Ds. N. den Ouden (Nieuw-Lekkerland) / 5 september 2012 / 19.30 uur

Hersteld Hervormde Gemeente Driebruggen; beroepen predikant

Romeinen 8:1-17 (http://www.biblija.net/biblija.cgi?m=Romeinen+8&id18=1&l=nl&set=10)

Tekst: Romeinen 8:3

Wat een woorden, gemeente, van onze tekst. Zo als we het zo leven, helemaal geen makkelijk tekst om te begrijpen. Of moeten we zeggen, dat er boven die teksten waarvan we zeggen dat ze makkelijk zijn, dat we de Geest nodig hebben. Evangelie gaan verstaan, licht en zicht in krijgen. Misschien vanavond meer dan ooit te voren. Dat geve de Heere.

Wat zegt de tekst? [citaat] Dus de tekst spreekt in de eerste plaats over iets wat de wet van God niet kan, wat voor de wet onmogelijk is. Bestaat dat? Dat iets niet kan. Zie gelukkig jongens en meisjes zitten ook in de kerk, die weten wel hoe dat was, toen die wet gegeven werd, die Sinaï was vuur, die berg schudde, teken zo groot, de Heere kwam, en dat de Heere de heilige wet bekend maakte. Kan dat, dat die wet krachteloos, machteloos is? Het is toch de wet van God? Die geboden zijn niet zomaar menselijke gedragsregels, door mensen uitgedacht. Toen sprak God al deze woorden. De Heere! Die woorden, geboden, niet stelen, doodslaan, samengevat in liefdegebod – God wil je hart!  Is die wet krachteloos? Woorden van de levende God? Die wet is heilig, rechtvaardig, goed. Is die wet krachteloos? Ik dacht dat die wet heel krachtig was en is. Die wet van God oordeelt. Of heb je dat nooit gemerkt, beseft? U oordeelt, en jou oordeelt? Die wet van God stelt schuldig. Die wet van God verdoemt. Die stelt heel de wereld, zegt de brief van Paulus, verdoemelijk voor God. Die wet van God is zo van kracht, niet een van die geboden van de wet laat zich afzwakken. Dat kunnen we wel denken, wanneer denken we dat niet eigenlijk, van nature? Dat gebod vergeten we nu eventjes, ik hoop dat de Heere het ook over het hoofd ziet, in welke omstandigheden, op ’t werk, thuis, vakantie, nee altijd van kracht. Niet alleen thuis, in de kerk,  in de huiskamer, overal.  In het heelal geldt de wet van God. Besef het eens, vandaag. Met ontzag vervuld?

Overdenk eens die heilige geboden van God. De Catechismus legt ze breed uit in de strekking. Gebod voor gebod, leg je leven er naast. Toen je kind was, toen u jong was, ouder ben geworden, nog weer later, wees niet bang om in de spiegel te zien. Wat zie je dan? Als God het laat zien, wat zie je dan? Daar zie ik een zwarte zondaar. Of niet? Mens die zonde op zonde gestapeld heeft. Ga beseffen, voel die kracht van God, die wet van God is van kracht en blijft van kracht. Ik zal geoordeeld worden en u ook en jij ook. Kan dat? Zo heel je leven terugkomt? Geboden er naast gelegd, wij moeten God ontmoeten? Kan het, dat een mens dan toch niet beeft? Terwijl hij God moet ontmoeten? Kan het, terwijl hij het weet, blijft slapen? Moet de Heere komen? Meer roepstemmen? O mijn ziel, doorzie uw lot. Die wet is altijd eeuwig van kracht, gaat over heel uw leven, uw binnenste, niets uitgezonderd. Hoe zult gij, jij, rechtvaardig verschijnen voor God. Het wordt toch eeuwigheid? Na dit korten, minutenleven eeuwige vreugde of eeuwige droefheid.

Die wet is Gods wet en ze is krachtig. Maar er is een ding wat die wet van God niet kan. Onmogelijk. In een zaak is ze krachteloos. Wat is dat dan? O die wet kan wel vloeken. En die vloekt ook over een leven. Die wet kan wel vloeken, maar niet zegenen. Kan wel oordelen, maar nooit vrijspreken. Die wet van God kan wel de zonde aanwijzen, maar nooit een zonde verzoenen. Die wet van God is heel krachtig, laat zich tot punt en komma niet uitschakelen, maar laat u niet rechtvaardigen, niet zalig maken, niet behouden, krachteloos om te behouden, beveiligen tegen de dood. Hoe komt dat? O, zegt mijn tekst, dat komt door het vlees.

