Migratie is een onderwerp dat veel in de Bijbel voor komt. Abraham, Ruth en ook Jezus waren vluchtelingen. Bij het onderwerp migratie zien we de zonde op z’n ergst: mensenhandel, prostitutie, uitbuiting, moord. Jezus legt de vinger in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan bij de vraag: ben jij zelf een naaste? God schiep volken, natiën en tongen, in hun eigenheid, uit alle geslachten komen Gods kinderen voort. Een christen is als het goed is ook een migrant, onderweg naar Gods toekomst.

Gemeente en vanmiddag vooral jullie, jongeren. Een themadienst over migratie. In de eerste groep keken jullie vreemd op. Daar een dienst over? Toen we bezig gingen, werden jullie enthousiaster. Voor sommigen was er de vraag, was is dat, migratie? Afgelopen najaar is vanuit de PKN een boekje erover verschenen. Een paar aansprekende verhalen staan erin. Er staat een definitie: Het zich verplaatsen van personen over de grens van een regio of land met het doel om zich daar te vestigen. Een regio of land. Een Fries zou je ook een migrant kunnen noemen, die hier komt wonen.

Er is meer migratie dan je denkt. Veel mensen denken toch aan die vluchtende mensen uit Afrika. Gevaarlijke bootjes, Middellandse zee. Hoevelen zijn er niet verdronken. Ik stel voor dat we uit respect voor hen even een moment stil zijn.

Veel jongeren kennen familieleden die naar Canada, Noorwegen, Australië gingen. Of zendelingen. Jongeren hebben gezegd: ik zou best een jaar het land uit willen. Voor de warmte. Een of twee jaar, maar dan weer terug. Goed om aan te denken, er zijn al jaren migranten in Nederland. Vroeger: Fransen en Joden. Vorige eeuw: Turken en Marokkanen. Gastarbeiders. Ik heb er veel meegemaakt in Epe. En toen ik in Lombok woonde (Utrecht). Hun kinderen zijn gewoon in Nederland geboren.

Kom je het in de bijbel tegen? Abraham met Sara en Lot. Ruth. Het volk Israël. Migreerden naar Egypte en later naar Babel. Dat migreren naar Babel was ballingschap. Migratie kom je veel tegen. Jezus vluchtte zelfs, naar Egypte, als baby.

We lazen erover in de dienst. Jozef, die onderkoning was, dat hij zich aan zijn broers bekendmaakte. Ik ben Jozef. Jozef was ook een migrant geweest. Via mensenhandel. Verkocht als slaaf. Dat schijnt nog steeds voor te komen. Je wilt dat liever niet horen en niet aan denken. Meisjes die verkocht worden voor prostitutie. Migranten uit Afrika moeten ook veel betalen. Mag ik het zeggen: wat een vreselijke mensen zijn dat, die daar achter zitten. Laat mij zien wat zonde is? Daar zie je het. God van het geld, waar het vanmorgen over ging.

Met Jozef was het wonderlijk goed gekomen. Hij zegt, heel bijzonder: God heeft me voor jullie uitgezonden. Om in het leven te behouden. Dat moeilijke, dat ziet hij als dat God het gebruikt. En zelfs geregeld! Zegt hij in vers 8 nog een keer. Dat zijn verzen om goed naar te kijken. Ook als je wilt weten hoe God je leidt. Want hoe leidt God je? Later zie je dat God het moeilijke gebruikte. Of: God heeft het gedaan.

Jozef zegt dat ze het tegen Jacob moeten vertellen. Hij is aangesteld tot heer. Jozef leeft wel! Dat vertellen aan hun vader. Dat betekent dat aan het licht komt dat ze hem bedrogen hebben. En Jacob kan in Gosen wonen. Met alles wat hij heeft. Gezinshereniging. Dan zult u dichtbij mij zijn.

