Het is voor het kennen van Christus niet essentieel dat we Hem zien, maar wel dat we in Hem geloven. Thomas mocht Christus zien, wij kunnen Hem niet zien. Jezus wijst erop dat het gaat om het zien met geloofsogen: door een waar geloof worden we verbonden aan Christus, worden al Zijn weldaden ons toegerekend en gaan we de dingen van Zijn Koninkrijk zien. Het geloof verbindt ons, door het Woord, aan Hem, in wie het leven is. Wij, dode en arme zondaren, kunnen alleen in Hem het leven vinden. Geloven is niets anders dan je leven toevertrouwen aan Hem; genoeg aan Hem hebben. ‘Geef mij Jezus of ik sterf, want buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf.’

Jezus zei tot hem: Omdat u Mij gezien hebt, Thomas, hebt u geloofd; zalig zijn zij die niet gezien zullen hebben en toch zullen geloven. Jezus nu heeft in aanwezigheid van Zijn discipelen nog wel veel andere tekenen gedaan, die niet beschreven zijn in dit boek, maar deze zijn beschreven, opdat u gelooft dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat u, door te geloven, het leven zult hebben in Zijn Naam.

– Johannes 20:29-31

Leven na Pasen

Gemeente, ja, als ik vanavond zo de kerk in kijk dan zie ik maar een paar mensen. Even tellen, 8 mensen. Toch zijn er op dit moment veel meer mensen die mij zien. Ik kan hen niet zien, maar zij zien mij wel. En al zie ik ze niet, ik geloof toch dat ze er zijn. Ik geloof dat jij er ook bent.

Zo is het ook met de Heere Jezus. Wij kunnen Hem niet zien. Niet net zoals Thomas Hem zien en aanraken. Maar toch, vertelt Jezus, dat is ook niet het belangrijkste. Om Hem echt te kennen is het niet het belangrijkste dat je Hem ziet, maar dat je in Hem gelooft. Dat je weet: ik heb Hem toch. Petrus schrijft zo mooi: hoewel u Hem niet ziet maar nochtans geloofd.

Dat is leven na Pasen. We lazen dat in vers 29: ‘Zalig zijn zij die niet gezien zullen hebben en toch zullen geloven.’ Ik wil daarbij stilstaan vanavond, bij de verzen 29 tot en met 31.

Thema van de preek is: ‘Leven na Pasen.’ Samenvattend in dat mooie, oude lied ‘Wat de toekomst brenge moge’: ‘Zalig hij die durft geloven, al wanneer het oog niet ziet.’ Want dat is leven na Pasen. Niet zien, maar geloven, en dan hebt u ook gelijk de punten voor de preek.

  1. Niet zien (vers 29)
  2. Maar geloven (vers 31)

We zingen eerst Psalm 119: 45 en 47. Het gaat in deze Psalm over het Woord, waar het vanavond ook over zal gaan. Over het Woord zingt deze Psalm:

HEER, Uw woord bestaat in eeuwigheid,
Daar ’t hemelheir zich schikt naar Uw bevelen;
In Uwe trouw, zo gunstig toegezeid,
Zal elk geslacht, ja ’t eind der eeuwen delen;
Deez’ aard’ is hecht door Uwe hand bereid;
Haar stand blijft vast, al wiss’len haar tonelen.

‘k Ben eeuwiglijk gedachtig aan Uw woord,
Want ik ontving door Uw bevelen ’t leven.
‘k Ben d’ Uwe, HEER; geleid mij ongestoord;
Behoud mij toch, naar ’t woord aan mij gegeven;
Ik heb met lust Uw wetten nagespoord,
En die gezocht, door Uwen Geest gedreven.

1. Niet zien

Gemeente, als ik mijn auto in de achteruit zet, gebeurt er iets aparts. Als ik de radio dan heb aanstaan of muziek, en ik zet de versnelling achteruit, dan wordt het geluid zachter. Dat betekent: let even op, doe voorzichtig. Hou je aandacht erbij!

Nou gemeente, zo zou je kunnen zeggen, in de geschiedenis van Thomas zit ook zo’n piepje of functie. Let nou op! Gemeente, die geschiedenis is niet alleen maar een mooi verhaal over iemand die de Opgestane Heiland mocht ontmoeten. Nee, die geschiedenis heeft ook een functie. Er zit een piepje op – voor alle mensen die na Thomas komen. Ook voor jou, u, ik.

