Het volk Israël kwam in opstand tegen de HEERE, daarom zond de HEERE vurige slangen. Zijn straffende toorn ging over het volk uit. Mozes roept de HEERE aan en hij krijgt de opdracht een vurige, koperen slang op een banier te plaatsen. Wie deze slang ziet, blijft in leven. Jezus vergelijkt zichzelf met de koperen slang. Aan het kruis droeg Hij de toorn Gods, zegevierde Hij over dood en graf en toont Hij ons Zijn opzoekende liefde.

Gemeente van de Heere, geduldig, dat kan best een ingewikkelde zaak zijn. Ik denk zeker vandaag de dag, maar altijd, maar denk aan het online bestellen. Vandaag besteld voor 14 uur en het wordt dezelfde dag nog bezorgd. Maar als de bestelling uitblijft, worden we ongeduldig. Of je bent klaar om met de trein mee te gaan, je leest appjes, maar je ziet dat de trein vertraagd is of de trein niet rijdt. Wat gaat er dan door ons heen? Als de vakantie dichterbij komt, maar er komen dingen tussen. Het gaat anders. En dan geduldig te blijven. En denk aan het verhaal van Jozef. Ooit met die koningsmantel. Hij droomde. Kwam in de gevangenis. Al die jaren geduldig zijn.

Dat zien we ook in deze geschiedenis van Israël. Geen reis van paar maanden of weken. Nee 40 jaar. Nog een rivier, misschien kent u dat lied:

‘We dachten net; we zijn er bijna
maar God zei: nog niet helemaal.
Dus wij weer terug die woestijn in
om te sterven in het zand
en om kinderen te krijgen
kind’ren voor de overkant.
Nog een rivier, nog een rivier, nog een rivier
en dan zijn we thuis.
Veertig jaar moesten we lopen
’t was een levenslange tocht.’

(Nog Een Rivier, Matthijn Buwalda)

Een reis van 40 jaar. En dan lijkt er een eind gekomen te zijn aan die reis. Dan wacht het land. De hadden de beenderen meegenomen van Jozef. Dat laat het geloof van Jozef te zien. Hij wist, ze komen ooit terug. Nu was de kortste weg via Edom. Mozes vroeg het netjes. Over de hoofdweg. Voor water zouden ze betalen. Maar Edom weigert. Met machtsvertoon komt Edom naar de grens toe. De doodsdreiging! Israël moet een omweg maken.

We lezen treffend in vers 4: ze trokken van de berg Hor naar de Schelfzee. In de richting van de Schelfzee. Die woorden brengen onder woorden wat er in het hart van Israël omging: weer de woestijn in, weer de Schelfzee. Weer terug? De kinderen kennen het liedje, we zijn er bijna maar nog niet helemaal. Israël wordt opstandig. De ziel van het volk kan het niet langer verdragen. De rek was eruit.

Dat kan in ons leven herkenbaar zijn toch? Dat de draaglast van het leven de draagkracht te boven gaat. Een loodzware periode in je leven. Maakt je zo kwetsbaar. Zicht op de belofte van God kwijt? Moedeloos dreigt te raken. Dat je je herkent in deze woorden. Dat de ziel van het volk kort wordt. De rek is eruit.

Ze zeggen tegen God en tegen Mozes: waarom hebt U ons uit Egypte laten vertrekken? Om te sterven in de woestijn? Heere, waarom deze weg? Waarom deze draaglast? Waarom? Dat is wat het volk hier laat horen. Wat we zien is dat het volk heel onpersoonlijk wordt. Straks bij de schuldbelijdenis niet. Hier spreken ze tot God. Niet tot de HEERE. Hier tot God. Een afstandelijk spreken. Dat is een veeg teken. De verwijdering tussen het volk en de Heere is hier compleet.

Ze zeggen, er is geen brood en water en ons leven heeft een afkeer van dit waardeloze brood. Ze zeggen als het ware, over dit hemelse brood (manna): het is flauw. Het is smakeloos. We walgen ervan. Hoe zou dat komen? Wel, als de draaglast onze draagkracht te boven gaat en als ons leven beproefd wordt, dan kan het zomaar zijn dat we het positieve niet meer zien. Dat je zicht op de werkelijkheid donker gekleurd wordt. Dat je denkt, dit wordt sterven.

Dat zien we hier gebeuren. Het goede van God, het manna, dat is smakeloos, flauw, waardeloos in hun ogen. Dat zien we heel veel later terugkomen, Jezus in Johannes 6. Jezus noemt zichzelf het brood van het leven. Uit de hemel neergedaald. Als je jezelf aan Mij toevertrouwd, deel je in het eeuwige leven. Het volk wil het niet weten. Ze willen het hemelse brood niet. Hier ook niet.

Wat we zien is dat er twee dingen niet gebeuren. In Exodus en Numeri lees je over wat God deed. Soms zei de Heere dat Hij het hele volk zou vernietigen. Dan ging Mozes bidden. Dat lezen we ook niet – nog niet.

Maar de HEERE komt onmiddellijk met zijn oordeel. Vurige slangen. Als een vurig leger. Een nomadenvolk. Tenten. Moet je je voorstellen. Waar je ook keek, waren slangen. Rondom en in de tenten. Er stierf veel volk van Israël. In gedachten zie je een moeder zitten bij een kind. Gebeten. Wel, dan ging je huid gloeien, je kreeg dorst. Het gif doortrok je lichaam. Wat een paniek! Radeloosheid. Een kind dat zijn of haar moeder ziet sterven. Het volk moet hebben gedacht, nu sterven we allemaal. Overal kreunende en stervende mensen. Opstand tegen God!

