Als Petrus op het Pinksterfeest het woord neemt dan gaat zijn toespraak over Jezus Christus en die gekruisigd. De preek slaat in, de woorden raken duizenden die verslagen van hart uitroepen: wat zullen wij doen? Is het voor ons ook de vraag: wat moet ik doen? Bekeer u, verander van gedachten over Jezus Christus. Hij is de Rechter. En Hij is ook de Redder. Hij is Christus, de Messias. En verander van gedachten over de wereld. Met het oude leven kunnen we niet zalig worden. Alleen door het volbrachte werk van Jezus Christus, de Zaligmaker.

Handelingen 2 vers 37: ‘En als zij dit hoorden, werden zij verslagen in het hart, en zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat zullen wij doen mannen broeders?‘.

Gemeente, het Pinksterfeest was echt een feest. Een oogstfeest. De mensen die in Jeruzalem waren die hadden van alles meegenomen. De oogst was vroeger dan bij ons. Men nam mee van de oogst en sprak erover. Heeft het land bij jou goed gedaan? Ze waren in goede stemming. Als een vakantie. Deze dag is meer te doen. Ze drommen samen. Duizenden zijn er op een gegeven moment in een opperbeste stemming. Een mooie dag vandaag. Er wat te doen en te zien.

De een kijkt naar de ander. Er worden grappen gemaakt. Totdat. De stemming slaat al snel om. Vreugde wordt verdriet. Het juichen in zuchten. Eerst vroegen ze: wat is hier te doen? Nu vragen ze wat moet ik doen? Die verandering heeft u, heb jij misschien ook nodig. We leven in een tijd dat er wat meer mogelijk is. Toen ik hierna toe reed zag ik Nulde strand afgeladen. Niet voor u natuurlijk. Kunnen we weer wat? Maar het moet gaan over de vraag wat moet ik doen? Daarvan horen we in de tekst van de prediking, Handelingen 2 vers 37.

Deze nood leert bidden
1. Noodtoestand;
2. Nood roep;
3. Noodhulp.

1. Noodtoestand

Die mensen die bij elkaar samendromden was in eerste instantie een gepraat. Lachten, spotten, ze zijn dronken zeiden ze. Maar toen verstomde het. Er stapte er eentje naar voren. Als het ware op de trappen ging staan van het tempelplein en de gehele menigte overziet. Die gaat uitleggen. Niet dat we dronken zijn. Maar hier gaat het Woord in vervulling. Zijn toespraak die een preek is over Joël 2. Hij legt uit wie Christus is. Joël 2 het uitgangspunt maar neemt de afslag zo snel als mogelijk naar de Heere Jezus Christus.

Hoe kun je zalig worden? Petrus gaat het uitleggen. Jezus Christus die gestorven is en begraven en opgestaan uit de dood. Opgevaren ten hemel. Het kan overkomen als een preek voor het hoofd. Onderwijs, niet zoveel toepassing. Het is maar af en toe dat Petrus naar de toehoorders gaat. Deze Jezus die u gekruist hebt. Een zin van toepassing daar eindigt hij mee.

U hebt Jezus gekruist. Na die ene zin, wat wonderlijk worden er velen verslagen in het hart. Getroffen. Doorstoken. Het woord kwam zo binnen. Psalm 45. Uw pijl van Uw boog gedreven. Het is een pijl van het Woord van God. Het hart breekt open. Ze voelen zich zo schuldig en vreesachtig. Het is de vraag of wij dat ooit gehad hebben. Zijn wij zo verslagen of hebt u misschien wel duizend, drieduizend preken gehoord en dit is nog nooit gebeurd.

Wat is dat? Het is niet voor niets Pinksteren, dag van de Heilige Geest. Hij stuurt die Geest die het hart weet te raken. Hier zien we ook dat Jezus zelf soms vijfduizend man te eten gaf maar een enkeling tot bekering kwam.

We kunnen nog zo overtuigd zijn maar een hart hebben dat onaangedaan is. Dat is nou het werk va de Heilige Geest. Die heeft maar een woordje nodig. Misschien heeft u dat ook wel met een woord in een preek waarvan u de hele preek niet meer weet maar na zeventig jaar nog herinnert. Het is niet zo dat de Geest niet meer gebruikt. Hoe kan dat nou dat het woordje zo naar binnen slaat? Ze waren er niet allemaal bij geweest. Het was zo’n vijftig dagen geleden. Maar ze keerden zich niet vijandig af maar werden verslagen van hart.

