtvaardig God te maken. Die zal oordelen naar het Woord. Naar de Christus der Schriften. Of we dat gezocht hebben. Hem te mogen liefhebben. Of dat aan ons voorbij hebben laten gaan.

2. Gods genade

Er staat niet: omdat. Niet omdat u werkt met vreze en beven, zal de Heere in u werken. Geen grond voor de zaligheid. Dat ik mijn verantwoordelijkheid neem, dat het daardoor is. Dan zou de grond in de mens gaan liggen. Want het is God die in u werkt! De apostel laat het duidelijk merken. Hij geeft het werken en het willen. Er staat iets prachtigs iets. Want het is God die werkt.

Het woord werken is iets anders dan de eerste keer. Eerste is met inspanning. Met alle krachten. Niet wat flauwtjes. Het andere woord voor werken staat energie. Voorbeeld. Papa heeft een auto en kan met de auto rijden. Sleuteltje, tegenwoordig een knop waarop je drukt. Zet hem in de versnelling. Dat is wat hij doet om de auto te laten rijden. Maar nou zit er geen benzine in. Papa kan instappen en proberen te laten wegrijden. Dat kan hij allemaal doen. Maar er zit geen benzine en komt hij geen meter vooruit. In die auto moet benzine, die energie nodig om te kunnen rijden.

Nog een beeld. Papa gaat in de auto met een volle tank met benzine. Papa zit met zijn armen over elkaar. Zo op de plaats waar hij heen wil. Dat gebeurt niet. Papa zou moeten sturen en gas moeten geven. Dat beeld gebruiken. Wat papa allemaal moet doen. Maar de brandstof moet er zijn. Want het is God die energie geeft. Willen en werken. Werken, energie. Niet van onszelf. Van wat de Heere geschonken heeft. Hij heeft ons die energie gegeven om die te gebruiken.

De Heere beide het willen en werken geeft. Het komt wel bij de Heere vandaan. Het heft onze verantwoordelijkheid niet op. Het is de Heere die die energie geeft. Het willen maar ook het doen. Ik wil dat zalig worden. Maar als ik niet werk. Niet mijn handen vouw. Dat Hij mij die energie geeft, dat werken geeft. Dan zullen beide zaken tegen mij getuigen.

Dat is wat de apostel zo nadrukkelijk zegt. Ken uw verantwoordelijkheid. Daar zult u op geoordeeld worden. Met het Woord, de prediking, Mijn Christus. Dan kunt u niet zeggen straks: ik wilde wel maar U wilde niet. Dan maakt u Hem tot een leugenaar. U hoeft niet te vragen Heere wilt U mij bekeren. Dat staat in Zijn Woord. Hij wil uw behoudenis. Daartoe Zijn Zoon gegeven.

Niet: wilt U mij bekeren. Nee er staat in de Bijbel: bekeer mij. Gebiedende wijs. Dat niet aan ons? Jawel. Eis van Mij! Niks te eisen. Jawel. Ik ben daartoe die het geeft het willen en werken. Voelt u het spanningsveld. Enerzijds niet te kunnen maar te moeten, anderzijds de Heere die werkt. Als we enerzijds de gemeente op de verantwoordelijkheid inzetten, och wat hebben we een ijverige gemeente. Maar op de lijdelijkheid, gaat niets van u.

Laat het God maar zien dat God die energie geeft. Die twee leuningen op de brug. Buiten er de Heere is er geen zaligheid. Is er niet een werk tot behoudenis. Maar de Heere het hier laat horen dat Hij alles gegeven geeft. Energie gegeven. Het willen en het werken beide. Dan is het dat de Heere zegt: wat moet Ik nog meer aan Mijn wijngaard doen? Heeft Hij niet meermalen gezegd. Geplant, natgemaakt. Doop. Mijn Zoon gegeven. Wat moet Ik nog meer doen? Opdat die wijngaard vruchten zou voortbrengen.

Wat hebt u met Mijn Woord gedaan? Wat zou u dan de Heere moeten antwoorden? Als de Filippenzen moeten zeggen weer teruggegaan tot de wettische dienstbaarheid. Dan moet God zeggen: het werk van Mijn Zoon veracht. U hoeft u niet meer te laten besnijden. U hoeft geen offer meer te brengen. Alles wat wij Hem willen aanbrengen doen we Hem, de energie, de bron, gegeven heeft.