Moeilijk, gebruik eens een voorbeeld dominee. Ik liep vanmorgen even een eindje te wandelen, samen met mijn vrouw, in de Alblasserwaard. En we kwamen bij een moddersloot. En daar hing een ondragelijke lucht, zodat we snel doorliepen. Hoe kwam dat? Nou, de zon stond daarop te schijnen en daardoor kwam het dat er zo’n stank verbreid werd. Verspreid die zon die stank? Nee, die moddersloot. Als de zon schijnt op een bloem, ruik je een heerlijke geur, op een moddersloot, een bedwelmende stank. Zit niet in de wet, maar in het vlees. Iets denk aan betekenis van de tekst, denk aan voorbeeld ooit hoorde noemen, ligt dicht tegen voorbeeld zo-even. Stuk vlees nemen, uit de koelkast, legt het op het aanrecht in de zon en je laat het een dag of twee dagen in de felle zon liggen. Wat kom je dan tegen? Een en al verrotting, ontbinding, onreinheid, walgelijkheid. O die wet van God is wel goed, maar dat vlees, wat zegt vers 7? [citaat] Wat zegt Romeinen 8? [vers 6] Roept de eeuwige dood op mij af. Die wet is krachteloos, die goddelijke wet is krachteloos door het vlees. Die wet is niet veranderd. Die mens is veranderd, door het vlees, een boos mens, een slecht mens, gevallen. Nou daar kan Romeinen al eerder over geschreven, Romeinen 3, op het spoort, tien dingen gezegd over vlees gezegd, geen mens die goed doet, allen afgeweken, stinkende, niemand in Waarder, Driebruggen, de Heere uit de hemel neergezien. Vervloeking, keel geopend graf, slangenvenijn, zo gaat het door he, dat is vlees. Wet moet gaan handelen met het vlees, dan maakt die wet het vlees niet beter.

Weet nog goed, een van onze kinderen nog jonger was, kroop naar de telefoon. Ik schudde de telefoon, schudde mijn hoofd, niet aankomen he, aan die telefoon. Begon te huilen, maar kroop wel verder, pakte hem vast, misschien wel omdat ik het zei, dat heeft ze niet van een vreemde. Die geboden maken misschien de zonde wel wakker. Die bevrijden niet van de schuld en de macht van de zonde. Die wet veroordeelt, beschuldigt, verdoemt. Kan de schuld voor God in niets meer goed maken.

Maar nu heb ik Evangelie. Evangelie wat tot aan de rand toe gevuld is met heerlijke troost. O vanavond bijzonder voor hen een troostwoord, wel tot ieder gepredikt, maar tot oneindige troost voor wie bij zichzelf geen goedheid vindt. Voor hen die zichzelf niet beter kan maken, die wachten op genade, maar geen genade vinden. Die bij zichzelf geen waardigheid vinden. Hoort u, de heerlijke bazuinstoot van vrije genade? Van verzoening. Hoor het. Ten dode opgeschrevene. Hoor het, alle die redding zoekt. Ik verkondig u grote blijdschap: heeft God gedaan. Want Zijn ingewanden zijn vol van barmhartigheid. Heeft God gedaan. Wat een wijsheid, liefde! Niemand die Hem daartoe dwingt, Hij wilde dat. Wat dan? Heeft God gedaan? Zijn Zoon zendende. In gelijkheid des zondige vleses. Niet een engel, dienstknecht, profeet, mens. Zijn Zoon. Romeinen 8 verderop: eigen Zoon niet gespaard. Niet gespaard heeft, behaagde de Heere Hem te verbrijzelen. Hij heeft Hem krank gemaakt. Wat kan er een tere band zijn tussen een oudere en een kind. Zo’n liefdeband tussen ouders en kinderen. Wat voelt een vader en moeder van een kind houden, zeker als een kind ziek wordt of zorgen heeft. Nou de allerteerste ouderband is nog maar een flauw afschijnsel tussen de liefde tussen God en de Zoon. In al Mijn welbehagen heb. In de schoot des Vaders was. Zijn Zoon zendende. Tot een offer. Tot een slachtoffer.