Van die Jezus, God heeft Hem niet veracht maar verheerlijkt. U beschouwde Hem nog meer als dat een misdadiger. Handelingen 2 vers 36. Jongeren, lezen jullie ook mee? Tot een Heere en Christus gemaakt. Wat zegt dat dat Hij Heere is? Petrus heeft dat een aantal keren in de toespraak gebruikt. De Heere heeft gesproken tot Mijn Heere. God heeft Hem tot een Heere en Christus gemaakt. Totdat? Ik de vijanden zal gezet hebben tot een voetbank voor zijn voeten. Er komt een dag dat alle vijanden moeten verliezen en eeuwig geoordeeld worden.

Wanneer is dat? Wat zien wij daarvan? Dan gaan we verder terug. Petrus heeft het woord Heere gebruikt in vers 20. De grote en doorluchtige dag van de Heere. De dag van de Heere. Wij zeggen dat weleens. Iemand is jarig, het is zijn dag. Of in de politiek een overwinning, dit is zijn dag. Dit is de dag van de Heere. Een grote en doorluchtige dag. Een indrukwekkende dag waarin Zijn vijanden onderdrukt zullen worden.

Petrus zegt, let erop, Joël heeft ervan geprofeteerd, dat er voor die dag van de Heere geweldige dingen zullen gebeuren. Grote dingen waarvan heel de wereld zal zien dat Hij groot is. Zo heftig als hier zijn wij nog niet. Maar we zien er toch wel iets van, een voorwaarschuwing. Waarbij de Bijbel ook zegt het wordt erger. Nog veel erger.

Iemand zei me laatst, dominee ik wil dit wel zien als een vingerwijzing maar niet als een oordeel van God. Maar als wij de Bijbel lezen, dan kan het niet anders zijn dan een oordeel. Lees Openbaring. Er zullen dagen komen dat een derde van de dorpen sterven zal. Kun je niet voorstellen hè. Maar een derde is niet alles, dan blijft er nog een deel over. Voor die grote dag. Petrus heeft het over die grote tekenen aan de hemel. Dat deze wereld anders is dan hiervoor. Hij wijst ook terug naar wat er daarvoor gebeurd is.

Misschien werden de mensen daardoor wel getrokken, gelokt. Er geschiedde vanuit de hemel, let erop, wonderen uit de hemel. Tekenen op de aarde. Wat zien ze? Verdeelde tongen als van vuur en het zat op een iegelijk van hen. Bloed en vuur en rookdamp. Ze hadden toch die tekenen gezien. Als Petrus hier de profetie van Joël aanhaalt, dan zien ze er als het ware iets van voor hun ogen. Het is niet een sprookje.

De oordelen in de Bijbel hebben heel vaak voor onszelf uitgeschoven. Het zal wel meevallen. Ze zien hier iets van de heerlijkheid van God. Wat die mensen daar in Jeruzalem hebben gezien is een voorafschaduwing van die grote God. Het is genoeg om hen te doen beseffen we hebben met een levende, ontzaggelijke God te maken.

En als het dan maar was dat zij aan de goede kant stonden, want ze weten dat God zal oordelen. Als we weten dat wij met de Heere meekomen, dan is het niet angstaanjagend, afschrikwekkend. Maar als u hoort bij de vijanden van Christus? Dat is nu precies wat Petrus zegt? God heeft Hem tot een Heere gemaakt, een Rechter. Hij is de Rechter, Jezus. Hij?! En Hem heb ik verworpen.

Jezus, de Rechter die ik veracht heb. Vijftig dagen geleden of iets verderop geroepen: kruis Hem, kruis Hem. Zij hebben gezegd: weg met Hem, dan zegt Hij straks weg met mij. Deze Jezus die u verworpen hebt. Was dat maar een verhaaltje. Was dat maar het boek dat je even lezen kon en dan aan de kant kon leggen en lekker verder. Maar deze Jezus is levend en mijn zonden zijn echt. En nu verdergaan? Zo de eeuwigheid tegemoet?

God roept om ons heen. Door een virus. Door de droogte. Door een sprinkhanenplaag. Hij spreekt zo duidelijk en welgemeend. Vers 36. Zo weten dan zekerlijk, dat zegt Hij ook vanmiddag. U moet het zeker weten. Daarom preek ik elke zondag. Daarom laat Ik Mijn macht zien in de schepping. Dat je gaat zien dat je niet meer overeind kunt blijven. Dat je het zelf niet meer in de hand hebt. Niet dat je gaat roepen wat is er aan de hand maar wat moet ik doen?

