Als Jezus een week na de opstanding aan de discipelen verschijnt, verwijt Hij hun ongeloof en hardheid van het hart. De discipelen geloofden de getuigen (Maria, Emmaüsgangers) niet. Dat is nog zo. Hoewel Jezus’ verschijning niet noodzakelijk is, verschijnt Hij toch. In onze cultuur is het moeilijk om te geloven, zo wordt gezegd. Jezus neemt het ongeloof serieus: Hij verwijt het de discipelen én ons. Ook wij hebben de getuigen, namelijk in de Bijbel. Nodig is dat God Zélf komt, in die zin schreeuwt alles om Pinksteren. De Geest wil ons in alle waarheid leiden en ons van ongeloof bevrijden.
‘Later is Hij geopenbaard aan de elf, terwijl zij aanlagen, en Hij verweet hun hun ongeloof en hardheid van hart, omdat zij hen niet geloofd hadden die Hem gezien hadden nadat Hij opgewekt was.’
Gemeente van Christus, denk het u eens in, misschien heeft u dat wel eens gedaan, dat de opgestane Jezus bij u of jou komt, zoals Hij toen bij de discipelen kwam. Op je bijbelkring, club, catechisatie. Of houd je het niet voor mogelijk dat Hij komt? Dat je daar niet bij leeft? Zelfs al zou Christus niet leven? Hij leeft! En als Hij bij ons komt, Hij komt door de Heilige Geest bij ons (écht!), en als Hij zou komen zoals bij de discipelen, wat zou Hij zeggen. En een andere vraag, misschien gevaarlijk: wat zou je willen horen? Voor je het weet wil je alleen dat horen wat wij willen.
We lezen vanavond dat Jezus aan de elf is verschenen. Daar is de discipelkring mee bedoeld. Judas, weten we, een van de twaalf, leefde niet meer. Die elf waren bij elkaar. Dan denk je aan de week na de opstanding. Thomas was er die week erop wél bij. Ze zijn compleet. En dan komt de Heere Jezus.
Terwijl zij aanlagen, staat er dan. Dat wijst erop dat ze samen aten. Dan lag men in die tijd in kussens rond de tafel. Daarom: aanlagen. Als je erop let hoe vaak Jezus bij een maaltijd was, of zelfs een maaltijd klaarmaakte! Jezus komt daar, waar Zijn discipelen samen zijn, waar ze samen eten. Onderschat de betekenis van maaltijden niet. We denken aan die bijzondere maaltijd, het Avondmaal.
Jezus kwam bij de discipelen toen. Markus vertelt het kort. Zoals altijd, compact. Hij heeft maar 16 hoofdstukken. Juist als hij dat schrijft. Let op de spitsen wat hij schrijft!
Toen ik met de collega uit Zuid-Afrika het had over deze tekst, vanaf vers 9 is er een vraag over de historiciteit. In de vertaling uit 1951 hebben ze dit gedeelte tussen haken gezet. De Statenvertaling (SV) en Herziene Statenvertaling (HSV) laten geen twijfel over de juistheid. Heel veel exegeten (bijbeluitleggers) denken: deze verzen zijn van later tijd. Aan vers 8 toegevoegd, omdat anders de uitleg te kort zou zijn. De verzen 9-20 van later tijd. Andere uitleggers zeggen, ja maar die verzen zijn heel oud. Waarom kan het niet gewoon oorspronkelijk zijn? Ook als je kijkt naar overeenkomsten. Wat hier staat en ook eerder klinkt (Markus 9, verheerlijking). En kijkt naar stijl van schrijven, 9-14 in compacte manier van schrijven. Is kenmerkend voor Markus. Nou, ik laat het verder liggen vanavond. Lijkt mij voldoende dat de SV en HSV het opnemen, en professor J. van Bruggen, die veel voor bijbeluitleg heeft betekend, juist de oorspronkelijkheid heeft bepleit.
