De geschiedenis van Hagar en Ismaël in de woestijn laat zien dat God doet wat Hij beloofd heeft. Hij ziet mensen in hun zorgen en ellende. Hagar en Ismaël moesten zwerven en kregen met dorst te maken. De Heere Jezus wil ons voorzien van levend water zodat we nooit meer dorst zullen hebben. 

Thema: Dorst

Dorst. Daar hebben we het over vanmiddag [in deze dienst met onze verstandelijk gehandicapte naaste]. Ik kan wel vragen: wie heeft er nog nooit dorst gehad? Ik zie geen vinger. We hebben allemaal weleens dorst. Kan zijn dat je de hele dag door wat drinkt. Heel regelmatig. Dan heb je niet zo snel dorst. Soms krijg je dorst als je iets hebt gegeten wat heel zout is. Of als het heel warm is en je hebt gewerkt of in de zon gezeten of gesport. Nu moet ik eerst even iets drinken. Misschien ken je het van een dier. Wij hadden vroeger een hond. Die was gulzig om te drinken.

Over dorst en water gaat het vanmiddag. We gaan naar de woestijn. Is iets anders dan strand. Kan heel mooi zijn. Veel groter dan een strand. Het is niet alleen maar plat. Er zijn ook rotsen. Daar is het droog. Misschien ben je er weleens geweest. Het regent er eigenlijk nooit.

Ik zie een mevrouw en een jongen. Hagar. En Ismael. In het Bijbelgedeelte hoor ik zijn naam niet. Apart. Die naam heeft een mooie betekenis: God hoort. Ismael is zo’n 17 jaar. Hij loopt daar met zijn moeder. Best vreemd: met elkaar in de woestijn. Best akelig. Waar komen ze vandaan?

Ze komen van een plek waar heel veel tenten stonden. Daar woonde Abraham. Er waren veel knechten en dieren. Hagar (uit Egypte) was hulp, de hulp van Sara. Hagar was een keer moeder geworden. Omdat Sara gedacht had: ik word het niet meer, dan maar via Hagar. Zo was Ismael geboren. 14 jaar later had Sara toch een zoon gekregen. Izak. Die leek belangrijker dan Ismael. Sara was de echte vrouw van Abraham. Best ingewikkeld hè. Daarom wil God dat een man maar een vrouw heeft. En dat kinderen zoveel mogelijk dezelfde vader en moeder hebben.

Een kind dronk 3 jaar melk bij de moeder. Als dat stopte, gingen ze feest vieren. Nou zo was er feest gevierd omdat Izak groot geworden was. Weet je wat er gebeurde? Ismael had gespot en gepest met Izak. Dat kleine ventje! Niemand die dat ziet. Maar dat was niet zo. Sara zag het. En ze werd boos! Ze had het aan Abraham verteld. Jaag ze maar weg. Dit is allemaal voor Izak. Zouden Hagar en Ismael de woestijn in gestuurd worden? Weten ze wel de weg?

Abraham vond het vreselijk. Hij hield toch ook echt van Ismael. Moest dit echt? Abraham zocht tijd met God. Dat moet jij ook maar doen. Als je niet weet wat je moet doen. Tijd nemen met God. En God liet het aan Abraham weten: wat Sara wil, dat vind Ik (zei God) goed. En wees maar rustig Abraham. Ik zal voor Ismael zorgen.

De volgende morgen stond Abraham vroeg op. Jullie moeten weg. Hij zorgde nog goed voor je. Brood en water. Best een grote waterzak van geitenvellen. Misschien niet heel erg groot, want Hagar moest het wel meedragen. En ze moesten lopen – er waren geen auto’s. Zonder water gaat het niet. Zeker niet in de woestijn. Toen liet Abraham Hagar en Ismael gaan. Zo was het gekomen. Geen mooie reden waarom ze er waren. Waar zouden ze heen gaan? Uit welk land kwam ze? Uit Egypte. Ik denk dat ze weer terug ging. Maar er stonden geen richtingaanwijzers. Naar de zon kijken. Ze liepen naar het zuiden.