In vers 29 lezen we: omdat u gezien hebt, hebt u geloofd. Maar, vervolgt Jezus, zalig zij die niet gezien zullen hebben en tóch geloven. Daarmee doet Jezus een uitspraak die niet alleen maar betrekking heeft op Thomas, maar ook een boodschap voor ons. Het is dat piepje. Nou moet je opletten! Wat nou komt is belangrijk. Met dat Jezus dat zegt spreekt Hij over het hoofd van Thomas heen, al die mensen aan die na Thomas zullen komen. Een boodschap voor al die mensen die niet in de positie van Thomas zijn. Dat geldt voor u, jou en mij. Want wij hebben Jezus niet gezien. Niet aan het kruis, op Goede Vrijdag, niet op de opstandingsmorgen. Wij zijn niet in de gelegenheid de wonden te zien. Nee. Wij kunnen Jezus helemaal niet zien. Jongens en meisjes, dat vind je misschien wel eens jammer. Je zou het wel eens willen. Dat je denkt: ja, wat zou het mooi zijn, dat Hij duizenden mensen te eten geeft en dat ik een stukje brood krijgt. Dat ik zou zien hoe Hij zieke mensen beter maakt. Mooi om Hem te horen vertellen. Had ik maar in die tijd geleefd. Maar ja, je leeft niet in die tijd. Je leeft in 2020.

Maar, jongens en meisjes, gemeente, Jezus zegt dat dat niet belangrijk is. Dat het niet geeft dat je Jezus niet hebt gezien. Dat is namelijk niet essentieel of belangrijk om Hem tóch te kennen. Zalig zijn zij die niet gezien zullen hebben en tóch zullen geloven. Twee belangrijke lessen: zien is niet het belangrijkste. Het gaat om geloof.

Ja, er zijn duizenden mensen die Jezus hele bijzondere dingen hebben zien doen. Ze hebben Hem mensen zien beter maken. Ze hebben zelfs gezien dat Hij doden opwekte. En toch, geloofden ze niet in Hem.

En aan de andere kant, er zijn mensen in de hemel op dit moment, die Jezus nooit gezien hebben op aarde en die nu toch altijd bij Hem zijn omdat ze in Hem geloofden. Zien is niet essentieel om te geloven.

Dat vinden wij best wel moeilijk, laten we maar eerlijk zijn. Dat hebben grote mensen net zo goed. Dat is ergens wel begrijpelijk. God heeft ons geschapen als zintuiglijke mensen. Wij leven op onze zintuigen. Ruiken, proeven, zien, horen. Dat is zo wezenlijk voor ons bestaan. En daarom denken we dat dat in het geloof ook zo is. Zag ik maar wat Thomas zag! Hoorde ik ook maar een stem, zoals Paulus. Of zo’n visioen als Johannes op Patmos.

Maar het koninkrijk van God is van een heel andere orde dan deze wereld waarin wij leven. Hier gaat het vooral om horen, zien, ruiken, proeven. In het koninkrijk van God gaat het vooral om geloof. Ik zeg niet dat die andere dingen niet belangrijk zijn of dat ze niet meetellen (Thomas mócht Jezus zien en Paulus mocht die stem horen), maar het heeft niet de boventoon. U kunt prima een christen zijn zonder ooit een van deze dingen meegemaakt te hebben, wat Thomas, Paulus of Johannes meemaakten. God kan dat doen, maar het is uitzondering en geen regel. Het zal u niet uit de hemel houden, wel uw gebrek aan geloof.

En daarom, gemeente, laten we maar niet staan naar visioenen en stemmen en briefjes en donderslagen en regenbogen, want die krijgt u hoogstwaarschijnlijk niet. Als u ze wel krijgt: zijn ze wel van God? U kunt beter staan naar een waar geloof, dat u aan al Zijn weldaden verbindt. In de wereld is het: eerst zien, dan geloven. Koninkrijk van God is precies andersom: eerst geloven, dan zien. Ja, toch, zien! Maar dan niet met je ogen, maar een zien met geloofsogen.

