Vlak voor Zijn lijden en sterven wijst Jezus Zijn discipelen erop dat de dood niet het einde is. De dood is geen muur, maar een deur naar de eeuwigheid. Jezus gaat lijden en sterven om voor Zijn discipelen een plaats gereed te maken in de hemel. Jezus spreekt over het ‘huis van Mijn Vader’. Dat is de hemel. Waar God is, waar alles om Hem draait. Wie door geloof aan Hem verbonden is, mag geloven dat de dood een deur naar het Vaderhuis is.
‘In het huis van Mijn Vader zijn veel woningen; als dat niet zo was, zou Ik het u gezegd hebben. Ik ga heen om een plaats voor u gereed te maken.’ – Johannes 14:2
Gemeente, soms heb je meer dan genoeg aan jezelf. Dan gebeurt er zoveel in je leven, dan is het moeilijk genoeg om het vol te houden. En dan heb je geen energie meer voor andere dingen. En dan is het ook goed te begrijpen dat je minder aandacht hebt voor de mensen om je heen.
Nou, de Heere Jezus heeft alle reden om aan zichzelf te denken en met zichzelf bezig te zijn. Het is de laatste maaltijd. Nog even en Hij zal gevangen genomen worden, veroordeeld worden, gekruisigd worden, sterven aan een kruis. En de Heere Jezus weet het, Hij weet precies wat er gebeuren zal. Hij is ervoor naar de wereld gekomen. Zijn dood aan het kruis, was het belangrijkste onderdeel van het verlossingswerk. Van de taak die Hij van Zijn Vader gekregen heeft. Het houdt Hem wel bezig. Hij ziet er wel ontzettend tegenop. Hij moet letterlijk in de plaats van zondaren gaan staan. Hun straf dragen. Hun dood sterven. En het ergste, zelfs door Zijn eigen Vader verlaten worden. Zijn Vader zal Hem de rug toekeren. En de Heere Jezus weet pas echt wat dat is. Verlaten door God. Het is de hel.
En toch, ondanks die verschrikkelijke dingen die er gaan gebeuren, dat enorme lijden wat Hij moet ondergaan, heeft Hij aandacht voor Zijn discipelen. Hij doet alle moeite om hen gerust te stellen. Want ook zij voelen aan dat deze maaltijd een afscheidsmaaltijd is. Ook zij beseffen dat de Heere Jezus hen zal verlaten. Ze zijn ongerust en in de war. Ze begrijpen er maar heel weinig van. Al heeft de Heere Jezus ze er vaak op voorbereid. Vaak over gesproken. Die laatste reis naar Jeruzalem vanuit Galilea stond in dat teken, van dat grote werk. Dat erge wat er zou gaan gebeuren. Maar het is niet echt tot hen doorgedrongen. Ook op dit moment niet.
De de Heere Jezus vergeet zichzelf en Hij denkt aan anderen. Hij denkt aan Zijn discipelen. Hij bemoedigt ze. Onder andere met de woorden van onze tekst. ‘In het huis van Mijn Vader zijn veel woningen; als dat niet zo was, zou Ik het u gezegd hebben. Ik ga heen om een plaats voor u gereed te maken.’ In dit Bijbelgedeelte, in dit vers, komen drie dingen naar ons toe. Allereerst spreekt Jezus over een leven ná dit leven.
1. Leven na de dood
Jongens en meisjes, misschien zijn jullie wel eens in een oud kasteel geweest. Dikke muren, grote gangen. Je loopt door een gang, gaat een deur door en nog een deur, en dan kom je bij een muur. Je kunt niet meer verder. Nou, zo denken heel veel mensen over het leven. Je leeft een tijdje, de een wat korter, de ander wat langer. Maar er komt een keer een eind aan. Als je die gang doorloopt, het houdt een keer op. En dan is het ook echt voorbij. De dood als een muur.
Sommige mensen gaan een stapje verder. Ze zeggen: daar moet je je niet druk om maken. Je moet niet anders willen. Het is nu eenmaal zijn. Een bekende Engelse schrijfster zegt: de dood is niet het einde van het leven, maar een onderdeel van het leven zelf. Een heel gewoon natuurverschijnsel. Een onderdeel van de levenscyclus. Je hoeft niet te denken: wat jammer dat het voorbij is. Waarom zou je meer willen?
Nou, als ik zoiets lees, denk ik: zou iemand dat echt kunnen geloven? De dood als een gewoon natuurverschijnsel? Niets anders willen. De dood een onderdeel van het leven zelf. Waarom voelt het dan zo anders? Zo heel anders. Als de dood dichtbij komt, als je zelf ernstig ziek wordt. Of als je man of vrouw sterft, of man of vrouw of kind. Wat kun je dan met zo’n gedachte, de dood als natuurverschijnsel, wat kun je daarmee?
