Paulus geeft de gemeente van Filippi, terwijl hij zelf in de gevangenis zit, vijf aansporingen mee: (1) wandel waardig het evangelie, (2) sta vast, (3) strijd, (4) laat u geen schrik aanjagen, (5) geloof en lijd. Het zijn aansporingen voor een leven ná avondmaal-vieren. De tijd en cultuur waarin we leven staat haaks op het evangelie; we worden snel afgeleid door wat we om ons heen horen en zien. We moeten bij Christus zijn: Hij heeft de vergeving duur verworven én is almachtig. Als Hij Koning is over ons leven, hoeven we niet te vrezen en mogen we Hem navolgen, voor Hem leven en misschien ook lijden.

Alleen, wandel het Evangelie van Christus waardig, opdat ik [= Paulus], of ik nu kom en u zie of dat ik afwezig ben, van uw zaken mag horen dat u vaststaat in één geest, en dat u samen eensgezind strijdt door het geloof in het Evangelie, en dat u zich in geen enkel opzicht schrik laat aanjagen door de tegenstanders. Voor hen is dit een duidelijk teken van verderf, maar voor u van zaligheid, en dat van God uit. Want aan u is het uit genade gegeven in de zaak van Christus niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden, omdat u dezelfde strijd hebt als die u bij mij gezien hebt en nu van mij hoort.’

– Filippenzen 1:27-30 (HSV)

Gemeente van Christus hier in de kerk, maar ook thuis meeluisterend, een ieder die verbonden is. Ook als u niet bij deze gemeente hoort, weet u welkom. Vijf dingen, aandachtspunten, aansporingen krijgen we vanavond mee – voor het leven ná avondmaal-vieren. Ik noem ze aan het begin van de preek maar kort. Misschien denkt u: één is specifiek voor mij, of misschien alle vijf.

  1. Wandel waardig het evangelie.
  2. Sta vast.
  3. Strijd.
  4. Laat u geen schrik aanjagen
  5. Geloof en lijd.

1. Wandel waardig het evangelie

Wandel waardig het evangelie van Christus. In het Grieks een werkwoord voor wandelen dat die inwoners van Filippi deed denken aan mensen die hoorden bij Romeinse kolonie. Die mensen hadden Romeins burgerschap. Dat ik daar bij hoor, heeft consequenties. Dat betekent dat ik me als waardig Romeins burger heb te gedragen. Adeldom verplicht.

We trekken de lijnen maar door. Wie burger is van het koninkrijk van God heeft de roeping en uitdaging als burger van dat Koninkrijk te wandelen. Burger, inwoner zijn: het staat hier anders. Het evangelie: de goede boodschap. Wandel daarnaar. Wandelen dus, naar een blijde boodschap. Paulus schrijft er fijntjes bij: doe het ook als ik er niet bij. Als ik er ben, dan moet en hoort het. Maar als hij weg is, zou het versloffen. We voelen wel aan: het komt dus ook aan op ons doen en laten. Onze levenswandel. Geloven gaat echt niet alleen maar om je innerlijk. We weten het, maar het is nodig het telkens te horen. Ons innerlijk is wel wezenlijk voor die wandel. Zou het lukken waardig te wandelen als er niet de innerlijke betrokkenheid is op het evangelie en Christus? Misschien is het daarom dat Paulus niet zegt: wandel waardig de wet. Misschien zou dat kunnen. Hoewel… Het gaat hier om wandelen naar het evangelie.

Wat houdt dat in, heel praktisch? Paulus schreef over Christus. Dat er door Hem vergeving is. Dat is evangelie. Dat Hij de almachtige is. Dat is in deze wereld ook, te midden van de machten, evangelie. Christus staat erboven! Let op die bron van de vergeving, daar is uit te putten. Voor jezelf, maar ook om anderen te vergeven. Als je denkt: dat kán gewoon niet… Denk dat niet te snel. Uit die bron is zoveel vergeving te ontvangen. Ook de kracht om anderen te vergeven. Het maakt ook relaties nieuw. Dat is ook een oproep vanavond. Hoe zit het in ons leven? Wandelen we waardig het evangelie?