Catechismus: alles naast of in plaats Hem is afgoderij. Hoe rechtzinnig of Reformatorisch ook. Dat is het werk van Christus minachten. Ik heb geroepen, geklopt. U bent niet tot Mij gekomen. Niet opengedaan. Dan zal het in het oordeel tegen ons getuigen. Christus veracht. U hebt niet naar Hem gevraagd. U zei wel dat u naar de hemel wilde, maar bent uw eigen gang gegaan. Misschien wel met een vrome jas, achteroverleunend.

Maar nu de verantwoordelijkheid te dragen. Door Hem dat is. Door vreze en beven. Mijn roeping en verkiezing vastmaak. Of ik het ook grijpen mocht. En aan de andere kant: Hij geeft wat nodig is. Zo is het de apostel die hen onderwijst. Doet alle dingen zonder murmureren en tegenspreken. Ik hoor het als het ware zeggen: ja maar. De mens kan het niet grijpen, niet geloven. Zegt de apostel het? Dat ja maar zet vraagtekens achter het Woord van God.

Wij de verantwoordelijkheid dragen. En Hij de energiebron. Niet ja maar. Maar ja Amen. Hand leggen op dat woord. Dat Hij het Zelf gesproken heeft. Niet tegenspreken maar met elkaar dat ondervinden. Dat de Heere het werkt door Zijn Woord. Dat mag nou vreugde geven. Opdat dat ene gevoelen zijn. Niet door twisting. Eensgezindheid in dat lichaam. Tot verheerlijking van de Heere onze verantwoordelijkheid te dragen. Dan kunnen we verder.

Dan zal er een sprake vanuit gaan. Ook in deze tijd. In verwarring. Gedreven door angsten en onzekerheden. Ook verantwoordelijkheid. Dat is mijn gevoelen. Dat de overheid dingen oplegt. Dat het van een vaccin voor het virus verwacht. Arm volk. Arme overheid. Wat daaruit leeft. Wat daarin allemaal ziet op de omstandigheden.

Hij is die het virus schonk. Onzichtbaar. Groten der aarde machteloos. Het hoofd moet omhoog. Hij regeert. Daarover spreken. Verantwoordelijkheden in het licht van het Woord. Dat we terechtkomen in een democratische dictatuur. Hij is het die de uitkomsten geeft. Opdat we Hem alleen de eer geven. Het is door U, door U alleen het eeuwig welbehagen. Dat staat er aan het eind. Het behagen wat Hij nog heeft in mensen. Ere zij God. Omdat God nog doorgaat met de mens. We gaan niet verloren, we liggen verloren. Zaligheid zouden verkrijgen in de energie van de Heere in de Christus der Schriften.

Als u verder leest, is niet hoe de apostel het vindt maar spreekt van Christus. Daarin vinden. Niet van Christus maar van henzelf. Zo is die brief als het ware geschreven aan de gemeente van Putten. Hedentijds. Want het is God die werkt het willen en werken naar Zijn welbehagen. De Heere heeft nog een welbehagen naar mensen. Hoe kan dat? Omdat Christus gestorven is, het voorhangsel gescheurd. Het verloren geslacht een vrije toegang tot de troon der genade.

Hoort u het? Vrije toegang. Wel naar toegaan. Opgeklommen door de Geest. Roemen niet in zichzelf omdat ze het zo goed gedaan hebben. Maar roemen in God. Christus’ het gedaan heeft. Altijd tot Zijn eer. Kinderen, bid je erom? Jongeren, laat je niet meesleuren in de wereld. De kater, nee veel erger blijft over, eeuwige rampzaligheid. Wat de Heere geeft heeft toekomst. Door dood en graf naar het eeuwige leven. Onze verantwoordelijkheid. En dan zou ik haast zeggen onze verantwoordelijkheid ook uit. Hoe? Het is door U, door U alleen om het eeuwig welbehagen. Amen.

 

Zondag 14 juni 2020 – Hersteld Hervormde Gemeente Putten [dienst online uitgezonden via YouTube] – ds. N.P.J. Kleiberg – Schriftlezing Filippenzen 2 vers 1-18