Er zullen daar in Gosen toch wel mensen gewoond hebben? Dan zien ze familie Jacob aankomen. Een politicus heeft het wel eens over een tsunami. Nee, Jacob hoefde niet in een asielzoekerscentrum. Aantal jaren later, dan is er een Farao die Jozef niet gekend heeft. Daar zie je het belang van de geschiedenis kennen. Dan worden ze (die familie Jacob) onderdrukt. Vreselijk. Geen vrije dag meer. Aaneengesloten hard werken. Moord van pasgeboren jongens. Weer zien we zonde in de ogen. Waar zijn mensen richting migranten toe in staat?! Migranten criminelen? Nou, vlak die omstanders niet uit.

Tweede lezing. Gelijkenis over barmhartige Samaritaan. Wie is toch de naaste? Jezus vroeg het aan de wetsgeleerde. Die man wilde de naam Samaritaan niet noemen. Vers 37: degene die barmhartigheid gedaan heeft. Duidelijk is dat Joden en Samaritanen verschilden. En nu, juist zo’n vreemde, hielp de jood. Terwijl priester en leviet het af laten weten. In die gelijkenis zie ik allemaal mensen die reizen, zei iemand. Die Samaritaan blijkt anders dan gedacht. Zo kunnen wij migranten leren kennen. Als ik in Den Haag loop en ik struikel en een Marokkaan helpt me, dat denk ik, hij steelt mijn telefoon (waar ik mee aan het bellen ben, met mijn ouders) of mijn portemonnee. Nogal wat artsen zijn migrant. Of orthodontist.

Zijn wij naasten? Voor migranten om ons heen? Ik hoorde twee mooie verhalen. Iemand vertelde: ik kwam langs een huis van een migrantengezin. Ik zag de sleutel in de deur zitten. Ik belde aan. De konden me niet goed verstaan, maar snapten het wel. Twee andere meisjes vertelden dat ze een meisje helpen Nederlands te spreken. Dan valt ze niet zo op. Jezus zegt: wees een naaste. Ben ik het zelf, een naaste? Voor anderen. Niet zozeer: wie is mijn naaste.

Ook lazen we Petrus. Petrus schreef aan Christenen die vreemdelingen waren. Een vreemd volkje. Anders. Hoe zit dat bij ons? Hoe kijken mensen in Gouda aan tegen leerlingen van de Driestar? Haast een soort migranten? Willen we dat wel zijn? We horen tot een volk. In een groep werd gezegd: mensen zullen misschien ook wel bewondering hebben. Positieve dingen zeggen (en negatieve). Dat geldt toch altijd. Die Belgen! Dan klinken grappen. Maar soms ook, dat ze dingen goed kunnen (zoals laatst, voetbal).

Zijn christenen niet allemaal migranten? Op weg naar het Vaderhuis. In deze wereld niet meer passen. Moeten we niet meer migrant zijn dan we zijn? Als volk van God.

Israël is volk van God. En christenen ook. Joden zien we naar Israël gaan. Moeten wij dat ook? Ik denk dat het erover zal gaan in de volgende leerdienst over de Dordtse Leerregels. Als christen hoor je bij het volk van God. Maar er is verschil met joden. Joden horen vanuit bloedband bij het volk van God.

Nog meer zeggen. God schiep volken, rassen. Dat zegt iets. Elk volk heeft iets eigens. Mensen die binnen zo’n volk geboren zijn en opgegroeid, voelen zich daarin thuis. Daarom niet langer naar buitenland. Volk, natie, gemeente, kerk. Ik wil terug naar hier, dit is mijn volk, hier spreken ze mijn taal. Taal en volk horen bij elkaar. Zelfs dialect. Taal waarin je geboren bent en opgegroeid.

