In de brief aan de gemeente van Laodicea is Christus heel scherp. Hij verwijt de gemeente niet koud of heet te zijn; maar lauw. Hij bestraft de gemeente en wijst ze terecht, maar wel uit liefde. Hij wil niets liever dan dat ze zich bekeren en Hem toelaten in hun leven. Hij raadt hen aan witte kleding en goud bij Hem te kopen, opdat ze voor God kunnen bestaan. De Laodicenzen meenden dat niet nodig te hebben, maar met hun materiële en aardsgezinde houding zouden ze voor eeuwig bedrogen uit kunnen komen, vandaar dat Christus ze zo scherp terechtwijst.
Gemeente, die stad waar de zevende brief aan gericht is, Laodicea, is een stad waar je heel wat over zou kunnen vertellen. Een prima plek om te wonen en zeker om te werken. Lag gunstig op een kruispunt van wegen: mensen van allerlei streken en landen ontmoetten elkaar. Men wisselde geld, er waren veel bankgebouwen. Het was een centrum van handel. En textielstad; zwart linnen was in de omtrek beroemd. Het verkocht goed. De stad had een medische school. Er werden allerlei soorten zalf gemaakt, met geneeskrachtige werking. Bekend was de ogenzalf. Er kwamen veel oogziekten. Een en al bedrijvigheid. Het leek wel het Westland. De dingen zaten mee. Het was uitdagend. De dagen waren snel gevuld. De aandacht van de mensen werd gevangen nemen.
We hebben deze zeven brieven naar ons toe laten komen. Brieven van alle tijden en plaatsten. Er kregen meer gemeenten een slechte beoordeling. Sardis; maar ze hadden een naam dat ze leefden. Er waren enige weinige gemeenteleden die er anders in staan.
Hier klinkt geen goeds. Ook niet over een deel. Ik weet niet hoe dit op u en jou overkomt, ik vind dat Laodicea akelig dichtbij komt als het gaat om gemeenten in West-Europa. Zeker nu het economisch weer goed gaat. Het kan in Nederland weer niet op! Op zich geen slechte dingen. Maar alle aandacht wordt opgeslokt door hier en nu. Het maakte de gemeente zoals Christus er naar keek, lauw. Waarom zou je leven als het materieel goed gaat, geloven? Anders kom je niet toe aan dingen. Geen tijd om te bidden. Geen tijd voor Bijbelkring.
De lauwheid in Laodicea had ermee te maken dat men zich niet aan Christus toewijdde. Men koos niet voor Hem. Het geloof hing er maar wat bij. Ik kijk akelig in de spiegel, zegt u? Ook aan die gemeenten schreef Christus een brief. Hij schrijft de gemeente niet af. Hij wil bij haar naar binnen.
Als spreekt Christus is het heel ernstig. Hij meent het, zegt Hij. Dit zegt de Amen. De waarachtige. Weet je wat Amen betekent? Het zal waar en zeker zijn. Ik ben de Amen. Wat Ik zeg, is waar. Als die gemeente is zoals Christus zegt, dan is het zo. In vers 16: omdat u lauw bent zal Ik u uit Mijn mond spuwen. Hij staat aan de deur en klopt.
Ik ben de Amen. Dat wordt uitgelegd. De getrouwe getuige. Het begin van Gods schepping. Hier staat eigenlijk Alfa en Omega, in omgekeerde volgorde. Amen als eerste. En dan het begin van Gods schepping. Dat doet denken aan wat Johannes schrijft: alle dingen zijn door het Woord geschapen. Schepping was niet alleen het werk van God de Vader. Deze woorden wijzen op de Herschepping, in die uitleg ga ik mee. Het eeuwige leven is mogelijk gemaakt. Het opstandingsleven. Het begin van Gods schepping. Het oude is voorbijgegaan. De Amen en het Begin van de schepping Gods. Het oude gaat in het nieuwe over, juist en bij Christus. Zijn verlangen is dat ons oude overgaat in het nieuwe. Psalm 51: herschep, bekeer, vernieuw mij! Dat verlangen proef je in deze brief, dat Christus deze gemeente niet hoeft uit te spuwen.
Dat klinkt toch wel. Christus sluit aan bij wat men kende. Er waren twee bronnen bij die stad: warm en koud. Door vulkanische beweging. We kunnen ons voorstellen. Het water koelde onderwijl al af. Dan was het lauw in die stad. Die reizigers in die stad, het was er heet, een handelaar dacht: hè, lekker water. Maar bah, het was lauw. In lauw water ontwikkelen zich bacteriën. Soms mag je niet meer in zwemmen na een paar dagen.
Christus zegt: als jullie zo lauw zijn, zal Ik jullie uitspuwen. Maar je proeft dat Christus dat niet wil. Om de ogen voor de situatie te openen. Want dat is het volgende om op te letten.
