Het zevende jaar was voor Israël een sabbatsjaar. Het land moest dan met rust gelaten worden en schulden moesten worden kwijtgescholden. Gods geboden zijn niet tegen-natuurlijk, maar wie die geboden nauwgezet houdt (en vanuit zijn hart geeft aan de arme, zijn broeder en zuster) zal gezegend worden. Uiteindelijk is er vergeving en kwijtschelding van schuld omdat Christus de zonde op zich nam.

Gemeente van Christus, Martine Vonk schrijft in het eerste hoofdstuk van ‘Genieten van genoeg: kom maar eens een echte arme tegen. Ontmoet maar eens echt een arme. Ben je wel eens zo iemand tegengekomen? In Hongarije, Heyten. Maar in eigen land? 320.000 Nederlanders hebben werk maar kunnen toch niet rondkomen (dat zijn zowel mensen in loondienst als zzp’ers). Was in het nieuws. Zelfstandigen zijn arm omdat ze per uur weinig verdienen. Sociaal en Cultureel Planbureau kwam hiermee. SCP beschouwt iemand als werkende arme als diegene te weinig heeft voor wonen, voeding, eten. En paar kleine sociale activiteiten. Geld voor collecte?! Aantal werkende armen neemt sinds 1990 toe. Gestaag. Die groep blijkt amper in beeld. Ze komen niet in beeld. Lokale overheid richt zich vooral op diegene die uitkering heeft. In een krant las ik (om het concreet te maken), werkende vader van 3 kinderen zei: er is echt geen geld om een ijsje te kopen. Hij zei: ik ken ook mensen die niet werken en die een uitkering hebben en die het beter hebben dan ik.

Michazondag vraagt hier aandacht voor. Vraag naar recht. Is het rechtvaardig? Het zou heel dichtbij kunnen komen vanmorgen. Dat je het herkent uit je eigen leven of uit je omgeving. Het mag worden benoemd. Straks ook in de voorbede. Wat doe je met wat je hoort en leest? We verlangen naar hulp en recht.

Stichting Micha Nederland reikt Deuteronomium 15 aan. Hoofdstuk dat we niet vaak lezen. Je zegt allereerst: het is voor Israël. Israelzondag en Michazondag raken elkaar. Land dat God u geven zal. Deuteronomium 15 is gedeelte van toespraak van Mozes. Voordat ze het land Kanaän in zullen gaan. Het land dat God jullie zal geven. Als erfelijk bezit. Door eeuwen heen, vers 4. We stellen vast, toen die plek, ook vandaag veel joden leven. Joodse staat. Ontzettend bijzonder na wat er gebeurd is in de eeuwen. Wij hebben ons land niet zo direct van God gekregen. Maar Paulus zei in Handelingen 15: God heeft elk volk de plek gegeven. Voor Israël is dat heel duidelijk Kanaän. Nu krijgen ze aanwijzingen voor hoe te leven.

Na 7 jaar moeten ze kwijtschelden. Beter gezegd: in het 7e jaar. Gaat over het sabbatsjaar. Lees je elders over. Na 6 jaar arbeiden moet het land rust krijgen. Een jaar lang. Na 6 jaar doden van het wild moet de populatie gelegenheid krijgen zich te herstellen. En schulden kwijtschelden. Bijzonder toch?!

Een sabbatsjaar zoals die 7e dag rust is, zo ook in 7e jaar mag de aarde zich herstellen. Een dag per week handen laten rusten. Er is meer dan inkomen en geld. En na 6 jaar: er is meer. Ons houvast ligt niet in werken en bezit en hier en nu, maar in Gods geboden. Schepping mag en moet tot rust komen. Schepping mag opleven.

Nou, ik denk dat we mogen zeggen: dat was niet alleen maar goed voor Israël. Grond hier is niet zo anders. Zou de grond dat hier ook niet nodig hebben? En wij?

Je leest in de Bijbel niet veel hoe dit gedaan is. Nehemia 10:31, sabbatsjaar weer bewust houden. We zondigden, zeiden ze, door het niet te houden. Rabbijnen later, vrijer uitleg. Niet toegestaan, dat er geen oogst is voor bezetter. Regels voor vrijer omgaan gegeven. Maar dat doet vermoeden dat men er wel mee wilde leven. Bezet-zijn maakte lastig om er naar te leven.