2. Nood roep

Dat is dan de uitwerking. Deze preek van Petrus kunnen ze niet aan de kant schuiven. We zien het in dit boek ook gebeuren. Bij Petrus en Paulus. Nijdigheid vulde het hart van mensen. Weg met deze Jezus, ik wil er niet van horen. Of op een andere manier: ik wilde wel bijna een christen worden. Maar de Heere wil ons verslagen van hart hebben. Niet meer boven het Woord staan maar er onder vallen en buigen. Verslagen van hart. Ze voelden op dit moment een probleem. Op dit moment moet het anders worden.

Gun u niet meer tijd dan dat. Vandaag roept de Heere. Hij daagt u voor Zijn aangezicht. Ik ben de levende God en u bent een mens. Zo staan en zitten we hier. Hoe moet het nu verder? Laten we niet denken het was een eerlijke preek, ernstige preek. Ik moet er nog eens over denken. Volgende week zondag wellicht. Deze mensen gunnen zich geen tijd. Wat nu? Wat zullen wij doen mannen broeders?

Als ze deze vraag stellen dan maakt dat het probleem duidelijk. Er gaat niet iets goed tussen God en ons. God hoeft niet te veranderen, maar wij. Hoe makkelijk schuiven we het af. We zien in deze tijd dat mensen niet over oordelen praten. Wel een hemel is maar geen hel is, en als die er al is dan zullen er maar weinig inzitten. Wat moet God doen, zeggen mensen, vriendelijk zijn en heel lief. De hel een beetje minder heet maken, ik zeg het wat oneerbiedig maar dat is het toch feitelijk dat wordt gezegd.

Als je erover nadenkt zovelen die de Heere Jezus niet kennen. Zoveel onderweg naar eeuwigheid zonder hoop. Ik kan dat niet klein krijgen en ook niet aanpassen. God is rechtvaardig. Rechtvaardig als ik verdoemd word. Mijn kinderen, de gemeente. God is rechtvaardig. God is zuiver en wij hebben God op het hoogst misdaan. Wij zijn Zijn gramschap dubbel waardig. Wat een eerlijke vraag wat moeten wij dan doen? Want hier zit het probleem.

Het is een vraag die op tijd is. Als u vandaag deze vraag stelt dan is het op tijd. Beter nu. Er komt een moment dat de hele wereld vragen gaat zeggen en dat er dan geen antwoord meer komt. Bergen valt op ons en heuvelen bedekt ons. Voor Gods aangezicht komen, u zult dat ook komen. Dan niet voor Zijn aangezicht kunnen komen. Maar die bergen blijven staan. Als je straks die vraag hebt dan kun je roepen wat je wilt maar komt geen antwoord, maar nu is er tijd.

Ze vroegen niet bij elkaar mensen wat denk jij ervan? Ze vragen het Petrus. Dit wisten zij: dit zijn mannen Gods. Als wij zalig willen worden, dan moeten we het van God hebben. Wat hebben wij eraan om uren met elkaar te praten? Ik red het niet maar God wel. Ik weet niet hoe het recht moet worden, maar God wel. Hebt u geroepen? Toen ze verslagen werden in het hart wisten ze: we hebben niet met een verhaaltje te doen maar met de levende God.

We hebben met de levende God te doen die ingrijpt in het hart. Die weet raad, uitkomst. Wat zullen wij doen? Begrijpt u dat het bij deze vraag niet om de nadruk op doen, maar om de nood. Wat nu? Zo kan het niet verder. Het laatste, de noodhulp.

3. Noodhulp

Waarom zouden deze mensen gevraagd hebben? Het kon toch ook anders? Die Rechter die gekomen is. En dat zij een probleem hebben. Wanhopig. God tegen en dan komt het nooit meer goed. De een na de ander weggegaan en de hele week geen hap door de keel kregen. Had gekund. Misschien luistert u ook zo. Twintig jaar weet ik het ook al, met mij komt het niet meer goed.

Waarom drijven deze mensen niet af? Wel in nood maar niet verstomd. Vers 36. Tot een Heere gemaakt en tot een Christus. Messias. Verlosser. Deze Jezus is niet alleen Rechter maar ook Redder. Is de Christus al gekomen waar David en de profeten naar hebben uitgezien. Als Hij gekomen is dan is er bij God raad. Daarom moet je naar God toe met die noodroep. Die levende God die zalig maakt.