Als Markus dat compact schrijft, wat valt op? Het is duidelijk, we moeten het er vanavond over hebben: het ongeloof valt op. Eerst beschrijft Markus de verschijning aan Maria. Johannes schrijft er uitvoeriger over. Maria hoort haar naam noemen. Zij herkent Hem erop. Dan lees je dat Maria naar de discipelen gaat. En dat ze hen aantreft in rouw. Die ontmoeting, die verschijning vertelt. En dan staat er (vers 11): en ze geloofden haar niet.
Markus geeft dan nog weer een verschijning weer. Een openbaring, opvallend. Jezus in een andere gedaante. Doet denken aan de berg van de verheerlijking. Toen had Hij ook een andere gedaante gekregen. Drie discipelen waren erbij. Die moesten erover zwijgen (Markus 9), tot na de opstanding van Jezus. Dan openbaart Jezus zich aan twee mensen in het veld. Die vertellen het ook aan de discipelen. Maar ze geloofden ook hen niet.
Nou, je kunt de vraag stellen, dat doe je snel: om welke openbaring, ontmoeting ging het hier? Lijkt hier om de Emmaüsgangers te gaan. Maar hoe zit het dan met het ongeloof? Bij Lukas lees je dat de reactie is: De Heer is werkelijk opgestaan en is aan Simon verschenen. Dan toen toch geloof in de opstanding bij de discipelen. Gaat het bij die openbaring (16:12) bij de twee mannen in het veld, dan om toch andere personen dan de Emmaüsgangers. Paulus noemt in 1 Korinthe 15 dat Jezus aan velen verschenen is.
Markus meldt weer het ongeloof. Het klinkt misschien vervelend, maar dit kun je erbij zeggen: bij het verhaal van Maria (en ze twijfelden aan Maria; getuigenis van vrouwen werd in die cultuur minder snel serieus genomen; bovendien had ze een hele geschiedenis, Jezus had haar van 7 demonen verdwijnt), geen wonder dat zíj wil dat Jezus er weer zal zijn. Zij was de enige toen in die graftuin. Nu komen er mannen. Alleen dat al. Ze getuigen Jezus gezien te hebben. Mannen, meervoud. Nu twee getuigenissen. Nu geen ontkomen aan? Dan moet het waar zijn?! Toch geloofden ze het niet.
Dan komt Jezus dus een week later, bij die elf discipelen. En dan gaat Hij het daarover hebben. Hij snijdt het aan. Hij gaat spreken over hun ongeloof. Sterker nog: Hij verwijt het hen. Misschien denkt even nog kritisch: hoe wist Jezus van dat ongeloof? Kende Hij zijn discipelen zo goed, dat Hij dit verwachtte? Ik geloof op grond van wat de Bijbel over God vertelt, dat Jezus als God zelf alles van alle mensen weet. En zelfs ons mensen in ons hart kent. Want ik hoor daar ook: het gaat zelfs over het hart van de discipelen. Ongeloof en hardheid van hart. We mogen en moeten er dus mee rekenen dat God niet bij ons hoeft te komen om te weten wat er in ons omgaat. Hij ziet en weet het blijkbaar zo. Het kan nog zijn, dat je nadenkt: Maria, toen ze dat ongeloof proefde, is in gebed gegaan tot Jezus… en heeft het Hem verteld. Maar ik geloof en weet zeker dat Hij het gebed van Maria en van de mannen voor de kennis niet nodig had.
Wij moeten vanavond horen dat Jezus bij het verschijnen aan die elf, hun ongeloof en hardheid van hart verweet. Denk nog even terug aan hoe we de preek begonnen. Jezus op je bijbelkring, club. Wat zou Hij daar zeggen? Heel veel christenen verlangen toch een bemoedigend woord. Een woord vol begrip. Zeker als het om geloof gaat. Een schouderklop. Dat ik (een beetje) geloof! En misschien denk iemand: Jezus kwam toch ná Zijn lijden en kruis? Zal het dan nog weer over zonden gaan? Als Hij als de Opgestane verschijnt? Voor je het weet zijn er mensen die denken: ja, in het OT gaat het over zonden, maar na Pasen toch niet meer?