Anders dan Abraham, jongens en meisjes, jullie weten dat toch. Samen met Izak de berg op ging. Vader, er is wel hout en vuur, waar is het lam? God zelf, mijn zoon, zal het voorzien. Izak op het hout vastgebonden.  Dan heft Abraham het mes, en dan komt God tussen beide, laat dat, doe het niet, nu weet ik het. Wat Abraham niet hoefde te doen en niet mocht doen, dat heeft God wel gedaan met Zijn eigen Zoon. Zijn Zoon wel ging klagen: dodelijk uur. Niet gedaan omdat Hij Hem niet liefhad, maar omdat Hij een weg wilde banen. Liefde had voor eigen Zoon, Hem overgegeven, in gelijkheid van vlees, vlees dat broos en zwak was, dat sterven moet. Dat voor de zonde. Tot een volkomen offer. En zo een weg gebaand, in Hem is verzoening, vrede. Want die Zoon is doorgedrongen om een eeuwige straf te dragen. Hetgeen der wet onmogelijk was, heeft God gedaan. Vlees als ik vlees heb, en dat voor de zonde, een offer voor de zonde.

Wat moet ik nu doen? Hoe moet ik nu behouden worden? Een woord he, voor hen die zonder troost zijn. Voor hen die vrede zoeken. Wat moet ik doen. Nou het eerste, wat ik zou willen zeggen, is, verberg uw zonde niet. Breng uw zonde tevoorschijn. Bezie uw zonde, bezie uw schuld. Verklein ze niet. Overdenk ze in verzwarende omstandigheden. Misdaan die U tergen, bedek die niet. O God, schenk maar, maak het bekend, mijn verborgen zonden. Overdenk ook wat God heeft gedaan. Zijn Zoon zendende. Twijfel niet, dat het genoeg is wat God heeft gedaan, dat het toereikend is. U zegt, dat evangelie, al heel veel jaren gehoord. U bevoorrecht. Ik mis er de troost en kracht van. Hoe komt dat? Blijft bij mij nog altijd zo onzeker. Hoe komt dat? Zou het zijn dat u meer ziet op u zelf? Op uw gevoel, van troost. Wie daar naar niet verlangen. Niet begeren? Meer zoekt, meer ziet op gevoel van vertroosting en blijdschap, meer op ziet dan op Hem, wat God gedaan heeft! Ik blijf zo in de twijfel. Hoe komt dat? Omdat het hart zo weinig weet, alleen het werk van Christus is, van God is, in Zijn Zoon heeft gedaan? Neer te zinken op dat werk!

Ik, als ik de tekst nog eens bezie, valt me op, apostel zo hier neer schrijft, wat óns onmogelijk was, niet wat óns onmogelijk is; nee, wat de wet onmogelijk is. Heeft de apostel een belangrijke reden is. Al is dat andere ten volle waar. Wat de wet onmogelijk is. Waarom doet hij dat? Als ik de Romeinenbrief doorleest, kom ik het wel op het spoort. Niet alleen in Rome, ook in uw hart, jouw hart. Wat dan? Dat ik altijd nog hoop heb, langs die heilsweg van de wet nog behouden te worden. We weten allemaal heus wel, mag ik toch aannemen, dat we die wet volmaakt kunnen houden. Ja, ja, we zijn toch allemaal zondaren, dat u die wet niet kunt houden, dat weet u wel. Weet u wat er leeft in uw hart, mijn hart? Altijd nog weer geneigd, is wel weer volmaakt, hoop dat God met minder tevreden zal zijn. Dat God m’n goede bedoelingen wil aannemen. Toch nog wel oprecht verlangen is, oprechte traan, goede bedoeling is. En nu komt God in dat Woord, het is de wet onmogelijk. Het kan niet, die in het vlees zijn kunnen Gode niet behagen. Onderwerpt de wet niet. In het minst niet.

