De apostel Paulus houdt de gemeente te Kolosse voor dat ze uit het rijk van de duisternis zijn getrokken en overgezet in het rijk van het licht. Dat betekent dat ze hun identiteit niet moeten zoeken in wat ze presteren of in wat ze hebben, maar in Christus. Hun leven is verborgen in God; dat betekent dat het oude ‘ik’ het niet meer voor het zeggen heeft en dat ze hun leven hebben verloren in God. Dat geeft perspectief op de toekomst, als we met Christus zullen worden geopenbaard in heerlijkheid. 

 

‘U bent gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God. Wanneer Christus geopenbaard zal worden, Die ons leven is, dan zult ook u met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid.’

Christus en onze identiteit

Gemeente van onze Heere Jezus Christus, geliefden, er leven in onze samenleving veel vragen over identiteit. Wie ben ik nu eigenlijk? Je leest nu vaak dat als een baby geboren wordt als jongetje of meisje, dan moet nog maar blijken of hij of zij zich man of vrouw gaat voelen. Er is veel discussie of onzekerheid over identiteit. Als tiener kom je ermee in aanraking: je bent pas iemand als je iets presteert. Als je een winnaar bent. Of veel vrienden hebt. Als je wordt gezien op social media. En als je dat niet haalt, nou ja dan ben je een loser. Dan blijf je achter. Wie ziet je eenzaamheid, depressiviteit? Als je jongvolwassen bent, misschien midden in het leven, dan vervul je veel rollen. Als je een gezin hebt, je bent vader/moeder, je bent ook zoon/dochter, werknemer, of kleine zelfstandige. Vriend en collega. Zoveel rollen. Soms vraag je je af: wie ben ik nou eigenlijk zelf? Met alles wat ik bereikt heb…?

In het licht van deze vragen lezen we de tekst. De apostel zegt: deze vragen komen in een heel ander licht te staan. Dan denken we na over drie dingen die functioneren als drie punten voor de preek:

  1. Je bent gestorven
  2. Je identiteit is verborgen
  3. Die identiteit zal ook worden onthuld

1. Gestorven

Allereerst: gestorven. Je bent gestorven. Je bent dood. Dat is nogal wat, als iemand dat tegen je zegt. Het gebeurt wel eens dat mensen dat tegen elkaar zeggen. Dat is natuurlijk niet goed. Het kan in de familiekring: je bent als dood voor mij. Ik wil niets met je te maken hebben. Je bent niemand voor mij.

Als een moslim tot het geloof in Christus komt, is dat moeilijk voor de familie. Vooral voor de ouders. Voor ons besta je niet meer, voor ons ben je dood. Ik heb dat meerdere keren gehoord van ex-moslims. Dat hun ouders dat zeggen.

Wat bedoelt de apostel nu als hij dit zegt? Nu dit, als hij dit schrijft aan de Kolossenzen: er is iets ingrijpends gebeurd met jullie leven. Dat wisten ze wel. Je bent uit de wereld van duistere machten getrokken. Je bent overgeplaatst in het rijk van Christus. Eerst werd je leven bepaald door de duisternis. Je leidde een egoïstisch leven. Je werd geconfronteerd met het evangelie, je gaf je gewonnen, je ontdekte hoezeer je een slaaf was van de wereld en jezelf. Toen je gedoopt werd, werd je leven verbonden met Hem. Je oude leven stierf. Misschien geldt dat ook voor ons. Wij hebben van jongsaf het evangelie gehoord. Als jij dit nu hoort en dit naast je leven legt zeg je: was dat maar waar. Dat dat oude ‘ik’ dood is. In het dagelijks leven merk ik hoe dat oude ‘ik’ opspeelt. Helemaal niet dood! Als ik het goede wil doen, ligt het kwade om de hoek. Het kwaad maakt zich breed in de wereld. De schepping kreunt onder de heerszucht van mensen.

Veel christenen hebben moeite met dat woord: gestorven. Dat begrijp je wel. Ik mag er toch ook wel zijn? En de wereld is er toch? Natuurlijk, ik maak wel fouten, maar ik doe mijn best. Ik probeer tegenover de minnen de nodige plussen te zeggen. Ik snap dat wel. Maar als we dat zeggen, lijken we op dat stel dat een huis kocht van een oude man. Die man zei: ik wil het aan jullie verkopen. Tegen een schappelijke prijs. Maar op een voorwaarde; dat jullie een kamertje voor mij houden. Dat vonden ze goed. Ze wilden hun leven beginnen in het huis, maar die oude baas kwam uit zijn kamertje. Die zei: nee, nee, dat mag je niet verbouwen. Zoeken naar een compromis.