Laten we het niet zomaar voor kennisgeving aannemen. Maar op bezinnen. Het kan vandaag niet? Is er niet een bezetter?

Mensen die schulden hadden, werden ervan verlost. Schuld bestond uit stuk land. Eerst opbrengt naar degene bij wie de schuld was. Als dat niet kon, dan land weggeven. Of daarna verhuurde of verkocht iemand zichzelf. Werd slaaf. Dan was je je vrijheid en menselijkheid kwijt. Een broeder. Leven zoals ik Egypte. Slaaf. Dat is terug bij af. Dat moest en mocht niet. Daarom na 6 jaar een nieuwe start. Je hoort erin: vergeving van je schulden. Ook wanneer die armoede eigen schuld is. God is gericht op een nieuw begin. Nieuwe start. Kwijtschelding en vergeving.

Onze Vader: vergeef ook onze schulden, gelijk ook wij anderen vergeven. Geweldig dat er bij God een nieuw begin is. Dat God gaat voor echte vrijheid! Dat dat er is.

Dan de vraag uit dit gedeelte; krijgen mensen uit jouw omgeving een nieuwe kans? Geef je ze een perspectief? Soms letterlijk streep door de rekening te zetten. Misschien komt dichtbij. Kon ik maar eens echt opnieuw beginnen… Vrij van schuld. Of van die naam, slechte naam, die je kreeg. God zet zich in voor een nieuw begin.

Hij gaf er zelfs Zijn enige zoon voor. Hij betaalde. Daardoor is er vergeving mogelijk. Zevende dag. Christus heeft de zevende dag in rust doorgebracht. In de dood. Echt een nieuw begin op de 8e (1e) dag.

Terug naar die toespraak van Mozes. Er klinkt: naaste (vers 2). Gebod is niet van toepassing richting buitenlander. Specifiek woord in Hebreeuws: handelsreiziger die in Kanaän geld wil verdienen. Hij heeft geen grond en kan dat dus ook niet weggeven ik geval van schuld. Die mensen redden zich vaak wel.

Opvallend het woord broeder. Iemand bij nou in de schuld? Het is je broeder. Dat moeten wij in Nederland leren. Mensen hebben het over migranten. Maar het komt dichterbij: hoe ben je voor Mede-Nederlanders? Mensen met bloed als het onze. Bloedverwanten. We zijn allen uit een bloed. Scherp te zeggen: tegenover Deuteronomium 15 hoor ik die schreeuw van Kaïn. Ben ik de hoeder van mijn broer?! Daarin klinkt onverschilligheid. Wat betekent het om broer en zus te zijn? Zorg je toch voor. Gaat je hart kloppen, hand open.

Uit begin van Deuteronomium 15 moeten we nog dit horen: er hoeft onder u geen arme te zijn (vers 4) want God zal u overvloedig zegenen. Als u tenminste nauwgezet gehoorzaamt en geboden in acht neemt. Zelfs zo zegenen: dat u als volk veel leningen zult verstrekken. Er klinkt zelfs: u zult over vele volken heersen. Is veel over t zeggen. Mij raken 2 dingen.

1. Dat de wet, die wordt hier bedoeld, wordt genoemd: de stem van de Heere (vers 6). Die wet is niet een boek, papier, code. Het is de stem van God! Van de levende God. Niet een schrift in je kast. Maar stem van moeder of vader die betrokken is op de kinderen. Regels geeft. Zo horen wij ’s zondags de wet: ‘Hoor’ Gods gebod. Er klinkt een persoon achter. God nog wel. Het is geen steriel wetboek. God beveelt. Hij heeft beste met ons voor. Hoor zo de stem van God. Horen we die?