Zo weten dan zekerlijk dat Hij oordelen zal maar weet net zo zeker dat Hij zalig maken zal. God zegt het vanmiddag. U moet niet maar weten dat Hij zalig maakt, misschien nog eens. Nee, u moet weten dat Hij Christus is. Zo gewillig om zalig te maken. Maar dat vraagt wel wat. In antwoord op uw noodroep. Bekeer u. Verander van gedachten over wie Jezus is. Ze hebben Hem veracht, ze moeten Hem gaan hoog achten.

Kom tot andere gedachten over Hem. Dat Hij de Man Gods is. De Zaligmaker der wereld. Moet Hij dat ook tegen u zeggen? Omdat u best wel weet wat Hij gedaan heeft. Maar niet wat voor hart Hij heeft. U hebt Hem nog nooit in het hart gekeken.

Wat doen we Jezus tekort als we denken dat het moeilijk, zwaar is met Hem te leven. Geen beter leven is dan Hem te kennen. Harde gedachten hebt u misschien van Hem. Omdat u denkt dat Hij maar een beetje helpen moet. U hoopt dat Hij u een handje helpen zal. Ik doe mijn best, Jezus doet de rest. Harde gedachten dan. Harde gedachten als u denkt dat u wil, maar wilde Jezus eens. Harde gedachten van Hem.

Wat u half zo gewillig als Hij, dan was de zaak allang beklonken. Kom tot andere gedachten over Hem en over de wereld. Vers 40. Met veel meer andere woorden betuigde Hij. Dan moet Hij ook veel woorden spreken over het oude leven. U kunt niet zalig worden als het oude leven doorgaat.

Als ze Jezus liefhebben, dan is er eigenlijk niets verandert in het leven. Dat voelt zo gemakkelijk en fijn. We hebben gelukkig geen onrust meer. Aangevinkt: we zijn gered. Er moet wat gebeuren. U kunt niet de zonden en de wereld liefhebben. Laat we wat dat betreft ernstig in de wereld kijken. Een wereld die Gode vijandig is. We kunnen niet met de wereld meedoen en dan zalig worden. Diepe scheidslijn. Die loopt als het goed is ook door uw leven.

Op allerlei manier godsdienstig waren maar vijandig tegen God. Bekeert u daarvan. U krijgt andere gedachten over de wereld en duivel. Bekeert u betekent niet alleen denk anders. Maar ook kom. Wend u naar Mij toe en word behouden. Zulke andere gedachten over de zonden dat we het er geen seconde langer in uithouden. Bekeert u. Gedoopt. Daar bedoelt Petrus niet mee te zeggen, de doop maakt zalig. Nee, niet alleen de doop. Eerst bekeert u, van binnen iets veranderen.

Waarom noemt hij de doop? Het gaat om de vergeving van zonden. In de doop wordt uitgebeeld dat al die zonden vergeving zijn. In Christus is een volkomen vergeving van alle zonden. Maar kan dat wel? Wat kunnen we erin aangevochten worden dat dat waar is. Daarom zegt Petrus heb ik een teken. Jezus heeft ons een teken gegeven. Gods heerlijkheid een teken. En ook een teken van Gods barmhartigheid.

Ik hoop dat u zeer verlangt om naar de kerk te gaan. Daar toont God Zijn genade. Hebt u het gemist? Doop en Avondmaal. Niet voor de aardigheid omdat het zo mooi is om kinderen in de kerk te zien maar vanwege de noodzaak. Dat God barmhartig is. Met onze schrik die ons moet vervullen met wat er met de wereld gebeurt.

Zeker mogen weten dat Hij Christus. Daarom zegt Petrus, met al uw vragen, aanvechting, schuld. In Christus een volkomen verzoening voor alle zonden. Vanuit die doop zekerheid zijn dat Hij de Heilige Geest geeft. Ik zal er nu niet veel meer over zeggen, ik heb gehoord dat u vanmorgen ook gehoord hebt, Romeinen 8. Petrus zegt nu u hebt nu gemerkt dat we een levende God hebben. Ook overtuigd diep in je ziel van overtuigd worden: deze God is onze God. Genade. Deze God is onze God. Zalig lot. Ter dood toe zal Hij ons geleiden. Amen.

Zondag 31 mei 2020 – Hersteld Hervormde Gemeente Putten [dienst online uitgezonden via YouTube] – ds. M. van Reenen – Schriftlezing Handelingen 2 vers 14-41