Maar: Jezus verweet hun hun ongeloof en hardheid van hart. Er zijn allerlei manieren waarop christenen uit de bocht kunnen vliegen. Gevaar lopen. Kan ook: makkelijk en soft willen maken. Jezus tot een lievige Jezus, die overal begrip voor heeft. Maar Hij is de almachtige! Zoals Hij toont in de opstanding. Het is niet de minste die bij elf komt, maar de meeste! Maar de meeste die dit verwijt maakt. Hij het hoofd van de kerk zelf.
Het roept die vraag op vanavond: hoe kijken wij aan tegen ongeloof, van onszelf en van mensen uit onze omgeving? Valt op dat er ook nog wel eens veel begrip is voor ongeloof, in christelijke kring. Ja, wij zijn mensen van na de Verlichting. Wij zijn nadenkende mensen. Veel informatie van over de wereld. Ja, wij zijn een minderheid. Er wordt soms gedacht: God moet blij zijn met dat beetje geloof bij ons. En dat God begrip moet hebben voor ons ongeloof. En dan is er een opvatting over wat pastoraal-zijn is. Ja, geloven is voor jou moeilijk. Dat moet God dan zeggen. Dominees moeten zo preken en ouderlingen zo preken.
Maar ik lees hier iets anders. Ik denk toch echt: is geloven in West-Europa moeilijker dan in Sri Lanka, een land met vervolging? Of waar armoede en natuurgeweld is? Ja, hoe kijken wij aan tegen ongeloof bij anderen en onszelf? Wij zijn eraan gewend geraakt. Ja, de een gelooft, de ander niet. We zijn het gewoon gaan vinden. En God moet het ook maar gewoon vinden?! Een mening mag je wel hebben, maar niet zeggen. God mag er wel iets van vinden, maar mag er niets van zeggen?! Of we doen heel begripvol richting ongeloof. Ja, geloven is zo moeilijk. Ja, het is niet te begrijpen. Punt. Dat dan de wagen stilstaan. Of we denken: geloven is niet leuk, dus dan mag ongeloof? En er zijn kringen in het christendom waar het ongeloof veel aandacht en stem krijgt. Er is veel begrip voor mijn ongeloof. Onze harten zijn zo hard. Dat wordt uitgezegd en uitgeschreven. Lijkt haast gewoon te worden en gelegitimeerd. Ik denk aan een jongeman die ik eens ontmoette. Toen ik hem sprak, dacht ik: ga je naar de kerk. Ja, zei hij. U zult misschien verbaasd zijn, naar een ultragereformeerde kerk. Wat spreekt jou daar aan, vroeg ik. Ja, daar wordt mijn ongelovigheid genoemd en getekend. En ondertussen veranderde er niets. En kon hij ongelovig blijven, blijkbaar.
En nou komt de Heere Jezus. Hij verwijt ongeloof en hardheid van hart. Hoe kan de Heere Jezus dat tóch verwijten? Terwijl voor velen geloof zo moeilijk en ongeloof zo begrijpelijk? We komen het antwoord tegen in datzelfde 14e vers. Jezus zegt: omdat jullie niet geloofd hebben degenen die mij gezien hebben, nadat Ik ben opgewekt. Jezus nam het voor de ooggetuigen op! Eigenlijk laat Hij hierin merken: geloof in Mijn opstanding, Ik had niet eens bij jullie hoeven te komen. De getuigenissen van de mensen had genoeg moeten zijn. En daarin hoor en leer je meteen, geloven in dat grote van de opstanding van de Heere Jezus (wij denken: begrijpen of al of niet voor mogelijk houden?!); doe je op grond van de getuigen. Die mogen en moeten een nieuwe wereld, van God, doen open gaan. Dat je op grond van de getuigenissen zegt: er is dus meer dan ik dacht, meer dan ik voor mogelijk hield.