Je wandel wordt dus gekleurd wie jouw Heere is. Is Christus de Heere, de allerhoogste? Dat tweede, van Christus. In dat geloof sta je hoopvol in de wereld. Heb je goede moed. Christus heeft de wereld en de duivel overwonnen. Dan kan je je inzetten voor anderen. We geloven dat er altijd vernieuwing nodig is. We geven het met en voor iemand nooit op. God is machtiger dan verslavingen, noden en zorgen. Wandel waardig het evangelie van Christus. Dat betekent dat merkbaar is wie jouw Heere is. Wie je dient. Als we tieners om ons heen hebben: tieners proeven goed aan wie je dient. Misschien heilzaam als het maar eens zeggen. Pa, ma, is het toch niet geld, werk, materie, sport, vakantie. Het mag er allemaal zijn, maar in het licht van het evangelie wegen die dingen echt anders. Adeldom verplicht. We voelen het aan, deze oproep.

2. Sta vast

Nou, we krijgen meer aansporingen vanavond. Het tweede. Paulus hoopt te horen dat de gemeente vast staat. Dat beeld speelt hier: de gemeente als een rots in de branding. We lazen ook Efeze 4. Daar schreef Paulus over geloofsvolwassenheid. Dat je als christen geen kind bent, die meegesleurd wordt door de golven. Geloofsgroei is nodig en noodzakelijk. Het is niet heilzaam om heen en weer geslingerd te worden – niet voor jezelf en niet voor je omgeving. Als christelijke ouders eens nu hiervoor gaan, dan weer daarvoor. Op deze gemeente hier naar kijken op zondag, de volgende zondag weer een hele andere dienst. Er zijn ook mensen die hun kinderen meeslepen naar een andere godsdienst. Dat is niet vaststaan. Dat is verwarrend voor omstanders.

Mensen die gewerkt hebben aan de Herziene Statenvertaling hebben dit als kopje erboven gezet. Toen ik daarover nadacht, dacht ik: hoe vaak klinkt deze oproep in de gemeente? Hoeveel aandacht krijgt dit? Je kunt kijken naar de cultuur waarin we leven. Als het om deze oproep gaat en dan kijkt naar onze omgeving; in interviews met mensen wordt het vaak meer interessant gevonden hoe mensen van gedachten veranderd is. Meer dan iemand die zegt: ik ben standvastig gebleven. Beweging en verandering is in in onze cultuur. Sta vast!

Je moet wel opletten of je in het goede vast staat. Mensen die het oude willen behouden, misschien daarom fijn. Maar het gaat om de betrokkenheid op het evangelie van Christus. Laat je niet meeslepen of terechtkomen dat jij de wet zou moeten doen om goed te zijn voor God, dat je de zekerheid in je heil zoekt in jezelf. Laat je niet slaaf maken van een of andere heer. Laat Christus je Heer zijn en blijven. Heeft dat vaststaan wel aandacht bij ons? Staan we in het juiste vast?

Dat heeft ook met samen te maken. Dat klinkt in deze brief erbij: eensgeestes, eensgezind. Je kunt niet zonder en christelijke gemeente. We hebben elkaar nodig. Een van geest. Ik hoor dat ook als je kijkt naar: één persoon. Wat een zegen als je als christen zelf één van zin bent. En niet telkens heen en weer geslingerd wordt. Bid maar om de geest van Christus en van Zijn Vader. Dat je in jezelf eensgeestes mag zijn.

3. Strijd

Strijd. Hoe horen we deze oproep? Nou, je karakter kan meespelen hoe je dit hoort. De een is meer een strijder dan de ander. De een gaat er stevig voor, de ander laat het punt snel los. Strijd! We zeggen na een belijdenisdienst wel: welkom in de strijd. Strijdt u? En ik en jij? Of laten we ons heel makkelijk meezuigen, meeslepen, meenemen? Pakt u wel eens een punt op? Dat je na een avondmaalsviering zegt: nu ga ik de strijd aan met die en die zonde in mijn leven, of die oppervlakkigheid, of met die neiging tot wetticisme. Met een gewoonte die is gegroeid, maar die niet opbouwend is. Om iets te noemen: in geseculariseerd Nederland is er een neiging om God niet meer te noemen dan behalve in een vloek. In de samenleving klinkt hij in een vloek. Noemen wij God ook bij iets moois? Als je genezen bent, kracht kreeg om de weg te gaan. Strijd je tegen tendens van oppervlakkigheid, van doodzwijgen van God?