De apostel zegt: de oude baas heeft geen stem meer. Die is gestorven. Die heeft geen hoekje of kamertje meer in je leven. Die is dood. Gelooft u dat? Dat je met je oude ‘ik’ niet meer kunt onderhandelen? Het evangelie, ja, zegt: jij mens, hoe goed je je best ook doet, je hebt gezondigd. Je mist de heerlijkheid van God. Je oude ‘ik’ moest sterven, het had geen toekomst. Daarvoor is Christus gekomen. Hij nam het mee aan het kruis. Hij heeft volbracht wat jij nooit kon. De rekening betaald met Zijn bloed. En daarom: gestorven.

Bij dit eerste punt is de vraag telkens weer: is dit waar in je leven, werkelijkheid? Ja, dat kan alleen door het geloof. Geloof dat Jezus je lief geworden is. Denk er nog eens over na: wie is Jezus voor mij? Kom, gemeente, waarom zou je nog op twee gedachten hinken? Waarom zou je nog onderhandelen met die oude baas? Dat ga je niet winnen. Zeg het van harte: Christus, U bent mijn leven. Dat zegt Paulus. Christus, die uw leven is.

2. Verborgen

Nou het tweede. Nu zegt de apostel: wie u echt bent, daar hoeft u niet meer over in te zitten: dat is verborgen. Uw identiteit hoeft u niet meer te ontlenen aan uzelf. U bent niet meer van uzelf, maar van iemand anders. Christus is uw leven geworden. Toen Hij opstond uit de dood en terugging; heeft Hij u teruggebracht in die verborgen gemeenschap met de Vader.

Dat is zo onbegrijpelijk en groot. Het is in Christus werkelijkheid. In Hem geloven we. Hij heeft ons meegenomen. Hij is aan de rechterhand van de Vader. Daar bereidt Hij de plaats – die we eigenlijk al mogen hebben in de beloften. Hij heeft gezegd: in het Huis van Mijn Vader zijn vele woningen. Dat is zo groot, hoog. Weet u, dat staat zo haaks op wat telt in onze samenleving.

Voor veel jonge mensen ligt de identiteit in hoe je overkomt op anderen. Hoe je eruit ziet. Dat maakt mensen onzeker. Zie ik er wel goed genoeg uit? Volwassenen ontlenen hun identiteit aan wat ze hebben. Spulletjes die je hebt, huis, vakantie, nationaliteit. Bij ouderen telt vaak wat ze tot stand hebben gebracht, gepresteerd. Als zakenman, onderwijzer, dominee. Iemand zei dat eens in Delft: die man, was een goede professor, maar werd geboren als mens en stierf als mens. Het klinkt niet goed als je alleen maar je identiteit ontleent aan je werk.

Paulus zegt: uw leven is verborgen. Eerst betekent dat: geborgen. Veilig in Christus, bij de Vader. Maar je weet het nog niet. Je mag het vertrouwen en overgeven. Die witte steen met die nieuwe naam wacht op de onthulling. Dat kan nooit iets zijn wat je zelf tot stand hebt gebracht, die kan je alleen ontvangen in Christus.

Als we daarvan overtuigd zijn geraakt (dat moet je telkens weer, daarom zijn we hier) dan telt afkomst, uiterlijk, intelligentie niet meer. Of etniciteit ook niet; dat zegt de apostel hier ook. Jood, heiden, slaaf of vrije. Maar Christus is alles, in allen.

Ik vond dat altijd indrukwekkend in de internationale gemeente in Delft. Dan was je daar met mensen uit China, Afrika. Vierde je avondmaal. Wat telt: dat je bij Christus hoort. Brood en wijn delen. In de gemeente wordt dan iets zichtbaar van die nieuwe mens, nieuwe mensheid.

Laten we er eens naar kijken en ons onderzoeken, wat telt voor ons, waar hechten we het meeste aan? Onze reputatie, bezit, je werk? Is dat belangrijker dan Christus? Of ondergeschikt aan Hem? Zullen we het er eens op nakijken, hoe het voor ons is? Met alles wat we hebben en zijn: Heere, het behoort U toe.

