Petrus schrijft over de hoop: de opstanding van Jezus uit de dood geeft hoop op het eeuwige leven. De erfenis wordt voor de gelovigen bewaard in de hemel en het geloof hier op aarde beschermd waarin de kracht van God als een lijfwacht fungeert.

De kracht van hoop in het licht van Pasen

Gemeente van onze Heere Jezus Christus, het gaat vanmiddag over de krant van hoop in het licht van Pasen. Ik denk dan eens vrouw uit Lima. Ze woonde in een sloppenwijk. Ze leek veel ouder vanwege slechte voeding en extreme armoede. Ze deelde haar huisje met golfplaten met haar ex-man, die alcoholist was. Ze verdiende geld door broodjes te verkopen. En door afval te rapen. Ze straalde altijd als ik haar sprak. Ze had Jezus gevonden. Ik zag iets van die onuitsprekelijke vreugde waar Petrus het over heeft. Ze leefde vanuit de hoop. Ze geloofde in een levende Heer die opgestaan was uit de dood.

Ik moest aan haar denken omdat ik besefte dat hoop pas een thema wordt als we het moeilijk hebben: pijn, verdriet, afwijzing, depressie. Dat berooft ons van de moed om verder te gaan. Wat het ook is wat ons doen zuchten!

Het symbool voor de hoop is een ander. Het bootje van je leven drijft niet weg op de golven van dit bestaan. Johannes schrijft veel over de liefde. Voor Petrus is hoop een centraal thema.

De zinnen die hij schrijft, zijn vol van betekenis. Daarom een zin centraal. Geprezen zij de God van onze Heere Jezus Christus.

Even iets over de mensen aan wie de brief geschreven is. Een rondzendbrief, lazen we. Vijf provincies van Klein-Azië. Uitverkoren, vreemdelingen, verstrooiing. Griekse woord voor verstrooiing is diaspora. Dat woord kennen we voor joden die verspreid zijn. Het komt van het woord zaaien.  In de wereld gezaaid om iets van de Heere te laten zien. Ze vormen een minderheid en zijn vreemdelingen – in zekere zijn. Dat geldt ook voor de lezers. Ze zijn geen vreemdelingen omdat ze elders zijn gaan wonen, nee in hun eigens stad of straat. Dat heeft te maken met dat eerste woordje: uitverkoren. God heeft hen apart gezet. Ze hebben een dubbele identiteit. Ze maken deel uit van een samenleving. Vreemd heeft een dubbele kant. Wie vreemdeling is, wijkt af, die is anders. We zien een opleving van antisemitisme. Opleving van discriminatie. Je bent kwetsbaar als je anders bent.

Petrus doet het vaker, hen op hun positie aan te spreken. Een dubbele identiteit. Mensen van God en tegelijkertijd vreemdeling. Vreemdelingen, daarover werden praatjes verteld. Over christenen werd beweerd dat ze kannibalisme bedreven. Het zou uiteindelijk leiden tot vervolging.

Er is veel gezegd en geschreven over de positie van de kerk in Nederland. We moeten het soms wel ontgelden in de media. We hebben soms weinig krediet. Soms zijn er ook hoopvolle signalen. Of vroeger beter was weten we niet. Onze situatie gaat lijken op de situatie toen.

Petrus heeft de situatie scherp in beeld. Hij begint niet in mineur. Nee! Geprezen zij de Heer! Hij begint met een paaspreek, zo lijkt.

Wij kunnen niet voorstellen hoe ingrijpend de opstanding voor Petrus was. Alles was donker geworden. Dit historische, die opstanding, gaat ook over ons. Het heeft de werkelijkheid voorgoed door broken. God heeft ons opnieuw geboren doen laten worden. Vanuit Zijn grote barmhartigheid heeft Hij dit gedaan. De opstanding is een opening naar een nieuw leven. Het graf werd een deur.

Opdat wij een levende hoop zouden hebben. Petrus noemt het een erfenis. Daar mogen we op rekenen. Daar morgen we naar verlangen. Het mooie is: je hebt er recht op. Romeinen 8: erfgenamen van God en mede-erfgenaam van Christus. Een erfenis zonder gebrek.

Wat moeten we daarbij voorstellen? We moeten die niet al te veel individualistisch invullen. Onze ergenis is dat alles nieuw zal worden.

Misschien stelt iemand de vraag, is dat voor mij? Woorden die soms iets geladens hebben: uitverkoren, wedergeboorte. Ons heeft Hij weder geboren laten worden.

Petrus spreekt over Gods bescherming en bewaking. Deze levende hoop vinden we niet in onszelf. Niet in onszelf zoeken naar sporen van wedergeboorte. Dat leidt tot dodelijke twijfel. De Geest leert ons gehoorzamen en leven.

We hebben een levende hoop. Petrus zegt niet; als je deze hoop hebt, zul je geen problemen meer hebben. Of: als je maar hart genoeg bidt, word je beter. Hitte loutert het goud. Zo kan je geloof sterker worden in het lijden. Misschien heb je dat gezien in het leven van mensen. Ik zal dat in Lima. Ook in levens van mensen in Nederland. Ziekte of periodes van depressie. Je kunt mensen zien wegzakken.

Petrus schrijft dat de erfenis in de hemel bewaard wordt. De kracht van God als een lijfwacht (Van Ruler). Dan moet je denken aan een lijfwacht. Zelfs in de beproeving of lijden er vreugde zijn. Die straalde van die vrouw uit Lima af als ze stond te zingen, handen omhoog, hart gevuld met liefde.

Petrus had Jezus wel gezien, met eigen ogen. Nu schrijft hij: u hebt Hem lief, zonder Hem gezien te hebben. In hoop blijven volharden (Romeinen 8). Geloven is afzien. Afzien en uitzien. We hebben een levende hoop. We vertrouwen op Hem.

Hoe zwaar de weg die we gaan moeten, hoe donker ook: we hebben een levende Heiland. Hij leeft. Geprezen zij Zijn Naam in eeuwigheid.

Amen.

Protestantse Gemeente Gouda, St. Janskerk, zondag 14 april 2024, 17 uur. Schriftlezing 1 Petrus 1:1-12.