Strijden vraagt inspanning, kost energie. Als er bijvoorbeeld iets langskomt waarbij je door de Geest van God wordt aangespoord om te reageren, je voelt het, en dan… De pen opnemen? Duidelijk maken: dit kan zo niet. Dit moet anders. Mensen, word wakker. In liefde schrijf ik dit of dat. Ik weet wel, de een heeft daarvoor meer de gave dan de ander. Toch klinkt de oproep hier tot de gemeente. Al klinkt ook: samen strijden en zelf strijden. Ik merkte het hier en in Monster, dat ouders in de opvoeding van tieners voor hetzelfde gaan. Dit doen we wel, dit laten we niet gebeuren. Daar leggen we de grens. Tieners zijn er heel goed in om te zeggen: van jullie mag dit niet, maar bij hen wel hoor…. Wat is kerkelijke verdeeldheid fnuikend voor samen strijden. De cultuur speelt mee. Overal een eigen, individuele mening over te hebben?! Dat maakt samen strijden niet makkelijker. Weer een vraag vanavond: strijden we wel? Waar tegen en waar voor? Waar ligt het front? Zien we die? Zien we die goed? Hoe kunnen we samen strijden?

4. Laat u geen schrik aanjagen

Laat u geen schrik aanjagen. Dat klinkt zelfs heel groots: laat u in geen enkel opzicht schrik aan jagen. Word niet verschrikt. Je kunt ook vertalen als: wees niet angstig. We voelen aan: hierin speelt ook die groei in het geloof een rol. Wie meer en meer vastgeraakt in goede zin, groeit in het besef van die grote vergeving door Christus – geloof dat Christus tijdens het avondmaal voedt -, dan groeit het besef: Christus is de almachtige, de Heere. Die staat toch vaster! Die laat toch moeilijker schrik aanjagen. Angst is een slechte raadgever. Hoe zit het met onze angsten? Iemand zegt, dat mag: ik ben bang dat we de verkeerde kant op gaan, dat we het geloof verliezen, de Bijbel kwijtraken, het evangelie verliezen. Ja, dat kunnen onze angsten zijn. Daarin zie je vaak ook wel wat van waarde, van eeuwigheidswaarde, is.

Paulus schrijft hierbij dat er een tegenstander is. Tegenstanders zelfs, meervoud. Akelig, maar waar. Ze waren er. Wie dat daar waren, wordt niet genoemd. Laten we het maar naar ons halen, wij die dit woord vanavond krijgen. Hebben we in beeld wie de tegenstanders zijn? Een leger doet dat toch. Weten wie het zijn. Kennen we ze wel? Het is bijvoorbeeld die tegenstem in jezelf, die zegt, misschien juist rond avondmaal vieren: is dat evangelie er wel voor jou?! Is dat er écht voor jou? Of ook zoiets: is het christelijk geloof wel waar? Bestaat God echt? Moet je daar nou zo voor gaan? Twee keer naar de kerk op zondag? Zou je dat nou wel doen? Al die stemmen, en juist nogal eens rond het avondmaal. Daarbij het bericht, misschien, geloven en de kerk is toch een aflopende zaak? Laat je geen schrik aanjagen!

Als tegenstander kun je ook denken wat we hebben meegemaakt in coronatijd. Kerkdiensten op afstand – via beeld. Weinig ontmoeting en bezinning met medechristenen. Velen hebben dat als een tegenstander ervaren. Velen zeiden: je wordt er niet geloviger op. Schrik: kan ik het geloof verliezen? Betrokkenheid op de kerk verliezen? Kan je angstig maken! Maar zie, hoor en weet wie Christus is. Hij is de almachtige. Hij kocht Zijn kerk. Duur: met de prijs van Zijn bloed. Hij zegt: Ik laat niet los het werk dat Ik begonnen ben.