Als ik dit zo las, de achterliggende dagen, dat is dat best aangrijpend. Je proeft de lijn ook naar ons leven. Ongeduldig. Vertrouwen in God? De zonde die in ons woont. Je hoort ook andere geluiden, Rutger Bergman: De meeste mensen deugen. Maar doet dat recht aan de werkelijkheid? Deugen wij? Als je om je heen ziet, op jezelf?

Het volk is stervende. Op weg naar het beloofde land. We zien het gebeuren, het volk gaat naar Mozes. Dan klinkt de verbondesnaam. HEERE. Tegen de HEERE gezondigd. Wat heerlijk om die naam te horen. De Ik ben. De God van het verbond. Tegen Hem gezondigd. Tegen Hem en u zo gesproken.

De woorden doen denken aan Psalm 32. Eerlijk voor de Heere. Als je dit hoort, wij hebben gezondigd. Mijn zonde maakte ik U bekend. Wat kan dat ingewikkeld zijn. Wel zeggen we dat we zondaar zijn, maar dat we hebben gezondigd? Onze zonden uitspreken. Mijn ongerechtigheid bedek ik niet. Ik zal ze belijden. Of denk aan de gelijkenis van de onfermende vader. Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u. Het volk belijdt zonde.

Maar ja, die vurige slangen zijn er nog steeds. Dan zegt het volk ook, tegen Mozes dat Mozes moet bidden. Dat de plaag mag worden weggenomen. Mozes doet dat. Den gebeurt er iets wat apart is. De HEERE zegt dat Mozes een gifslang moet maken en op een staak plaatsen. Een soort banier. Een teken van overwinning. Een banier droegen legers als ze in de strijd gingen. De banier van de koning ging voorop. Of in het midden. Mozes moet die slang op een banier zetten. Wie daarop zal zien, zal in leven blijven, zegt God.

Een slang! Wat zou er door het volk zijn gegaan toen Mozes met zo’n gifslang op de banier? Die slang doet denken aan Genesis 3. Daar sprak God de vloek over uit. Wij houden niet van slangen. Dat heeft iets griezeligs. Onaantrekkelijk. Mozes moet door het leger gaan. Wie op deze vurige slang zag, op die banier, die blijft in leven.

Dat vraagt geloofsgehoorzaamheid. Net als het bloed op de deurposten. Daar kwam die engel niet binnen. Niet zomaar vluchtig hier op de slang zien. In Hebreeuws een woordje dat ook bij Abraham gebruikt wordt toen hij naar die sterren moest kijken. Turen naar de sterren. Zo moet er naar deze giftige slang getuurd  worden. Een moeder met haar kind. Het hoofd van haar kind richt dat op deze vurige slang. Of een zoon met zijn oude vader. Kijk naar de slang, dan zal die leven! Hier is geen tijd om te gaan discussiëren. Of de ziekte wel ernstig genoeg is of je weet dat je stervende bent. Nee. Staren naar de slang! Dan wordt het gevoeld: de dood gaat wijken.

Dan Johannes 3. Zoals Mozes de slang verhoogd heeft, zo moet de Zoon des Mensen verhoogd worden. Jezus vergelijkt zichzelf met deze vurige, koperen slang. Een griezelig, onaantrekkelijk, glibberig dier. Door God vervloekt. Daarop te zien?! En dan Jezus. Jesaja zegt: gestalte of glorie had Hij niet. Wij zouden Hem niet begeerd hebben. Bekend met ziekte. Iemand voor wie met het gezicht verbergt. Wij hebben Hem niet geacht. Voorwaar, Hij heeft onze smarten gedragen. Zo maakt Jezus de vergelijking met die vurige slang.

Aan de ene kant onderstreept dat de vernedering. Hij hing aan het vloekbout. Golgotha. Maar ook op een banier: een overwinningsteken. Dat is het kruis ten diepste ook. Hij heeft de zonde en dood overwonnen! Aan de ene kant de toorn van God. Aan de ander kant: Zijn liefde.

Het volk ervoer de straffende hand. Maar ook de opzoekende liefde. Mozes ging door het leger. Zo gaat overal in de wereld die verhoogde Jezus in de verkondiging rond. Mooi voorbeeld: de moordenaar aan het kruis. Hij was ook gebeten. Denk aan Mij! Hij zag op Hem. Heden zult u met Mij in het paradijs zijn. Iemand schreef: wie de wonden, opgelopen in het leven, belangrijker vindt dan het door God gegeven middel, moet niet op kijken niet genezen te worden. Mag u over nadenken. Niet je oor te luister leggen bij de oude slang, de duivel. Hij zegt dat we niet zomaar mogen komen. Hij wil ons van Jezus afhouden.

Het kan zwaar zijn. De draaglast kan boven de draagkracht gaan. Als je weet dat je in de woestijn van het leven bent. Vertrouw je toe aan deze Jezus. God heeft ons zo lief, zo lief, dat wie in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar het eeuwige leven heeft.

Amen.

 

Hervormde Gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, zondag 25 juli 2021, 9:30 uur. Schriftlezing Numeri 21:1-9 en Johannes 3:14-16.