Spurgeon noemde het geloof ooit eens een zesde zintuig. Ik denk dat hij daarin gelijk had. Een soort zintuig waardoor je oog krijgt voor de dingen van God. Waardoor de dingen van het koninkrijk zichtbaar voor je worden. Dat zie je bij Mozes (Hebreeën 11): hij leefde als ziende de Onzichtbare. Hij zag Hem niet, maar hij zag Hem toch. Met geloofsogen. Ik las aan tafel met de kinderen van de week over de verspieders. Sommigen zagen alleen maar reuzen. Maar Jozua en Kaleb zagen iets anders. Ze zagen ook reuzen. Maar daar achter een nog grotere God. Of denkt u aan Petrus, Nieuwe Testament, hij liep op de golven! Dat kan toch niet? Hij zag de levende Christus, de macht van Jezus! Door het geloof krijg je andere ogen, ga je zien wat anderen niet zien.

Er zijn hier vanavond in deze kerk engelen. Echt waar? Ja. Nog dichter bij dan u en jij. Ik zie ze niet, maar ze zijn er wel. Hoe weet ik dat? Omdat de bijbel dat zegt. Samenkomst van de gemeente. En dat is voor mij reëler dan wat ik zie.

Dat is wat het verhaal van Thomas te zeggen heeft. Zalig zij die niet gezien zullen hebben, maar toch geloven. En dan voegt Johannes (de evangelist, die het geschreven heeft) er iets aan toe. Vers 30. Jezus heeft nog wel veel andere tekenen gedaan die niet geschreven zijn in dit boek. We weten dat Hij niet alleen verschenen aan Thomas, maar ook aan 500 mensen in één keer, waar de bijbel verder niets over zegt. Jezus heeft véél meer gedaan dan dat wij uit de bijbel weten? Misschien veel meer mensen genezen, mensen opgewekt, stormen gestild? Johannes zegt, het is overdrijving, maar: als we het allemaal hadden moeten opschrijven, hadden de boeken het niet kunnen bevatten. Wij weten dat dus niet. Waarom niet? Nou ja, vond God blijkbaar niet belangrijk. Blijkbaar is wat we over de Heere Jezus weten voor ons genoeg. En dat is ook zo, gemeente. Hij heeft genoeg gezegd en genoeg gedaan om te laten zien dat Hij de Messias is, de Zaligmaker der wereld.

Daarom zegt Johannes in vers 31: deze zijn beschreven opdat u geloofd dat Jezus is de Christus, de Zoon van God. Dus ja, het belangrijkste voor ons, die leven na Pasen, is dus niet dat we Jezus zien, ook niet dat we alles weten wat Hij gedaan heeft, maar dat je in Hem gelooft. Dat is leven na Pasen. Niet zien, maar geloven.

2. Maar geloven

Dat is de tweede gedachte. Maar geloven. En gemeente, ik wil daar graag in het vervolg van de preek drie dingen over zeggen.

  1. Wat je dan moet geloven?
  2. Wat het gevolg daarvan is?
  3. Waarom dat zo ontzettend nodig is?

1. Wat je dan moet geloven?

De eerste vraag is dus: wat dienen wij, die leven na Pasen, nu te geloven? We hebben net gezien dat het gaat om geloof dat niet ziet, want dat kan niet meer. Paulus zegt in de Korinthebrief: wij kennen Christus niet meer naar het vlees. Maar geloof dat gelooft op grond van wat de apostelen ons verteld hebben. U zegt, hoe weten we dat, waar kun je dat vinden? Nou, hier. Hier, in de bijbel. Hier in de bijbel, gemeente, vind je het getuigenis van de apostelen over Christus, de Zoon van God. Mattheus, Johannes, hun leerlingen Markus en Lukas, hebben een betrouwbaar verslag gegeven wie Jezus is, wat Hij gezegd heeft en wat Hij gedaan heeft. Is niet niet zomaar een verhaal (zoals dominee Ter Linden zegt, ‘Het verhaal gaat’, nou dan gaat het ook echt), nee het is door de Heilige Geest opgeschreven. Betrouwbaar! Het getuigenis over de Heere Jezus Christus.

Gemeente, daar heb je voor je leven lang genoeg aan. Meer heb u niet nodig om te weten wie Christus is. Hier staat alles in wat je weten moet. De Heilige Geest heeft de apostelen in de waarheid geleid. Zij mochten het opschrijven: wie Hij is, wat Hij gezegd en gedaan heeft.