Ik ken mensen, misschien zitten ze hier ook, die een tijd in hun leven hebben gekend, ernstig waren, ernstiger dan voorheen, u ging ijveren om de Heere te kennen, ik wou dat het veel meer was, ging de goede boeken leren, door de week naar de kerk, dat is slordige nalatigheid als je het niet doet, ik wou dat het veel meer voorkwam, zie je dat het wegebt, niet tot verlossing is gekomen. Hoe komt dat? Omdat met al dat doen, het hart het bleef verwachten van de wet van God, iets volbrengen, u bent gebleven onder de wet. Hetgeen de wet onmogelijk is. Stelt alleen maar schuldig. Zo is uw leven teruggezakt. U hoopt altijd nog, eigenlijk nog iets vinden om aan de Heere te geven, om de Heere tegemoet te komen, om de Heere te bewegen, langs die weg nooit naderbij komen. U blijft het zoeken in uzelf. Om aan die wet genoeg te doen. Zo rust te krijgen. Nee zegt de Heere. Hoop dat het genoeg is. Weet je wat God zegt? Eeuwig onvoldoende. Waarom weegt gij geld uit voor hetgeen geen brood is? Uit genade, wat God gedaan heeft.

Kan zijn dat er een jongere zit, hoelang zijn de scholen alweer begonnen?, kan zijn, dat je je eerste onvoldoende al gehaald hebt. Voor wiskunde bijvoorbeeld. Nou ja, een 3 of een 4 is wel jammer, nog heel schooljaar voor je, goed je best doet, misschien toch nog lukken, weg te werken. Raad ik ook echt aan, aan die leerlingen. Weet je nou hoe het zit met mijn onvoldoendes bij God? Ik hoop altijd dat ik die onvoldoendes nog weg kan werken, dat het nog eens beter met me wordt. Dat ik die onvoldoendes kan compenseren. Weet je wat de Schrift zegt, wat de Heere laat merken? Ik haalt er alleen maar onvoldoendes bij? Ik kan het alleen maar nog meer verknoeien, ik maak het niet beter o God. Is dat je belijdenis? Dat is wel de werkelijkheid. Verwacht het nooit meer in die weg. In Christus gedaan, Zijn Zoon zendende. Geloof ziet af van eigen werken, komt tot Hem, vlucht naar Hem, verlangt naar Hem, geeft zich aan Hem. Moede kom ik, arm en naakt. Vanuit mij onmogelijk, maar tot die God die zalig maakt. Weet u, het is zo makkelijk om te geloven als je weinig van je zonde ziet. Dat is het geloof van, ik ben een zondaar en Jezus is voor zondaren gekomen, dus ik ben verlost. Maar als God het oplicht, zo eigen, om aan genade te wanhopen. Zegt nu hier dat Woord. Heeft God gedaan.

Ik had een troostwoord, voor een vanavond. Ik hoop dat er veel zijn, het is bij mij alles te weinig. Is wat God gedaan heeft te weinig? Wat Christus gedaan heeft te weinig? Wat ik doe is zo ontoereikend. Wat God gedaan heeft ook ontoereikend? In mij zoveel gebrek. Is in God en Christus werk gebrek, durft u dat te zeggen? O groter dan uw schuld en overtreding is de rijkdom van dat bloed, de verdienste van dat Lam, van die ene die dood geweest is, en ziet Hij leeft in alle eeuwigheid. Mag u duizend keer twijfelen aan uzelf, u moet wanhopen aan u zelf, o die roeiriemen binnenboord he. Wat God gedaan heeft, alleen, maar dat ook volkomen, eeuwig genoeg. Trek alles in twijfel, maar trek dat offer van Christus niet in twijfel, want dan zou u Hem oneer aandoen.

Ik ben nog niet klaar met m’n tekst. Zonde veroordeelt in het vlees. Moet ik twee dingen van zeggen. Het eerste wat ik daarvan wil zeggen is dit: als God Zijn Zoon zendt, ingaat in diepte lijden, stelt zonde aan de kaak, op diepst zichtbaar hoe vreselijk de zonde is. Zie de Zoon kruipen in de hof! Terwijl zweet wordt gelijk grote druppels bloed. Mijn God, waarom Mij verlaten? Diepe ontzetting, dat zonde zonde is. Denk je nog altijd klein van de zonde? Als ik duidelijk wil maken, ik kan dat niet duidelijk maken, God kan dat duidelijk maken, kan ik misschien wijzen op Korach, Dathan en Abiram, die opstonden tegen Mozes, Izebel, kinderen opofferde aan de Moloch, gruwelijke dingen, maar meest daarin als je kijkt wat het de Zoon gekost heeft, als je kijkt naar Zijn dorst, tong aan gehemelte deed kleven. Zie de zware arbeid, dat heeft de zonde teweeggebracht.