2. Er wordt gezegd, als je nauwgezet doet wat God gezegd heeft, zal het je goed gaan. Kan vragen oproepen. Ik onderstreep dit: Wet is spelregel voor het leven. Logisch dat als je ernaar handelt, dan gaat het goed. Wetten horen bij de schepping, bij ons mensen. Tegen die wetten ingaan schaadt ons. Om het zo te zeggen: die wetten zijn niet tegennatuurlijk. Samenleving of andere mensen zeggen: die wet beknelt je. Nee. De wet is natuurlijk. Na 6 dagen een dag rust. Dat is goed voor ons en de naaste. Wij mogen veel verwachting hebben van die stem van God. Dom om te negeren. Aarde gebruiken zonder gebruiksaanwijzing? Dan gaat het fout. Kom jezelf niet tot bestemming. Raak je opgebrand. Burn-out. Je kunt als mens niet tot bestemming komen zonder God. Dan ben je een doel misser. Dan word je een slaaf.

Ik weet ook dat leven naar geboden een prijs vraagt. Maar we horen deze grote lijn: de geboden staan niet haaks op het leven. Je mag grote verwachting hebben ernaar te leven. Geboden voorkomen onheil.

Weer naar het vervolg. Vers 7. Maar als er onder u een arme zou zijn. Klopt toch niet? Vers 4: er hoeft geen arme te zijn. Spanning tussen uitgangspunt en werkelijkheid. Kan anders zijn. Toch. Ik hoor er dit in (met uitleggers): zorgvuldigheid. Mocht er toch een arme zijn. Ik hoor niet, armoede. Het gaat altijd over mensen. Het gaat zelfs om naasten en broeders.

Als die er toch zou zijn (iemand uit je broeders), binnen uw poorten (dorp, straat, stad of land), wat dan doen? Dan hart niet verstokken en hand niet sluiten. Hart en hand. Duidelijk is: er moet gegeven worden vanuit het hart. Dat wordt merkbaar vanuit gevende hand. God wil ons hart. Altijd. God wil een bewogen hart bij mensen. Niet alleen even portemonnee trekken. Of pinnen. Niet je hart verstokken. Dat deed de Farao. U moet uw hand wijd voor hem opendoen.

Dan moet ik weer aan de Heere Jezus denken. Aan kruis handen wijd open gedaan. Wat was zijn hart erbij! Gericht op arme mensen. U mag dit eisen van ons! U deed dit zelf in Jezus. Ik heb niet zomaar mijn hart en handen mee. Het zal me toch niet afgenomen worden?! Ik ontdek hoezeer ik Jezus nodig heb. Om dit te doen: te geven vanuit een hart met open hand. Ik zie die geest van Jezus in mensen. Waar ze blijmoedig geven. Diepere laag in hun leven. Liefde. Dat geld niet hun alles is.

Opvallend, in vers 8: overvloedig lenen. Niet geven. Bij lenen houdt de ander zijn waardigheid. Zit perspectief achter. Alleen maar geven! Lui maken. Verantwoordelijkheid en respect ontnemen. Lenen roept verantwoordelijkheid op. Als je dan maar wel een keer er onderuit kunt. Laat er een sabbatsjaar zijn.

In vers 9 komt hart ter sprake. Van harte. Gunnen. Bijbel blijkt reëel boek te zijn. Wetgeving past bij schepping. Juf of meester op school, ik weet waar jij de mazen gaat zoeken. Je moet arme dus ook lenen in 5e of 6e jaar, zelfs als je weet dat je het volgend jaar moet kwijtschelden. Het hart moet erbij zijn. Met regels alleen kom je er niet. Gaat om gunnen.

Is iemand geestelijk rijk? Weet iemand van meer dan geld en goed? Een materieel arme kan rijker zijn dan materieel rijke. Wanneer ben je echt rijk of arm? Zonder dat armoede geen lijden zou zijn.

Wat vindt u? Was Deuteronomium 15 er alleen maar voor Israël? Ik verlang ernaar om in de zegen van de geboden te delen. Dankbaar voor wat we via Israël kregen. Meest dankbaar voor Jezus. Messias voor jood en heiden. Zijn hart ging dood. Hand geopend. Lof aan Christus die armen rijk maakt. Lof aan Christus, tot in eeuwigheid. Amen.

Hervormde gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, zondag 7 oktober 2018, 9:30 uur. Israëlzondag 2018 (in dienst ook aandacht voor Michazondag, 14 oktober 2018). Schriftlezing Deuteronomium 15:1-11 en 2 Korinthe 9:6-15.