3. Onthuld

Maar dan: onthuld. Zo verborgen als het nu nog is, zo zal het niet blijven, zegt de apostel. Er komt een tijd, moment dat Christus verschijnt. In heerlijkheid. Christus, die uw leven is! Als Hij verschijnt, zullen wij Hem zien zoals Hij is. Dat is ontzagwekkend. Hem mogen zien in Zijn schoonheid en grootheid. Dat je Hem mag kennen.

Maar weet je, dan zul je ook jezelf kennen. Dan mag je in Zijn gelaat ook zien wie je zelf bent. 1 Korinthe 13: mezelf zien zoals ik door Hem gekend bent. De Schepping zal God weerspiegelen. Het paradijs wordt hersteld. Gods gemeenschap.

Even voor de jonge mensen. Hoe ontvangt Adam Eva? Je weet wel, de eerste bladzijden van de Bijbel. God maakt Eva uit een rib van de man. God brengt haar naar hem toe. Zij is zijn tegenover, spiegel. Hij leert door haar zien wie hij zelf is. Je bent been van mijn been, gebeente van mijn gebeente, vlees van mijn vlees.

Gemeente, dat is ook het wonder van het huwelijk, dat je van elkaar een spiegel bent. Dat je in de ander jezelf ziet. C.S. Lewis (u kent hem van de Narnia-verhalen) heeft dat mooi gezegd in Till We Have Faces: als we het gezicht van dé Geliefde zien, dan zullen we ten volle begrijpen wat Hij voor ons heeft gedaan. Dat Hij zichzelf heeft vernederd, dat Hij verhoogd is om onzentwil. We zullen dan een gezicht ontvangen. Volkomen transparant voor Hem.

Onthuld. Nu is de vraag, dan probeer ik het dichterbij te brengen: hoe kan je dat nou geloven? Of je dagelijks leven stempelen? De wereld gaat van crisis naar crisis. Het is een prachtige dag vandaag. Toen we hier naar toe reden, zagen we de weiden. Een prachtige lentedag. Zal dit weggaan, door vuur vergaan? Als God het wil, zal het gebeuren.

De tendens is niet op de verschijning van Christus gericht. Om het zo te zeggen: de tendens van de tijd is op de aarde gericht. Ook in de PKN. Op een goed en zorgeloos bestaan. Een wereld die gedreven wordt door onrecht. Zieke mensen. Onrecht. Je staat in de spanning tussen dit en Gods nieuwe schepping.

Die hedendaagse houding, die naar de aarde, voedt een illusie: wij hangen aan de aarde. De aarde is eindig. Alle levens zijn eindig. Dat zegt de Schrift. De hemel en de aarde zullen vergaan, zegt de Schrift. Hoe moeilijk we dat ook vinden – op een prachtige lentedag als vandaag.

Dat perspectief op de heerlijkheid is niet vanzelfsprekend. Eeuwig leven, een nieuwe hemel en aarde. Dat wordt ons beloofd en aangereikt. Waar zie en hoor je dat? Alleen in de christelijke gemeente; in het lezen en horen van de Schrift. Daarom zijn we hier. Vooral in de doop. In de hoop wordt bevestigd dat wij geen leven hebben in onszelf. Dat onze identiteit niet afhangt van onze ervaringen of prestaties, maar, dat zegt het Doopsformulier zo kernachtig: dat we aangenomen zijn tot kinderen en erfgenamen van Gods rijk. Daar heb je het, die belofte. Ook het avondmaal. Kerkvader Ignatius zegt dat het een geneesmiddel is voor het eeuwige leven.

In de wereld is daar geen besef van. In de wereld doen ze er ook niet toe. Volkomen onbelangrijk. Daarom is de aansporing van de apostel vurig en indringend. Laat u niet beheersen door het schema van de wereld en de tijdgeest. Laat u de eeuwige dingen niet afnemen.

Dan komen we in het verband van het hele hoofdstuk, van Kolossenzen 2 en 3. U vraagt misschien, misschien leeft dat op de achtergrond bij u, leidt onze tekst niet tot een passieve levenshouding? Verborgen en wachten: is dat niet passief? Hier beneden is het niet?! Maakt ons dat niet heel lijdelijk. Moeten we niet afwachten?

