Als Nadab en Abihu, de twee zonen van de hogepriester Aäron, met vreemd vuur offeren, dan worden zij door God gestraft en vallen zij ter plekke dood neer. De aangrijpende geschiedenis laat ons Gods heiligheid zien. God had nadrukkelijk bevolen dat het brandoffer met vuur van het reukoffer moest worden aangestoken. Jezus Christus, de Zoon van God, die hét offer bracht door Zijn leven te geven op het kruishout van Golgotha mag er niet buiten worden gelaten. God de Vader heeft Zijn offer goedgekeurd, alleen in Hem is vrede met God te verkrijgen. Het zwijgen van vader Aäron na de dood van Nadab en Abihu, en ook later bij zijn sterven, doet ons zien op Jezus Christus, dé Hogepriester. Hij zweeg toen de toorn van God over de zonden op Hem werd gelegd en God de Vader de helse pijn over Hem bracht. Maar met het zwijgen eindigt het niet: door het volbrachte werk van Christus mag de zwijgende hogepriester Aäron nu al eeuwenlang voor Gods troon de lof van de Drie-enige zingen.
Leviticus 10 vers 3: ‘En Mozes zeide tot Aaron: Dat is het, wat de Heere gesproken heeft, zeggende: In degenen, die tot Mij naderen, zal Ik geheiligd worden, en voor het aangezicht van al het volk zal Ik verheerlijkt worden. Doch Aaron zweeg stil‘.
Na het offer met vreemd vuur de roep tot en om Christus
Gemeente, we hebben hier vanmorgen een van die geschiedenissen voor ons die ons voor allerlei vragen stellen. In het Oude en Nieuwe Testament. Wat moet ik hier nou mee aan? Stel u voor dat u dit gisteren aan tafel had gelezen en misschien heeft u kinderen hoe moet je dit dan uitleggen? Is dit de God van de Bijbel die we belijden en dienen? Waarvan we zeggen dat Hij recht is en Zich niet vergist. Is het zo?
De zonen van Aäron zijn net tot priester aangesteld. Aäron is de hogepriester. Nadab en Abihu, de zonen, zijn nog maar net bevestigd en er gebeurt iets verbijsterends. Er wordt veronderstelt dat het de eerste dienst is. Ze brengen een offer en het gaat direct mis. Ze hebben een wierookschaal en doen er vuur erin. Dan gebeurt het. Ze nemen vreemd vuur. Dan is het moment aangebroken dat ze dood vallen aan de voeten van hun vader Aäron. Moet u indenken. Wat gebeurt hier?
Het doet een beetje denken aan een andere geschiedenis. Een tijd later. Met David. Ark op een kar. Twee mannen lopen voorop. De runderen lijken te struikelen en de ark dreigt te vallen. Uza strekt zijn hand uit. En meteen valt hij dood neer. Zulke geschiedenissen roepen vragen op. De eerste: is God zo? Komt hier niet een bepaalde willekeur aan de dag? Ook een zekere grilligheid eigenlijk bij God. Een vader en moeder hier vanmorgen in de Zuiderkerk kunnen zich afvragen: moet ik dit aan mijn kinderen vertellen en krijgen ze er dan zin in om deze Heere te dienen. Is dit een uitnodiging om deze God te zoeken? Welk beeld krijgen ze van deze Heere? Is dat de nodiging voor mijn kinderen om op deze God te vertrouwen?
Om het wat algemener te maken. Vertel mensen zo’n geschiedenis in Europa in de 21e eeuw. Hebben wij inmiddels niet een beeld van God dat zulke geschiedenissen ons verbazen en een tikkeltje ergeren? Wat doen de zonen van Aäron? Ze nemen vreemd vuur. Wat is dat? Is het zo erg? Moeten ze dan meteen direct doodvallen? Maakt het iets uit waar het vuur vandaan komt? Gaat de Heere zo met Zijn dienaren om? Is dat voor mensen in de Zuiderkerk een aansporing om in hun nood en dood de toevlucht te zoeken bij God? Of moeten we zeggen: dit is het Oude Testament en gelukkig leven wij in andere tijd. Nee, zo kunnen we de zaak niet oplossen. Bij Ananias en Saffira gebeurt hetzelfde. Zij vallen ook dood neer. Als zij het geld brengen bij de apostelen, een deel van het geld althans. Hebreeën: God is een verterend vuur.