Zo komen we bij ons seizoensthema ‘Schepping en Duurzaamheid’. Taal verwarring bij torenbouw van Babel. En wat Paulus zei (we hoorden dat bij de opening van het seizoen): ‘En Hij maakte uit één bloed heel het menselijke geslacht om op heel de aardbodem te wonen; en Hij heeft de hun van tevoren toegemeten tijden bepaald, en de grenzen van hun woongebied.’ Elk volk een eigen plek. Het wordt spannend, want lukt dat? Koerden en Palestijnen zeggen: wij hebben geen eigen plek. Dat God volken schiep, een eigen plek bedoelde, zegt ook dat niet alle mensen naar Europa mogen komen. We hebben ons eigen land en eigen gewoonten. Met onze taal. Soms mag dat niet worden gezegd. Ik denk het wel. Maar we zijn geen betere mensen. Je kunt je verdiepen in andere volken. Anders leven, eten, denken. God doet het volk anders zijn. Wat knap! We loven daarom God.

Mensen uit andere volken mogen we vragen mee te doen. Aan te passen. Zeker in de taal. Wel in zekere zin. We kunnen niet totale aanpassing vragen.

Die verscheidenheid zie je in migrantenkerken. Een miljoen. Net zoveel als er moslims zijn. Die migrantenchristenen hebben vaak eigen kerk voor eigen volk (Ghanese kerk bijvoorbeeld). God schiep niet alleen maar individuen, maar in de volken. In Openbaring lees ik dat mensen uit alle volken en talen staan voor God. Het lijkt erop dat dat eeuwig blijft. Zo blijft ook Gods bijzondere volk: het joodse volk.

Een christen heeft twee paspoorten. Doopbewijs. Dan hoor je bij het koninkrijk van God. En een paspoort van het land. Ik ben een Nederlandse christen. Beide mag een plek hebben.

En nog een beeld. God de Vader en God de Zoon. Voor de Zoon is ieder gelijk, ieder moet daarin geloven (ik hoop dat je het doet!). Geloven in Jezus de Redder. In Zijn werk. Er is ook God de Vader en Zijn werk. Hij schiep mensen en volken. Dat telt net zo. We moeten twee keer denken. Vanuit twee koninkrijken en vanuit God de Vader en God de Zoon.

Wat zegt dit voor de politiek. Dat hoort helemaal niet op de preekstoel. Dat moet je thuis maar met elkaar bespreken. En bidden om wijsheid voor mensen die in de politiek werken.

Geen volk mag zich verheffen. En God roept op te helpen, zeker bij armoede, oorlog en geloofsvervolging. Je zou zelf toch ook hulp willen? Dan komen de vragen: wat is goede hulp? Het helpt niet om iedereen hierheen te halen. Als landen samen het regelen. En opvang in de regio. En ontwikkelingshulp. Op de goede manier, dat mensen hulp en hoop krijgen.

De Bijbel zegt: er is meer dan geld. Niet alleen: wat hebben wij aan migranten voor onze economie? Er is meer dan economie. Het is het belangrijkste om naar Jezus te kijken. Wat heeft Hij veel gegeven! Was Hij niet ook een migrant. Ja! Hij verliet het Vaderhuis. Hij stierf jong. Voor de zonden, ook zonden richting migranten. Hij heeft onder ons gewoond. En zei: Ik was een vreemdeling en u hebt mij gastvrij onthaald. Amen.

‘k Sla d’ ogen naar ’t gebergte heen,
Vanwaar ik dag en nacht
Des Hoogsten bijstand wacht.
Mijn hulp is van den HEER alleen,
Die hemel, zee en aarde
Eerst schiep, en sinds bewaarde.

De HEER zal u steeds gadeslaan,
Opdat Hij in gevaar,
Uw ziel voor ramp bewaar’;
De HEER, ’t zij g’ in of uit moogt gaan,
En waar g’ u heen moogt spoeden,
Zal eeuwig u behoeden.

(Psalm 121 vers 1 en 4, berijmd)

Hervormde gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, zondag 20 januari 2019, 17 uur. Themadienst catechese over migratie. Schriftlezingen Genesis 45:5-11, Lukas 10:25-37 en 1 Petrus 1:1-2 (gelezen door drie catechisanten).