Wat is dat toch, dat niet serieus nemen van de getuigen? We hebben 4 evangeliën. In 1 Kortinthe 15 lezen we dat velen de Opgestane hebben ontmoet. Paulus zelf zegt het dat hij Hem is tegengekomen. Hoe zit dat bij u of jou? Als je iets hebt meegemaakt, te groot om te bevatten, wil je het graag delen, dan denk je: ik word niet serieus genomen. Dat wil je toch, als je erover verteld? Bijvoorbeeld als je vandaag, in persoonlijke omgang met God, Jezus dichtbij ervaart? Ja, Hij openbaart zich aan mij. Dat gebeurt nog! Aan gelovigen en misschien zelfs aan niet-gelovigen. Het is niet nodig of noodzakelijk dat dat gebeurt, want wij hebben de getuigen.
Dat is een vraag. Als je morgen vraagt, in de kantine: wat heb jij nodig om te geloven in de opstanding? Voor je het weet zeggen ze: als Hij zich aan mij zou vertonen. Jezus zegt vanavond: Hij verweet ongeloof en hardheid van hart. Omdat ze de getuigen niet geloofden. Wat is dat toch, dat niet-geloven, dat niet voor waar houden van het getuigenis? Het zal duidelijk zijn, Jezus baant een weg voor die tijd die gaat komen. Hij gaat terug. Wij zullen het moeten doen. Het getuigenis van de getuigen. Wij hebben het profetisch woord, dat zeer betrouwbaar is. Daarom lazen we 2 Petrus 1.
Weten we wel wat de bijbel is? Geen sprookjesboek! We hebben geen kunstig bedachte verzinsels gevolgd, zegt Petrus. Maar ooggetuigen van Zijn majesteit. We hebben de stem van God gehoord, op die berg van de verheerlijking. De bijbel is geen filosofisch boek of spreukenboek. Maar geschiedenisboek. Verslag van ooggetuigen. Neem die bijbel serieus. Stop die bijbel niet weg, schaam je er niet voor. De bijbel is betrouwbaarder dan het nieuws!
Nogmaals die vraag: wat is dat toch dat mensen de getuigen niet geloven? Wat is dat erg voor de getuigen, als ze niet serieus genomen worden. Wat is dat erg voor God. Dat Zijn schepselen, wat Hij doorgaf, niet geloofd wordt… Ongeloof is zonde tegen God. En Jezus sprak erover in Johannes 16: het is de Heilige Geest, vanavond aan het werk, die overtuigt van zonde van het ongeloof. Omdat ze in Mij niet geloven! Misschien mag u en jij anders spreken: ik geloof het. Ik geloof die getuigen. Dan ben je een gezegend mens.
Wat is dat toch dat veel mensen die getuigen niet geloven? Ik hoor Jezus dit erbij zeggen: Hij verweet hun hun hardheid van hart. Hardheid van hart. Wat is dat eigenlijk? Ik denk dat veel christenen dat kennen. Misschien al zo lang kennen, uit eigen ervaring. Dat is ergens ook die stijfkoppigheid. Een hard hart. Klinkt mooi. Maar is het niet. Het is een blok. Voor je het weet een steen. Een stenen hart. Een doods hart.
Er is dus niet alleen maar lichamelijke opstanding, maar ook geestelijke opstanding. Die is blijkbaar nodig. Dat zo’n hard hart een levend hart wordt. Gaat kloppen, ontvankelijk wordt. Dat een hard hart gebroken wordt. Hoe kan dat nou gebeuren? Nou, dat kan door zo’n verwijt van Jezus. Dat dat zo’n hard hart raakt. En dat scherpe woord, het laatste dat we lazen: wie niet geloofd zal hebben, zal verdoemd worden. Geen toekomst hebben. Na de dood er niet meer zijn, kun je zeggen. Die eeuwige dood ingaan, niet delen in de heerlijkheid. Bijbel spreekt over de hel. Zo’n hard woord kan een hard hart raken. Ik geloof dat het meestal gebeurt, dat zo’n hart gebroken wordt, als het over de liefde gaat. Dat God voor zo’n wereld Zijn Zoon gaf, tot de dood aan het kruis. Dan smelten die harde harten.