Ik zou dat willen zeggen he, tegen jonge mensen, niet alleen tegen jonge mensen, als je verzocht wordt, de zonde lokt, ik had gistermiddag, jongen in studeerkamer, heel ernstig ziek, smsje kreeg van een meisje, afgelopen zaterdagavond kwart voor twaalf, dat ze ging stappen, en hij, de eeuwigheid voor ogen, hij belde haar op, en hij, doet dat toch niet, maar ze zei, nu ben ik er al, en ze ging door. Zo’n vreselijke macht is de macht van de zonde en verzoeking. Jongeren in verzoeking, dominees en ouderlingen net zo goed. Meest ernstige waarschuwing weerhouden niet. Denk dan aan lijden van Jezus, hoe zwaar Hij heeft betaald. Zou jij dan in die zonde doorgaan?

God heeft de zonde veroordeelt, de gruwelijkheid aan het licht gebracht. Zonde veroordeelt. Aan het licht gebracht. Betekent nog iets. Ditzelfde woord, veroordeelt, komt u ook tegen in vers 1 van Romeinen 8 [citaat]. Verdoemenis zelfde woord als veroordeelt. Heeft God, Zijn Zoon zendende, de zonde verdoemt in het vlees. De zonde verdoemt. De zonde vernietigd. De zonde weggedaan. Eeuwig weg. Is wat. Straks zal Romeinen 8 zeggen, wie zal beschuldiging inbrengen? Micha zegt in zee van vergetelheid, zo ver weggedaan, Psalm 103, die we straks gaan zingen, zo ver west van het oosten, naar het westen, ben je dan in het westen, ben je er dan, nee, nog verder, nog verder, en oosten, nog verder, nog verder, oneindig ver weg. Heeft Hij om onze ziel te troosten. Zo volkomen is dat werk van Jezus Christus. Schuld weg. Macht gebroken. Gebondenen noemt Hij vrijgekochten des Heeren. Dat is het Evangelie van vrije genade: God heeft de zonde verdoemt. Helemaal weg, eeuwig weg.

Voor wie is dat? Da’s de toepassing. Nou, in de eerste plaats wil ik dit zeggen. Aan alle mensen gepredikt. Dit evangelie, niet zonder ernst, want als u niet leeft van wat God gedaan heeft in de Zoon, ligt u onder de vloek van de wet, huiveringwekkend. Erken wat tot uw vrede dient. Tot hen die zuchten: zie op wat God gedaan heeft. Zijn Zoon zendende. Al zou het zijn, zwakke hand van het geloof, toch deel aan. Maar, ja, dat is nou mijn moeilijkheid he. Dat ongeloof van binnen. Mijn hart zo vreesachtig. Ik kan zo bang zijn voor zelfbedrog. Ik vind bij mezelf, dat wantrouwen, ik leer dat ongeloof zo kennen. Dat ongeloof, daar een antwoord op? Ik heb een antwoord uit m’n tekst. Er staat dat God de zonde heeft verdoemd. Berooft van kracht. Welke zonde? Liegen, stelen, overspel, kwade woorden. Zou de zonde van ongeloof daarvan uitgezonderd zijn. Heeft God het ongeloof verdoemd? Het ongeloof vernietigt? Is dat niet Zijn werk? Niet een volkomen werk? In Hem alleen te vinden is! Wat moet ik dan doen? Wat moet ik doen? Wees maar niets, heb maar niets, laat Hij u alles zijn. Dat geheim leerde verstaan, laat dit dan uw roem zijn en verwondering in uw hart: wat de wet onmogelijk was, wat mij onmogelijk was, heeft God gedaan, Hij heeft verdoemd wat mij verdoemde, genade, rijk en rijk. Mijn hart vervuld met heilbespiegelingen. Wat een weg, wat een weg. Wat een waarheid, wat een waarheid. Wat een leven. Wat een leven. Lof zij u, Christus. Amen.