Nou er zijn meer tegenstanders te noemen. De samenleving waarin we leven. Opeens niet zo tolerant richting christenen; toen christenen toch samen bleven komen. Kerkdiensten zouden verboden moeten worden, zeiden sommigen. Sommige kerken hadden het uitgedaagd, zeker. Maar veel groepen komen al met meer samen dan kerken nu. Er zijn veel tegenstanders te noemen. Ik denk aan die enorme beweging dat op terrein van seksualiteit en relaties álles moet kunnen. Deze weken de verbijstering dat er op zoveel manieren en plekken misbruik plaatsvindt. Ik stip het zomaar even aan. Als je de felheid van de tegenstander ontmoet, misschien morgen op je werk: word niet verschrikt. Sta vast. Juist vanuit het Avondmaal. Wetend wie Christus. Hij laat niet los.

5. Geloof en lijd

Geloof en lijd. Dat raakt aan vers 29: ‘Aan u is het uit genade gegeven in de zaak van Christus niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden.’ Dat is een hele uitspraak. Geloof is een genadegeschenk. Ook dat moeten we telkens weer horen en beseffen. Zien we het? Dat jij gelooft, dat jij wél gelooft en een ander niet. Dat jij wel de vrijmoedigheid hebt avondmaal te vieren, is een genadegave. Heb je niet aan jezelf te danken. Het is een genadegave. Terwijl je hopelijk tegelijk denkt: als ik het kreeg, kan hij of zij het zeker ook krijgen.

Paulus schrijft hierbij dit: je kunt als christen blijkbaar ook uit genade krijgen dat je mag lijden. Het staat er hier zo: voor Hem, voor Christus. Voor Hem en om Hem. Paulus schrijft erbij in vers 30: wat u bij mij hebt gezien. Hij is in Filippi gegeseld. En terwijl hij dit schrijft, zit hij in de gevangenis. Het kan je gegeven worden dat je mag lijden. We denken niet snel dat dat een gave is. We proberen dat als het kan te ontlopen. Lijden is akelig – ook als je het hoort van christenen die vervolgd worden. Dat kies je niet. Maar hier lees je, als het je overkomt, je hoeft je niet te laten verschrikken. God kan het toelaten of je het zelfs geven. Om dat voor Hem over te hebben. Als het voor Christus en Zijn zaak is, krijg je daar de kracht voor. Daar getuigen medechristenen van. Geloofskracht. Om door dat lijden heen te zien en misschien zelfs de beulen lief te hebben, en voor hen te bidden. In de navolging van Christus: ‘Vader, vergeef het hun want ze weten niet wat zij doen.’ We horen van zulke getuigenissen. Misschien zijn er onder ons die zeggen: ik weet iets van dat lijden. Ik zou graag meer respect ontvangen van mijn collega’s, sporters of zelfs in gezin, huwelijk, familiekring, buurt. Dat kan pijn doen. Kan eenzaam maken. Ik kom bij ouderen: mijn kinderen begrijpen niet wat het geloof voor mij betekent. Dat maakt eenzaam. Dat is lijden. Het kan je toch van God gegeven zijn om voor de zaak van Christus te lijden!

Hoe houd je het vol? We komen bij Christus. Hij bracht vergeving aan, voor als ik struikel. En Hij is de almachtige. Hij is de overwinnaar. De toekomst is aan Hem. Bij Hem is vergeving. Geloof dat. Ook met al je zonden. Ook als je zegt op die vijf 5 punten: ik sta schuldig. Onwaardig. Ik sta niet vast. Ik slinger heen en weer. Strijden? Ik doe het liever niet. Durf ik niet. En angstig zijn? Ik ben het zo weer, zonder op God te vertrouwen. En lijden, als ik voel dat het dichterbij kom, vlucht ik. Je mag met dat gebrek en die zonden bij Christus komen. Hij leed ervoor. Voor zonden van u, jou en mij. Blijf die vijf aansporingen horen. En bid om de Geest, de Geest van Christus, die overwon en overwint.

Amen.

De HEER is mij tot hulp en sterkte;
Hij is mijn lied, mijn psalmgezang;
Hij was het, die mijn heil bewerkte,
Dies loof ik Hem mijn leven lang.
Men hoort der vromen tent weergalmen
Van hulp en heil ons aangebracht;
Daar zingt men blij, met dankb’re psalmen:
“Gods rechterhand doet grote kracht.”

– Psalm 118 vers 7 (berijming 1773)

Hervormde Gemeente Reeuwijk, zondag 30 januari 2022, 18.45 uur. Voortzetting en nabetrachting Heilig Avondmaal. Schriftlezing Efeze 4:11-16 en Filippenzen 1:27-30.