Af en toe namen ze een slokje water. Ze waren er voorzichtig mee. Maar ze hadden veel nodig. Hoe lang zou het duren voordat ze die zak weer zouden vullen. Ze vonden niet de kortste weg. Ze waren in rondjes gaan lopen, dwalen. Dat was niet handig. Steeds hadden ze iets gedronken.

Op een gegeven moment was de zak leeg. Hoe moest het nu? Toch maar verder lopen. Er waren wel waterputten in de woestijn. Maar die zagen ze niet. Ismael werd moe en slap. Ik kan niet meer lopen, zei hij. En hij had zo’n dorst! Als er geen water zou komen, zou Ismael sterven…

Maar wat had God gezegd? Ik zal ook voor Ismael zorgen! Maar kijk nu. Ismael is helemaal op. Hij moet nodig water hebben. Hij kan alleen nog maar zuchten en kermen. Hagar ziet een struik. Daar legt ze Ismael neer. In de schaduw. Ze gaat zelf een stuk verder weg zitten. Ze kan het niet aanzien. Ze kan zijn zuchten niet meer aanhoren. Als ze daar dan zit, dan komen de tranen. Ze begint me toch te huilen… Hoe moet het toch?

Ik hoor wat! Het huilen van Hagar, ja. Hagar wordt geroepen. Wat is er met u? Wees niet bang, gaat de stem door. Sta op. Til de jongen overeind. En kijk eens goed. Dat doet Hagar. Ze opent haar ogen. Ze kijkt goed rond. Ze zit vlakbij water! Daar is een waterput! Misschien achter een rots. Nu ziet ze de put. Je begrijpt: ze wordt blij. Ze haalt gelijk water. Ze heeft hem te drinken, zoveel als hij nodig heeft. Zo heeft ze Ismael te drinken gegeven.

Ze denkt na: wat is dat met die stem. Wie was dat? Die stem had het over God. Dat moet een engel geweest zijn. Wat bijzonder en geweldig. God is bij haar gekomen. God wist dat ze daar was en dat het slecht met Ismael ging. God wist het. Die jongen kon niet meer hard praten, maar God had het gehoord. God hoort! Zie je wel. God had gezegd: Ik zal voor die jongen zorgen. Wat God heeft beloofd, doet God.

Gelukkig kan Ismael verder reizen. Het is goed met hem gegaan. In de woestijn is hij gaan wonen. Hij werd boogschutter. En hij wist precies waar de waterbronnen waren.

God vertelt een paar belangrijke dingen. Hij ziet het als mensen het moeilijk hebben. En God hoort het bidden. God hoorde Ismael hoor, ik lees dat in de bijbel, zou Hij dan jou niet horen? God doet wat Hij beloofd.

In de kerk gebruiken we ook wel eens water. Voor dopen. Misschien zijn wij allemaal wel gedoopt. Toen heeft God veel beloofd.

We kunnen nog iets van deze geschiedenis leren. We lazen ook over de Heere Jezus. Ik vertel het toch – ook al vind je het te moeilijk, dat geeft niet. Hagar en Ismael zwierven door de woestijn. Ismael had Izak gepest.

Ik denk aan die mooie plek, het paradijs. Daar zijn wij niet meer, dat is door schuld. Wij zouden net zo verkeerd gedaan hebben als Adam en Eva. Wij zwerven door het leven. Alle mensen hebben dorst naar God, al denken ze daar niet aan. Mensen verlangen terug naar het paradijs. Misschien verlang jij zo naar God?! Ik wel. Ook omdat we daar nooit meer verkeerde dingen doen.

Jezus zei een keer: als je dorst hebt, kom dan bij Mij en drink! Toen bedoelde Hij die dorst, dat verlangen naar God, naar Zijn huis en heerlijkheid. Verlangen naar de Geest. Die wil in ons komen zoals water. God geeft kracht om op weg te gaan.

Nog een paar weken (3 weken om precies te zijn) en dan vieren we Pinksterfeest. De Geest helpt in onze dorst naar God. En Hij brengt ons eens in Gods heerlijkheid. Heilige Geest, vul mijn hart, vul het maar weer, vul het opnieuw. Amen.

Hervormde Gemeente Reeuwijk, zondag 19 mei 2019, 15 uur. Dienst met onze verstandelijk gehandicapte naaste. Schriftlezing Genesis 21: 8-20 en Johannes 7: 37-39.