Het geeft ook te denken dat bij de discipelen, God zelf er aan te pas moest komen, Jezus zélf moest komen voor het geloof. Waren die getuigen niet genoeg? Hij had hen trouwens meer kunnen verwijten, dat Hij het voorzegd had. Wat had Hij gekund! Doden tot leven geroepen. Trouw aan de schepping. Meer redenen voor verwijten van het ongeloof. Getuigen, zei Jezus, waren genoeg. Toch moest Hij zelf komen.
Dan voel je aan waar het naar toe gaat: die Heilige Geest is blijkbaar nodig. Dat God zelf komt met Zijn Heilige Geest. Het schreeuwt om Pinksteren. Dat God Zélf komt. Zelfs in harde harten. Als iemand zegt: ik tob met zo’n ongelovig hart. Of ik zie het bij iemand om me heen. Hoor vanavond: neem de getuigen serieus. En vervoeg je bij Jezus zelf. Belijd het ongeloof. En bid om de Heilige Geest. En dan zeg je toch maar tegen Hem: ik heb bij die bijbel en de getuigen de Heilige Geest nodig. Zo hard is mijn hart. En tegelijk kun je je niet achter je harde hart verschuilen.
Ik moest bij dat verwijten ook denken aan mensen juist in onze tijd en cultuur, we denken terug aan 400 jaar Dordtse synode. Thema uitverkiezing. Dan komen mensen in verweer. Wij zijn er ook nog?! Wij willen serieus genomen worden en meetellen. En ik hoor diezelfde christenen als het over ongeloof spreken: dat dan een verwijt niet mag. Want ja, de omstandigheden… Jezus neemt ook dat ongeloof serieus. Hij verweet het.
Gelukkig is Jezus toch echt de koning van Pasen. Hij komt door grafstenen heen. En kan ze afwentelen. Hij kan een hard hart zacht maken. En geloof bewerken. En als ik dan iets doorlees in Markus 16, word ik bemoedigd. Deze discipelen (vers 15), die ongelovigheid verweten was, mogen Jezus gaan dienen. Worden getuigen, predikers gemaakt. Hoe kan het? Dat Hij deze mensen inzet? Ja, dan zie ik wat genade is. God wil deze mensen inzetten. Mag ik het zo zeggen: bij het verwijten heeft Hij alles bij zich wat Hij op Goede Vrijdag verwierf. Hij is de God van de vergeving. Hij verwijt ongeloof, maar heeft vergeving bij zich. Dat is bij Hem te krijgen. Van de vergeving moeten en mogen leven. Getuigen worden, werkers worden. Ik zeg het, terwijl ik hier vanavond zo sta: Hij heeft geen beter personeel. Het is dat Hij zelf meegemaakt. Wat heeft dát bijzonder goed uitgewerkt. Moest dat het begin worden van de kerk?! En ondertussen is er een wereldwijde kerk? Daar worden we weer bij bepaald.
Nog een ding. Dat zij verkondigers moesten worden. Ik merk zelf, het kan geweldig helpen, als je je eigen hart, je hard hart, en je eigen ongelovigheid hebt leren kennen, en als schuld hebt leren zien voor God. En gemerkt hebt dat God het week kan maken. En ongelovigheid en hardheid van hart vergeeft. Heeft dat de discipelen niet ontzettend geholpen (zoals bijvoorbeeld Paulus)? Dan kijk je er niet van op wat je tegenkomt bij hoorders? Dan schrik je niet bij het ongeloof. Je weet hoe het zit. En je weet van de macht en genade van Jezus. En van het overwinnende werk van Gods Geest. Amen.
Hervormd Reeuwijk, Ichthuskerk, zondag 28 april 2019, 18:30 uur. Schriftlezing Markus 16:9-16, 2 Petrus 1:16-21. Belijdenis van het geloof met de geloofsbelijdenis van Nicea, in verbondenheid met de wereldwijde kerk (o.a. kerk in Zuid-Afrika en ICF-gemeente in Gouda).