De dood hoort er niet bij! De dood is een vijand, een indringer, een moordenaar. Zo kijk je er als christen tegenaan. De dood hoort niet bij het leven. Echt niet. En de dood is ook het einde niet. De Heere Jezus herinnert daaraan in de woorden van de tekst. Hij zegt: ja, Ik ga weg, ja, Ik ga sterven. Hij laat merken hoe ingrijpend dat is. Maar, zegt Hij, het is niet het einde. Niet bij de dood blijven staan. Jullie moeten verder kijken, over de dood heen. Ik ga naar Mijn Vader. Eenmaal mogen jullie mij volgen. Ook voor jullie is er leven na de dood. Het huis van Mijn Vader. Jezus zegt: de dood is geen muur, waarop je te pletter loopt. Een definitief einde. Zo lijkt het soms, zo voelt het soms.
Toch is het niet waar. Het is een deur. Sterker nog: het aardse leven is nog maar het begin. Een stage, een voorbereiding op het eeuwige leven. In de bijbel wordt het leven vergeleken met een tent. Leuk voor op vakantie, als het moet houd je het er wel even in uit, maar om erin te wonen, dat valt niet mee. Dat doe je alleen als je geen echt thuis hebt. Zoals Abraham die rondtrok. Of als je onderweg bent, zoals het volk Israël in de woestijn. Zo mogen we tegen het leven aankijken: we zijn onderweg. We zijn nog niet thuis. God laat dat merken.
Ik moet denken aan C.S. Lewis. Hij wijst er keer op keer op een sterk heimwee, een verlangen. Een heimwee en verlangen naar huis. Hij schrijft: wat je ook in dit leven zoekt, wat je in dit leven ook van God ontvangt, je kinderen of kleinkinderen of vriendschap, verkering, huwelijk, werk, studie, mooie vakantie naar een ver land, boek of muziek, of welke ervaring dan ook, je krijgt wel iets, je wordt er tot op zekere hoogte blij van, het vervult je wel een beetje, maar er is altijd iets wat tussen je vingers door glipt. Als je eerlijk bent, bij alles wat je ontvangt, voel je: ik wil meer. Je verwachtingen worden nooit helemaal waargemaakt.
Dat voel je zeker als je moeilijke en verdrietige dingen meemaakt. Als je kind ernstig ziek wordt. Werk kwijtraakt. Relatie stukloopt. Of geen relatie hebt. Kinderen van je vervreemden. Bij open graf van een geliefde. Dan schreeuwt je hart: er moet toch meer zijn dan deze wereld me kan geven?
Nu zegt Jezus in de tekst: dat is ook zo. Er is ook meer. Er is een andere wereld. Een betere wereld. Het huis van Mijn Vader. Daar verlang je naar. Dwars door al die mooie en moeilijke dingen heen. Dat is je echte thuis. Daar kan je ook komen. Wie je ook bent. Want er is plek voor iedereen. Jezus zet daar een dikke streep onder. Het heeft veel woningen. Veel kamers. Jezus zegt erbij: als dat niet zo was, zou Ik dat gezegd hebben. Jezus meent het. Dit is niet een mooie droom. Een wensdroom. Zou graag willen dat het zo was. Jezus zegt: dit is echt waar. Er is een andere wereld. Er is een betere wereld. Het huis van Mijn Vader. Dat verlangen, diep in je hart, dat klopt. En er is plaats voor u, jou, mij.
2. Hoe kom je daar, in het ‘huis van Mijn Vader’?
Als Jezus spreekt over het huis van Mijn Vader, dan wil dat niet zeggen dat iedereen daar komt. Je sterft, en je gaat naar de hemel. En je gaat naar het huis van Mijn Vader. Nee, zo zegt Jezus het niet. Het is niet vanzelfsprekend dat je daar komt. De Bijbel is daar duidelijk over. Veel christenen vinden dat moeilijker om dat toe te geven en te zeggen, maar het is echt waar. Juist Jezus zelf laat dat duidelijk merken als Hij spreekt over de toekomst, over het leven na dit leven. Als Hij spreekt over Zijn Koninkrijk. Er zijn mensen die naar binnen mogen. En er zijn mensen die buiten moeten blijven staan. Die misschien zelfs kloppen op de deur, maar dan is het te laat. Dat kan ook. Dat er een huis van de Vader is en dat je er niet komt. Dat maakt ons leven hier en nu ook zo serieus. Want in dit leven vallen de beslissingen. Hoe we nu leven, bepaalt hoe het straks, na dit leven, zal zijn. Het is bijna niet voor te stellen hoeveel er afhangt van het leven hier en nu.
