Koning Salomo werd al jong koning. Hij vroeg aan God een opmerkzaam hart. Dat is iets dat wij allemaal nodig hebben. Niet alleen luisteren met je oren en zien met je ogen, maar vooral ook met je hart. God wil dat gebed verhoren als we het bidden in Jezus’ naam.

Jongens en meisjes, ik weet niet waar jullie aan denken als ik zeg: wat is bidden? Dat is dat je iets aan God vraagt. Of denk je aan iets anders. Het is veel meer. Het is ook danken. Zeggen hoe groot God is. Vertellen wat je bezighoudt. Praten met God. En ja, we mogen echt dingen aan God vragen. Voor gewas en arbeid, vandaag.

Dat je God dingen mag vragen merk je in het Bijbelgedeelte. Salomo die was nog maar jong. Nog maar net 20 jaar. Hij had offers gebracht. Veel dieren waren gestorven: 1.000 zelfs. Salomo was op die plek blijven slapen. Misschien gaat God dan iets zeggen. En dat gebeurde.

God verscheen aan Salomo in een droom. God was er echt. Hij sprak. En zei: vraag wat Ik je geven zal. Bidden is vragen. God wil dus blijkbaar geven. Ik vind het fijn om dat te horen. God kan geven. Hij hoeft nooit te zeggen: nu kan Ik niet meer geven. Hij is almachtig. Vraag maar wat je hebben wilt.

Wat zou jij antwoorden? Ik denk aan een cadeau. Ingepakt. Misschien denk je: wat zit daarin? Wat hoop jij dat je krijgen zou? Kun je aan denken: Salomo was net koning. Wat zou hij vragen? Nog rijker worden? Nog meer eer en roem. Of een lang leven. Of meer en meer onderdanen. Meer land. Ik weet niet of jij er aan denkt, het is ook gevaarlijk om zo alles aan God te vragen. God geeft niet maar iedereen wat hij of zij vraagt.

Wat wil Salomo? Hij gaat eerst iets zeggen. Hij zegt: ik heb gezien dat U goed bent geweest voor David. En David, mijn vader, was goed voor u. Hij leefde voor Uw ogen. Trouw en rechtvaardig. Oprecht en eerlijk. U bent zo goed geweest, dat een zoon van hem wel koning mocht worden. Bij Saul was dat niet zo.

Ik vind het mooi wat Salomo zegt over zijn vader. Ik hoop dat je ziet dat jouw vader voor God wil leven: trouw, eerlijk. En dat je ziet dat God goed is voor je vader. Dat vaders en moeders zo zullen zijn, daar gaan we straks voor bidden. En ik dan? Kan ik dat? Of je opa en oma? Die leefden bij God? Die hielden van God. Zou ik dat ook kunnen?

Nou, zoiets zegt Salomo. Ik, uw dienaar. Hoor je het. Ik ben ook Uw dienaar. U bent machtiger. Ik ben maar een dienaar van God. Vers 3: Salomo hield van de Heere. God houdt van ons en wij van Hem, dat is het belangrijkste. Ik hoop dat jij ook van God houdt.

U hebt ervoor gezorgd dat ik koning werd. Maar ik ben nog jong. En wat weet ik? Ik ben koning van een bijzonder volk. Israël. Een groot volk, niet te tellen. En dan vraagt Salomo iets wat hij als koning nodig heeft. Hij vraagt iets voor zijn werk als koning. Geef uw dienaar, zo noemt hij zich opnieuw, een opmerkzaam hart. Om recht te kunnen spreken. Om onderscheid te maken. Hij vroeg om een wijs hart.

Best bijzonder. Hij vroeg niet iets voor zichzelf, maar voor zijn taak. Voor zijn arbeid / werk. Om wijsheid daarvoor. Ja, natuurlijk heeft een koning dat nodig. Maar hebben we dat niet allemaal nodig?

Stel je kreeg 10 euro van je oma. Doe hier maar iets goeds mee. Sparen? Of een goed boek kopen? Of weggeven? Wat zul je ermee doen? Daar heb je wijsheid voor nodig. Een stemmetje zegt: je kunt er ook snoep voor kopen.

Juffrouw en meester hebben ook wijsheid nodig. Wie heeft de schuld van de ruzie? Wie moet er straf krijgen? Precies dat heeft ook te maken met de taak van de koning: rechter zijn.

Een keer kwamen er twee vrouwen bij Salomo. Met twee kinderen. Maar akelig, het ene kind was gestorven. Die ene mevrouw was op haar kindje gaan liggen en toen was het kindje gestorven. Die ene zei: weet u, koning, die vrouw zegt dat het levende kind van haar is. Maar ze heeft het gestorven kindje gepakt en bij mij gelegd. Hoe weet je dat nou? Vandaag hebben we DNA-onderzoek.

Salomo vroeg om een zwaard. O vreselijk. Eng! Hij pakte het levende kind. Ik zal het ik stukken verdelen. Die ene zegt: nee, niet dood maken, laat maar leven. Geef maar aan die andere mevrouw. Die andere zegt: doe het maar. Dan weet Salomo het. Die moeder die wil dat het kind blijft leven, is de moeder.

Salomo had wijsheid gekregen. Wel moest hij er elke dag op vertrouwen dat God het zou geven. God vond zijn wens goed. Omdat je hierom hebt gevraagd (en niet om een lang leven, rijkdom) daarom geef Ik je een wijs hart. Zo wijs zelfs als er nog niemand voor je geweest is – en na je zijn zal. Salomo is heel wijs geworden. Bijbelboek Spreuken is van Salomo, met hele wijze woorden.

God zegt zelfs: waar je niet om gevraagd hebt, geef Ik je ook. Als je doet wat Ik wil, dan zul je ook lang leven. Nou, dat was heel wat. Hij werd wakker. Het was een droom. Maar God was er echt bij geweest. En hij heeft het echt gekregen.

Wil jij ook wijsheid? Een wijs en verstandig hart. Dat je luistert, meer dan alleen met je oren. Met een opmerkzaam hart. Soms zeggen mensen heel snel iets. Niet over nagedacht. Horen en zien met je hart. Nou ik zei al, die wijsheid hebben we allemaal nodig. Daar bidden we om op biddag.

Ik heb nog dat cadeau. Wat zou je willen dat erin zit? Heeft iemand een idee? Een Bijbel. Een kinderbijbel van Snoek. Dat heeft te maken met wijsheid. We worden wijs als we de Bijbel lezen. Daar leren we de wijsheid van God.

Nog dit. Je zult lang leven als je naar Mij luistert. En doet wat Ik gezegd heb. Salomo heeft het toch niet volgehouden. Hij heeft veel vrouwen gehad, ook niet gelovige vrouwen. Laten we maar eerlijk zijn: het is moeilijk om goed te doen. Nu zegt de Bijbel: er is een Koning die veel wijzer was dan Salomo. De Heere Jezus. Hij heeft altijd en helemaal gedaan wat God wilde. Hij stierf voor anderen. Hij mocht uit de dood opstaan. Als wij in Hem geloven en Hem volgen, mogen we heel lang, voor altijd, met God leven. Amen.

Hervormde Gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, woensdag 13 maart 2019, 14:30 uur. Biddag voor gewas en arbeid. Kinderdienst. Schriftlezing 1 Koningen 3:1-15.