Wat is de kern, de centrale inhoud? Dat Jezus de Christus is, de Zoon van God. Lees de evangeliën maar. Wiens naam kom je op elke bladzijde tegen? Jezus, natuurlijk. Ook Jozef, Maria, discipelen, Pilatus. Maar het draait om Jezus. Hij is het stralende middelpunt. Het evangelie (de Bijbel) heeft maar een bedoeling: opdat u gelooft dat Jezus is de Christus. De Christus. Dat betekent de Messias. De Zaligmaker die is aangekondigd. De Zoon van God die mens is geworden. Hij is het middelpunt van de bijbel.

Luther maakt daar een mooie vergelijking bij. De Bijbel is de kribbe van Bethlehem, Jezus is het kind. We aanbidden niet de kribbe, de bijbel (hoe belangrijk ook). We aanbidden het kind. Wat zou de bijbel zijn zonder Jezus? Een lege huls. Hoe belangrijk de bijbel ook is, het gaat niet om de bijbel, maar om Christus.

Een christen heeft de Bijbel lief. Heeft eerbied en hoogachting voor de bijbel omdat hij daar zijn Zaligmaker in vind. John Stott gebruikt voorbeeld van jongen die verliefd is. Hij heeft een fotootje van zijn vriendin. Als niemand kijkt, geeft hij die foto een kus. Hij houdt niet van die foto. Maar van het meisje. Een christen houdt van de Bijbel, omdat je Hem liefhebt, over wie het gaat. Als dat bij u niet zo is, leest u de Bijbel niet goed. Christus is de schat in de akker. De akker is het woord. Het gaat erom dat u in die akker Christus vind. Sommige mensen lezen hun hele leven de bijbel, maar vinden Christus niet. Ze zijn tevreden met de akker, maar de schat zien ze niet. Bid dat je bij het lezen van de bijbel Christus mag zien!

Het gaat om Hem. En wij kunnen Hem niet anders kennen dan door het Woord. Daarom is de bijbel zo belangrijk. Het is niet de schat, maar wel de akker waarin de schat ligt. U kunt de schat alleen maar vinden in deze akker.

Hoe ga je met het Woord om? Dat is belangrijk. Lees je erin? Bid je om de Geest, dat je het mag verstaan? Dat je de schat mag vinden? Misschien zijn er jongeren die niet zo vaak of helemaal niet in de bijbel lezen omdat je het zo moeilijk vindt. Mag ik je het dringende advies geven om het toch te doen? Desnoods met een dagboek of zo. Ik moet denken aan de bekende dominee Kohlbrügge. Hij kwam als kind vaak bij zijn oma. Zijn oma had bij de haard Oudhollandse tegeltjes met Bijbelse voorstellingen. Ze vertelde aan dat kleutertje verhalen uit de Bijbel. Daar heeft Hermann de bijbel lief gekregen. Later zei oma: als je nou de bijbel leest en wat je niet begrijpt, als je ijverig leest, zal ik voor je bidden, ik ben er zeker van dat God je duidelijk maakt zoveel als je nodig hebt. Een geweldig advies! Als je het moeilijk vindt, lees wat je begrijpen kunt. En wat je niet begrijpt, laat dat maar even liggen. Laten we bidden of onze kinderen mogen lezen en begrijpen.

Wat dienen we te geloven? Even terug naar de vraag. Het apostolische getuigenis. Daarvan is Jezus het middelpunt.

2. Wat is daar dan het gevolg van?

Dat lezen we in het laatste stukje van de tekst. Opdat u gelooft dat Jezus is de Christus, en dan komt het: door te geloven het leven zult hebben in Zijn Naam. Wat een wonder, gemeente! Geloof in de Heere Jezus Christus leidt tot leven. Eeuwige leven.

Ik noem dat een wonder. Wij zijn het leven kwijtgeraakt, weet u. Wij zijn in het paradijs het leven kwijtgeraakt. Het kwam tot een rampzalige breuk. Nu zijn wij allemaal afgesneden van het leven. Je zult de dood sterven. Niet alleen ons lichaam moet sterven, maar het betekent ook dat het zonder levende relatie met God we aan de eeuwige dood onderworpen zijn.