De christen hadden het helemaal niet in de gaten. Als je vroeg hoe het ging, zeiden ze: goed, we zijn rijk. Misschien zelfs: Christus heeft ons gezegend. Of dat werd misschien niet genoemd. Christenen kunnen over hun materiële situatie beginnen: werk, huis, vakantie. Er klinkt niet dat God gezegend heeft en genadig is…
In Laodicea zijn er christenen die het goed hebben. Ze hebben aan niets gebrek. En dan stond de wagen stil. Meer zeiden ze niet. Maar Christus doorziet de situatie. U bent ellendig! Beklagenswaardig. U bent blind. En naakt. Dat is wat! Volgens niemand minder dan de Amen. Hij die het weet. Ze staan er heel anders voor dan ze denken. Hoe is dat bij mij en u? In Christus oog? Christus weet het! Staan we open voor Zijn blik, diagnose.
We kunnen blind zijn voor onze situatie. Blind zijn. Ze dachten dat ze rijk waren, maar ze waren arm. Alleen maar materie, leven hier en nu. En vervolgens eeuwig verloren gaan. Hij vindt ze zo arm. Denken torens te bouwen tot de hemel, maar geen omgang met God, met Christus hebben. Misschien zie jij zoveel arme mensen om je heen. Zo beklagenswaardig. Of kijk je niet goed, en moet je in de spiegel kijken.
Christus ziet ze als ongekleed. In onze tijd speelt schaamte over naakt minder een rol als vroeger. In die tijd kende men naakt sporten. Naakt als mooi. Voor veel mensen geldt en gold: maar kleding verhult, bedekt. Zo bedoelt Christus met naakt zijn dat die christelijke gemeente prachtig gekleed kan zijn, maar onvervuld voor God staat en onverhuld. Naakt voor God. En dan ook voor alle dingen waar voor ze zich hebben te schamen.
Niet verkeerd om daar vanmorgen dieper op in te zoomen. God ziet ons helemaal. Alles wat wij weten te verbergen – voor anderen. Je kunt niets voor Hem verhullen. Als Christus er niet voor ons tussen komt, dan doet God met ons naar wat Hij ziet. Christus moet ons omkleden. Alleen zo kun je standhouden. Dat kenden ze daar niet.
Jezus nodigt vervolgens uit om alles bij Hem te kopen wat ze niet hebben en nodig hebben. Hoe zal dat geklonken hebben? Ze dachten: wij zijn rijk. Wat hebben wij te kopen? Jullie hebben hoegenaamd niks. Koop bij Mij! Goud dat het uithoudt. Het vuur van het oordeel en tijd doorstaat. Het geld dat jullie verdienen moeten jullie weer eens achterlaten. God heeft goud dat eeuwig blijft.
Koop witte kleren. Dingen waarvoor je je schaamt. Ze worden door die witte kleren bedekt. Kleren die Christus zo duur heeft ingekocht. Met de prijs van Zijn leven. Door aan het kruis Zijn leven af te leggen. Zijn levenskleed afgelegd. En ogenzalf. Zodat je zult kunnen zien wie je zelf bent. Dat je mag zien: het goud van God gaat zien. Dat je naar die witte kleren van Christus gaat verlangen. En die mooi gaat vinden en zegt: die heb ik nodig.
Vanmorgen komt Christus met deze brief naar ons. Het is toch een brief voor de gemeenten van alle tijden en plaatsen?! Misschien denkt iemand: nou, die brief hebben wij niet nodig. Misschien weet je anderen voor wie die brief geschikt is. De splinter bij de ander zie je snel. Is er een balk in eigen oog? Christus zegt in welvarend Europa: Ik heb goud, gelouterd door het vuur. Ik heb witte kleren die je nodig hebt. Ik heb ogenzalf die je nodig hebt, anders zie je de dingen niet hoe ze echt zijn. We merken het, hier staat de boodschap van de bijbel haaks op die mensen toen, in Laodicea. En vaak ook op de mensen van vandaag! De Bijbelse boodschap legt hier armoede bij rijke mensen bloot. Bij mensen met de modernste brillen, visies en inzichten: dat ze blind zijn. En mensen met de prachtigste kleding, naakt zijn voor God.
Dit haakse van de Bijbelse boodschap, daarin wijst Christus ons terecht. Het gebeurt uit liefde, zegt Hij. U weet dat het altijd wel, maar ook wel in onze kringen, om maar niet de hele Bijbelse boodschap door te geven. Zondagmorgen in de kerk, dan wil ik vooral mooie dingen horen. Dat ik het goed doe. Dat God mij, als ik in Hem geloof, voorspoed geeft. En dat geloof fijn is. En dat God me hier veel geeft en straks nog veel meer. En dan moet er een punt staan, dan moet het ophouden. Kerkdiensten moeten vooral leuk; de preek entertainment?! God spit dieper.