Nou zou je kunnen afvragen: moeten wij zelf de zaligheid verdienen? Dat plekje verdienen? Moeten we het verschil maken? Laten we niet te snel zeggen: dat is niet zo, want het is genade. Want die gedachte leeft wel diep in ons hart. Laten we eerlijk zijn. Hoe vaak denken we niet zwart-wit. Er zijn slechte mensen en goede mensen. Mensen die aan God voorbij leven, die er een potje van maken. En je hebt mensen die serieus zijn en wel met God willen leven (of dat in elk geval proberen). Alsof wij dus wel het verschil maken. En alsof wij de Heere God veel kunnen aanbieden. Wie zou dat vanmiddag durven zeggen? Hier hebt U mijn leven. Kijkt U maar hoe ik met U ben omgegaan. Hoe ik met mijn naaste ben omgegaan. Kikt U maar. Daar moet U toch wel blij mee zijn?! Dan is er voor mij toch ook wel een plekje in dat Vaderhuis van U? Wie zou dat durven zeggen?
Nee, we moeten het hebben van een Ander. Van de Heere Jezus. Hij zegt: Ik ga heen om een plaats voor u gereed te maken. Hij zegt niet: doe goed je best en zorg dat je er komt. Nee, er is een huis van Mijn Vader. Ik ga heen om een plaats gereed te maken. Hij zorgt voor die plek. Wat heeft Hij er wel niet voor gedaan! Hij heeft de hemel ervoor verlaten. Hij is uit dat Vaderhuis weggegaan, in deze donkere en verloren wereld gekomen. Onvoorstelbaar. Die enorme stap. Iemand zei: alsof de schrijver van het verhaal in het verhaal zelf is gekomen. En het was geen mooi verhaal. Het was een puinhoop. Hij komt om het op te lossen, recht te zetten. Hij heeft ons leven opnieuw geleefd. Kijk eens wat Ik er van gemaakt. Dit wil ik U geven. Jezus kan dat wel zeggen. Dit is Mijn leven. Het is helemaal zoals U het wil hebben. Hij was gehoorzaam en deed het in onze plaats.
Ja, en dat niet alleen. De Heere Jezus geeft zelfs Zijn leven aan een kruis. Daar gaat het hier over. Gereedmaken. Niet in de hemel de stoelen klaar zet. Of die kamers wat opruimt, zodat we erin kunnen. Nee, dan gaat het over het lijden en sterven. Hij gaat weg om gearresteerd, veroordeeld en gekruisigd te worden. En zo maakt Hij plaats. Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader, dan door Mij. Niemand komt tot het huis van de Vader, dan door Mij. Wat wij niet kunnen verdienen, wat we ook proberen. Je weet trouwens ook nooit of het genoeg is. We mogen het ontvangen als een geschenk uit Zijn hand. Hij heeft het verdiend. En hoe! Door Zijn leven te geven aan het kruis. Alles recht te zetten, heel te maken, te verzoenen.
Als Hij dat dan gedaan heeft (Zijn leven gegeven aan een kruis), ja, dan is er toch plek voor u, jou en mij! Maar dan blijft staan: Ik ben de Weg, Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij. Hij zegt: via Mij kom je dat huis. Dat kan niet om Mij heen. Dat is iets heel persoonlijks. Dat gaat niet zonder dat je dat zelf merkt. Moet ik het heel eenvoudig zeggen: je moet het wel zelf aan Jezus vragen. Heere, wilt U ook aan mij denken? Zoals die moordenaar aan het kruis. Dan zeg je niet: kijk, ik heb dat plekje in de hemel verdiend. Dat zou niet in zijn gedachte zijn opgekomen. Hij zegt: Jezus, denk aan mij. Hebben we dat al tegen Hem gezegd? Jezus, ik kom er niet uit. Ook als ik denk aan de toekomst. Ik krijg het niet voor elkaar.Ik heb het op geen enkele manier verdiend. Maar ik kom bij U. Ik klamp me aan U vast. Wilt U aan mij denken? U hebt toch gezegd: Ik ga heen om plaats gereed te maken.