Nu is Jezus Christus naar de wereld gekomen. Christus is het leven! Zo begon het Johannesevangelie. In den beginne was het Woord, in het Woord was het leven. En vanmorgen hebt u gehoord, Johannes 11: Ik ben de Opstanding en het Leven. Ja, dat was nog voor Pasen. U weet wat er daarna gebeurde. Jezus, het leven, stierf. Stierf onze dood, om ons het leven te kunnen geven. Moest dat? Ja, dat moest. Dode zondaren kunnen alleen het leven krijgen als er Iemand is die hun dood en oordeel sterft. Dat heeft Jezus gedaan. Hij moest onze dood sterven om dode zondaren het leven te kunnen schenken.

Nu zegt de tekst dat we door het geloof het leven hebben in Zijn Naam. In Hem, betekent dat. Naam staat voor Hemzelf. Waarom is dat? Waarom krijg je nou het leven, als je gelooft in de Heere Jezus? Anders gezegd, waarom krijg ik, dode zondaar, het leven, terwijl we net zagen dat Christus het leven is?

Wel, gemeente, omdat dat geloof je verbindt aan Hem. Door het geloof wordt er een verbinding gelegd tussen Christus en uw ziel. En komt dat leven van Christus door dat kanaal van het geloof ook in u, zodat u mag delen in het leven van Hem. Vandaar dat Johannes zegt in zijn zendbrief: wie de Zoon heeft, heeft het leven. En Paulus in Galaten 2: ik leef niet meer, maar Christus leeft in mij. Wat ik leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God. Delen in dat leven van Christus.

Dat is niet alleen maar iets van de toekomst, daar mag je nu al in delen. In de Herziene Statenvertaling staat: opdat u het leven ‘zult hebben’. In de Statenvertaling: ‘hebt’. Het is niet alleen maar iets van straks, in het eeuwige leven, nee, nu al. Je hebt nu al het leven! Je was dood in zonden en misdaden. Maar God heeft je met Christus levendgemaakt. Weet je daarvan? Heb je de dood ontdekt bij jezelf? Zoals het Avondmaalsformulier zegt. Maar ook: is de Heere Jezus kostbaar en dierbaar voor je geworden? Is Hij voor u, jou, zoals hier staat, de Christus, de Zaligmaker, geworden die je nodig kreeg? Als je profeet, om je onkunde weg te nemen. Als priester, voor de verzoening van je zonden. Nodig als je koning, om voortaan niet meer naar je eigen goeddunken te leven. Kunt u zeggen: hoewel ik Hem niet gezien heb, heb ik Hem nochtans lief en verblijd ik mij in Hem? Dan alleen heb je deel gekregen aan het leven. Als u gelooft dat Jezus is de Christus, dan hebt u het leven gekregen in Zijn Naam.

Als dat zo is, dan heb je ontdekt dat je het leven niet hebt in jezelf. Als je niet in Christus blijft, dan verkwijn en verdor je. Dat ontdek je. Het leven is alleen in Christus. Alleen door dagelijks tot Hem te gaan, de toevlucht te nemen. In Hem te blijven! Leven in het geloof. Dan blijf dat leven in Hem. Dat gaat dus voort en verder in je leven. Alleen maar deel hebben daaraan door telkens weer de toevlucht tot Hem te nemen. Zoals dat oude gedichtje zegt: ‘Geef mij Jezus want buiten Jezus is geen leven!’ Ervaart u dat ook zo? Dan is dat je dagelijkse inspanning. In Hem gevonden te worden.

3. De noodzaak van dit geloof

Ik zei net, wie de Zoon heeft, heeft het leven. De andere kant is ook waar: wie de Zoon niet heeft, heeft dus ook het leven niet. Zonder Christus, zonder geloofsband met Hem, hebben wij geen leven. Denk even aan iemand die een ernstig ongeluk heeft gehad. Zo’n ernstig gewonde kan alleen maar in leven blijven in het ziekenhuis als hij bloed toegediend krijgt. Leven van een ander is dat. Wij kunnen alleen maar leven van een ander. Deel krijg je daaraan door het geloof. Geloof is het middel voor de zondaar. Zonder geloof geen leven. Het is het geloof dat het leven van Christus in ons brengt. Denk aan die man in het ziekenhuis, dat bloed komt uit een zak en gaat door een slangetje. Het geloof werkt als een slangetje. Slangetje brengt het bloed in de patiënt. Zo brengt het geloof het leven in de ziel.