Christus wijst terecht en bestraft. Dat doet Hij óók. Hij weet dat het niet leuk is. Maar het is uit liefde. Hij confronteert. Hij eist bekering. Dat gaat dieper. Dat je zegt: ik ben niet rijk als ik alleen maar materiële voorspoed heb. Dat je voor God in je hemd staat – of minder. Dat je alleen maar witte kleren bij Christus krijgen kunt. Hierin zit het dwarse, zo gezegd, van de Bijbelse boodschap. Dat zit niet in het ouderwetse, of zo. Soms denken christenen: we moeten dwarse dingen in de weg zetten. Nee! Je moet bekeerd worden. God breekt ons af. Hij legt ons open. Hij laat weten: je bent helemaal afhankelijk van Mij. Je moet het van Mij hebben. Geef het nou eens toe.
Vers 20. Christus klopt op de levensdeur. Een mooie tekst, zeggen veel mensen. Zie ik sta aan de deur en Ik klopt. Weet u, ik vind het ook mooi. Maar ook schokkend. Christus staat blijkbaar buiten! Hij moet kloppen om binnen te mogen… Hij staat toch bij u en jou niet buiten? En bij ons als gemeente niet? En als dat wel zo is, Christus is er niet te min voor, mag ik het zeggen, om op onze deur te kloppen. Laat Me binnen! Hij wil zo graag binnen. Laat Me binnen, smeekt Hij.
Zie het goed: Hij klopt. Hij is geen inbreker! Die Zich bruut en ongenodigd toegang verschaft. Het gaat er in het geloof persoonlijk aan toe. De Geest komt bij je binnen. Hij zorgt dat Hij binnen komt. Dan gaan we samen aan tafel. Hij wil je tafelgenoot zijn. Samen eten is in die cultuur (toen en nu) heel belangrijk. In onze samenleving gaan we dat weer ontdekken. Samen eten is gelijk worden, samen aan een tafel. Ik acht jou waardig om bij jou aan tafel te zitten, zegt Christus!
Mensen spreken er schande van dat Jezus met hoeren en tollenaren at. Men hen om tafel wilde zitten en zat! Maar het kan niet anders dat als Hij met mensen om tafel gaat, Hij met zondaren om tafel gaat. Het gaat hier om een gewone maaltijd, maar je hoort ook het heilig avondmaal erin. Daar wordt dat beeld zichtbaar: Christus met zondaren aan tafel.
Als Christus buiten staat, ik mag en moet zeggen, Hij klopt aan je levensdeur. Mag Ik binnen? Ik wil met u aan tafel. Laat je mij aan uw tafel? Ik heb rijkdom voor je. Goud en witte kleren en ogenzalf. Je koopt ze van Mij, als je Me binnenlaat. Je zult merken dat Ik alles bij me heb. En het bij je binnen draag. En passend maak. Dat kopen bij Christus, om daarop terug te komen, dat stelt niets voor. Wat kunnen we eigenlijk betalen? Christus betaalde door Zijn rijkdom af te leggen. Naakt te hangen aan het kruis. En Zijn ogen stervend te sluiten. Heb je Hem werkelijk zien lijden? In liefde voor jou? Ik ben geroepen (we hebben de zeven brieven nu behandeld) om in Christus’ naam te vragen: doe de deur van je leven voor Christus open, als Hij nog buiten staat. Als je het niet zeker weet, vraag: staat U soms nog buiten? Hij wil bij je naar binnen. Hij heeft zoveel meer te bieden dan je denkt. Als je Hem buiten laat staat, dan schoffeer je Hem… Dan kom je zelf eens buiten te staan, voor eeuwig. Zou iemand denken, ik kan zelf die deur niet open krijgen, daar ben ik nou al zolang mee bezig, nou, je hebt gelijk, maar als je eerlijk zegt: Ik krijg die deur niet open. Dan is Hij zo machtig en genadig dat Hij die deur voor je opent. Overwin jezelf door je te bekeren en Christus toe te laten. Wie overwint, zal ik geven te zitten op de troon. Of, vertalen: ín Mijn troon. In die tijd kende men brede tronen. Zo dicht bij Christus zitten. Eén met Hem. Met Hem mogen heersen. Wat bijzonder. Wat een groot vooruitzicht, wat een rijkdom. En dan niet voor even, maar voor eeuwig. Als je ogen en oren opengemaakt zijn, want als laatste horen wij: die oren heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wat zei de Geest in deze laatste brief tot u en jou en mij vooral? Amen.
Hervormde Gemeente Monster, Grote Kerk, zondag 13 oktober 2019, 9:30 uur. Schriftlezing Jesaja 55: 1-9 en Openbaring 3: 14-22.