Juist niet! De woorden van de tekst staan in een duidelijk verband, vanaf hoofdstuk 2 vers 20. Zo wordt de lijn doorgetrokken naar het dagelijks leven. Als u opgewekt bent – niet ‘als’ – maar: nu het zover is. Dan volgen de woorden: zoek dan de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Woorden van aansporing. Woorden van verzet tegen de status quo, tegen de geest van de tijd. Luther zegt dan ergens: als u met Christus leeft, wees dan halsstarriger en eigenwijzer dan de meest koppige boer. U moet de strijd aangaan tegen het oude ‘ik’.

Ik werk het uit naar twee richtingen, tot slot.

  1. We hoeven niet alles uit het leven te halen. Verlangen naar geluk en genieten kan je beheersen. Gezondheid is een groot goed. Je mag van het leven genieten. Als het alles voor je wordt, worden het afgoden. Afgoden zijn oud, zo oud als de wereld bestaat. En afgoden maken je oud. Als je oude ‘ik’ eraan is gegaan, brengt dat een nieuwe richting. Zoals een bloem zich richt op de zon. Dat zijn de verzen 5 tot en met 9: de jas van toorn en slechtheid pas je niet meer. Je verlangt naar de nieuwe mens. Die wordt gekenmerkt door de liefde. Je hoeft niet meer in te zitten over wat je verliest. Je bent het al kwijt, in Christus. Als je geloven mag het eigendom van Hem te zijn, zouden we dan niet veel onbezorgder leven?! Dat is het eerste. Leven en goed van deze wereld gebruiken.
  2. Het tweede is dit: dat u kijkt naar mensen die er zomaar op los leven, terwijl u zelf ingetogen leeft. Je zou zomaar kritiek kunnen hebben. Zomaar jezelf staande kunnen houden door je mening of oordeel. Zelf als het mensen betreft die moeilijkheden veroorzaken. Moeilijk om dat een plek te geven. Zoals die broeder of zuster, die je moeilijk kunt vergeven. Doe uw nieuwe kleed aan, zegt de apostel. Hij zegt: vergeef elkaar. Het risico is dat we door de achterdeur weer de wet binnenhalen. Je weet de voorschriften zo goed. Dat risico was er in de gemeente van Kolosse (lees hoofdstuk 2 nog maar eens, ze namen elkaar de maat over allerlei ethische regels). Maar oordelen: dan geef je die oude baas de ruimte. Dat stemmetje in je hart: dat jij bij Jezus hoort… dan zou je een beter mens zijn?! Maak jezelf toch eens wat aangenamer voor de Heere. Dan luister je naar het oordeel van je hart. En probeer je op eigen kracht bij Hem te komen. Maar bij Hem is vergeving. De weg van de liefde, concreet en praktisch.

Gemeente, als die liefde zichtbaar wordt, dan kan het niet anders of die trekt en nodigt mensen uit. Hoe ze daar met elkaar omgaan! Zien ze het bij mij of u?

Tenslotte, een Syrische moslima, Nora, die tot geloof in Christus was gekomen. Ze vertelde hoe ze altijd volgens de voorschriften van de islam had geleefd in Syrië. Een jonge afgestudeerde van de universiteit. In Griekenland werd ze meegenomen door een vriendin naar een kerkdienst. Ze moest erg huilen. Waarom? Ze proefde iets van Gods aanwezigheid. Ik kan nooit goed genoeg zijn voor God. Maar dat hoeft ook niet. Ze is schuldiger dan ze ooit besefte. Maar Zijn genade in Christus is ook veel groter dan ze ook ooit kan indenken. Het oude, onvolmaakte ik van haar was gestorven. In Christus kreeg ze een nieuw leven vol verwachting. Het maakte haar vurige. Een stralende getuige. Er brak iets door van het nieuwe licht en leven. Een voorproef van het licht en de heerlijkheid van Christus.

Lof aan Christus, tot in eeuwigheid!

Amen.

Hoe groot is’t goed, dat Gij zult geven
Hem, wiens oprechte geest
Op U betrouwt, U vreest!
Hoe groot is ’t heil, dat G’ in dit leven,
Ver boven beed’ en wensen,
Reeds wrocht voor ’t oog der mensen!

Gij zult uw volk een schuilplaats wezen;
Gij bergt hen in het licht,
Van ’t Godd’lijk aangezicht,
Daar zij geen leed van trotsen vrezen;
Een hut, waarin zij ’t woelen,
Den twist der tong niet voelen.

Psalm 31: 15 en 16 (berijming 1773)

Protestantse Gemeente Gouda, zondag 30 april 2023, 17 uur. Schriftlezing Johannes 14:1-6 en Kolossenzen 3: 1-11.