En nee, wij worden niet gered door het geloof. Die man ook niet door het slangetje. Wij worden gered door Christus. Hij is het leven. Het bloed redt die man. Maar u begrijpt, het is niet het slangetje, maar het is wel onmisbaar. Vandaar is geloof onmisbaar. Zonder geloof is het onmogelijk God te behagen. Wie niet gelooft, die is ten dode opgeschreven.

Daarom aan het einde van de preek, de vraag aan het hart: gelooft u dat Jezus is de Christus, de Zoon van God? Ik vraag niet of u gelooft dat Hij bestaat. Dat doen de duivelen ook, staat er in de Jacobusbrief. Maar zoals Thomas: mijn Heere en mijn God. Als uw Zaligmaker? Heb je Hem nodig als het leven omdat je ziet en voelt en merkt dat het leven nergens elders is. Dat je bij jezelf de dood ontdekt? Dat je dat nooit door je eigen doen en laten kunt herstellen? Want ja, wij kunnen veel, maar niet onszelf het leven geven (of aan anderen). Dat kunnen wij niet. En ik hoop dat u dat ontdekt hebt. Ik kan mijzelf niet het leven geven. Ik hoop dat u dat snel ontdekken gaat: dat je midden in de dood ligt. Want dan wordt het je gebed: ‘Geef mij Jezus of ik sterf, want buiten Jezus is geen leven.’

Ik vroeg net: gelooft u? Is een belangrijke vraag, maar ook weer niet een goede vraag. Ik kom mensen tegen die dat lastig vinden. Heb ik geloof? Is het het ware geloof? Daarom beter: wat vindt U van Christus? Wie is Christus voor u? Wat is geloof nou, gemeente? Wat is echt geloof? Kan ik eenvoudig zeggen: dat je met Christus tevreden bent. Dat je met Christus voldaan bent. Kan je boeken vol over schrijven. Maar dit is de kern. Als een arme zondaar, een verloren mens, alles ziet in Jezus. Gerechtigheid, vrede, leven. Tevreden bent met Hem, met Jezus. Geloof, zegt Luther, is een moeilijk woord voor vertrouwen. Daar gaat het om: jezelf toevertrouwen aan Jezus en aan Hem genoeg hebt. Dat is genoeg. Geloven is genoeg hebben aan Jezus.

Het Engelse woord voor geloof, ‘faith’, dat kent u wel. Vijf letters. ‘Forsaking all’ (alles loslaten van jezelf), ‘I trust Him’ (Hem aannemen, door het geloof). Hem aannemen die ook vandaag, vanavond, zich weer aanbiedt als de Zaligmaker van zondaren. Christus, de Zoon van God. U zegt, hoe weet ik dat, dat Christus zich aanbiedt om mijn Zaligmaker te zijn? Dat mag je nou weten op grond van dit Woord. U hoeft niet naar de hemel te klimmen om Jezus te zien, u hoeft niet naar Jeruzalem, u hoeft geen oceanen over te steken. Nabij u is het Woord, zegt Paulus. Dat spreekt. ‘Forsaking all, I take [=trust] Him.’ Alles loslaten van jezelf, Hem aannemen als je Zaligmaker.

Dit is zijn gebod: dat wij geloven in Zijn Naam. Dat gebod durft u toch niet naast u neer te leggen? Hoe weet ik dat Hij mijn zaligmaker wil zijn? Nog een keer: dat mag u weten op grond van dit woord. Want dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig dat Christus Jezus in de wereld gekomen is, om de zondaren zalig te maken. Een getrouw woord, geschreven opdat gij gelooft dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en u door het geloof het leven hebt in Zijn Naam. Amen.

 

Want Hij is onze God, en wij
Zijn ’t volk van Zijne heerschappij,
De schapen, die Zijn hand wil weiden;
Zo gij Zijn stem dan heden hoort,
Gelooft Zijn heil- en troostrijk woord;
Verhardt u niet, maar laat u leiden.

– Psalm 95 vers 4 (1773)

Hervormde Gemeente Kamerik, zondag 26 april 2020, 18:30 uur. Online uitzending i.v.m. Coronacrisis. Schriftlezing Johannes 20:24-31.