Bij de voorbereiding van de preek las ik een voorbeeld over een rijke man, die ernstig ziek werd. De dokter zei: dit wordt sterven. Misschien gaat het wel heel snel. Hij had een dochtertje van 4 jaar. Zij begreep het niet. Moeder probeerde het duidelijk te maken. Papa gaat naar een heel ver land, zei de moeder. Toen dat meisje dat hoorde, ging ze naar haar vader, keek hem aan, recht in zijn ogen. En ze zei: papa, ik hoor dat u naar een ver land gaat. Heeft u in dat verre land ook een huis? En dat raakte die man, diep in zijn hart. Want hij had geen huis. Hij moest naar dat verre land. Maar hij had geen huis. Op aarde een heel mooi huis (ontzettend hard voor gewerkt, veel aandacht voor gehad). Maar dat andere huis?! Ik hoop dat u en jij mag zeggen: ja, ik heb een huis. En wat voor huis! Het huis van mijn Vader. Ik heb er geen recht op. Jezus heeft het voor mij verdiend. Mijn redder, verlosser.
3. Wat is dat voor plek, de hemel?
Nou, veel mensen hebben daar gedachten over. Hoef je geen christen voor te zijn. Ook niet-christenen hebben allerlei gedachten over leven na dit leven. Soms stellige gedachten. Als je dan doorvraagt, moeten ze eerlijk zeggen: het is op weinig gebaseerd. Geldt trouwens ook voor onze gedachten, als het onze gedachten zijn. Je kunt van alles zeggen en voelen. Maar houvast hebben in het Woord van God. Jezus vertelt hoe de hemel eruit ziet.
Eigenlijk zegt Hij er niet eens zoveel over. Op andere plaatsen kan je er meer over lezen (Openbaring 21 en 22 bijvoorbeeld). Zelfs dan blijft het nog lastig en merk je dat de Bijbel spreekt in beelden. Die beelden zeggen wel degelijk iets, maar het is nog veel groter en anders. Meer dat je een bepaalde richting op leert denken en kijken.
Ik zei: Jezus zegt niet veel. Maar wel het belangrijkste. De hemel, zegt Hij, is het huis van Mijn Vader. De hemel dat is de plek waar God woont. Waar God is. God is overal, ja. Maar in de hemel is God op een heel andere manier dan hier op aarde. Het huis van Mijn Vader, daar wil Jezus mee zeggen: daar staat God nu echt centraal. Daar draait alles om Hem. En in dat huis van Mijn Vader, daar kun je de Vader geen moment vergeten. Alles vol van Hem.
Er zijn veel andere dingen, kun je over lezen in Openbaring, God gooit zijn Schepping niet weg, maar alles is vol van God. Ik las over iemand die daar moeite mee had. Een niet-christen was in gesprek met een christen. Die christen zei dat de hemel een plek is waar God is en waar God centraal staat. Jullie christenen moeten God ook overal bij halen, zei die niet-christen. Moet God nou ook nog in de hemel zijn?! Dat is de tijd waarin we leven. Dat dat een vraag is. Die man moest er niet aan denken. Een straf, zo dicht bij God… Dan kom je ook niet in de hemel, heb je er niets te zoeken. Om op een plek te moeten zijn waar alles vol is van God, terwijl je geen liefde hebt voor God. Dan weet je niet wie mijn Vader is, zegt de Heere Jezus. Als je Hem werkelijk kent is het geen straf, dichtbij God zijn. Alles vol van Hem. Dat is het allermooiste en allerbeste wat er is.
Alleen al die naam: het huis van Mijn Vader! Daar zou je hart toch sneller van moeten gaan kloppen. Het allermooiste en beste leven. Niet alleen aan God zelf denken. Ook aan de gaven denken. Die gaven zeggen iets wie Hij is. Het mooiste van deze wereld, mooiste van je leven, het allergrootste geschenk: God is nog veel groter, mooier, beter. Je krijgt het uit Zijn hand. Wat moet het zijn om altijd bij Hem thuis te zijn?
Ik moet denken aan die gelijkenis van de verloren zoon. Zo is God, zoals die vader. Wil je niet bij die vader in huis zijn? Is dat niet het allermooiste? Eigenlijk gaat het dus niet om de hemel, vanmiddag. En over het leven na dit leven. Eigenlijk gaat het over de Heere God. En over Zijn Zoon, de Heere Jezus. In Wie Hij zich volkomen bekend heeft gemaakt. Nu al kun je met Hem gelukkig leven om straks, na dit leven, dan volmaakt gelukkig te zijn.
Ik moet denken aan een uitspraak van een bekende evangelist:
‘Op een dag zullen jullie in de krant lezen dat ik gestorven ben. Als jullie dat lezen, ik zeg jullie, geloof er geen woord van. Op dat moment leef ik meer dan nu.’
De dood is geen muur. De dood is een deur voor allen die op de Heere Jezus vertrouwen. Een deur naar Huis. Een deur naar de Vader. Amen.
Hervormde Wijkgemeente Rotterdam-Zuid, Maranathakerk, zondag 3 maart 2019, 17 uur. Schriftlezing Johannes 14:1-6 en Openbaring 21:1-4.