God laat hier iets zien van Zijn ontzagwekkende eer en heiligheid. Is dat het enige? Nee, natuurlijk niet. Maar het is er wel. Er valt niet mee te spotten met de heiligheid van God. Dit gebeurt voor het oog van de Israëlieten. Zoals Ananias en Saffira zo neervallen in de gemeente. De Heere wil een les leren: Ik ben de Heilige. Zou de Heere ons een les willen leren? Zijn weergaloze heiligheid. U, ons. Ik ben de Heilige. Nogmaals het is niet het enige wat God zegt, gelukkig niet. Het is er ook. We zullen het zien vanmorgen.
In het voorafgaande van het boek Leviticus geeft God grote dingen aan het volk. De dienst der verzoening. Uit het boek Leviticus wordt niet zo vaak gepreekt. We zuchten weleens onder het Bijbellezen aan tafel. Wat is het moeilijk met al die offers. De Heere laat zien in heel die dienst van de offers en alles wat ermee verbonden is, hoe het weer goed kan zijn tussen Hem en ons. Zondaren die bij Hem wegliepen. Dan mogen wij toch wel een en al oor zijn. Hoe het goed kan worden. Dat is toch geen kleinigheid? Hoe het vrede kan worden tussen Hem en mensen die hun rug naar Hem toekeerden. Is dat geen machtige boodschap? De dienst van de verzoening. Is dat niet een machtig iets hoe het eeuwig vrede kan zijn tussen ons en God. Het gaat over de dienst van de offers en verzoening. Eeuwige vrede met God.
Hij wil op allerlei manieren heen wijzen naar het grote offer op Golgotha. Het Lam Gods dat Zichzelf zal offeren. Dat de zonden der wereld zal wegdragen. Zoals Johannes naar Hem wijst: zie het Lam Gods. Natuurlijk vanmorgen de vraag. Wat deden de zonen van Aäron verkeerd? Als het ware met de wierookschalen in de handen. Jongeren, hebben jullie een idee? Hebben ze zich binnengedrongen in het ambt? Zoals het helaas de eeuwen voor kwam. Ambt gekocht. Wel gebeurd dat een bisschop zijn ambt kocht en verzekerd was van een goed baantje. Dat heet met een woord simonie. Een van de ergste dingen die in de kerk kan gebeuren. Dat iemand zich in een ambt inkoopt. Is dat zo? Nee, daar lezen we niets van. Uit de handen van God gekregen. Geroepen door Hem. Wat dan wel? Ze brachten vreemd vuur voor het aangezicht van de Heere.
Door de Joden, de Rabbijnen, is er eeuwen naar gezocht wat de oorzaak ervan was. In vers 8 gaat het over wijn en sterke drank. Wordt wel gedacht dat zij hun boekje te buiten gingen met drank. Of eerzucht. Zich hebben willen opdringen. Niet onder de plaats van Mozes en Aäron. Ook Korach, Datan en Abiram. Wie zal willen ontkennen dat eerzucht bij een ouderling zou kunnen bestaan? Zijn ze jaloers geweest. Dat kan. Het zijn ook mensen. Als wij ons eigen hart kennen. Wij kennen de uitdrukking: onheilig vuur. Als het gaat over het kerkelijk leven. We bedoelen daarmee dat iemand heel druk kan zijn met kerkelijke dingen maar met de verkeerde dingen bezig is. Broeders, wat hebben wij de leiding van de Heilige Geest nodig. Misschien nog wel meest op de kansel. Is dat ons gebed? Voor degenen die ons voor gaan in de bediening der verzoening?
Heel veel vragen. Een ding is duidelijk. God had heel duidelijke instructies gegeven bij het reukoffer. Het vuur moest van het brandoffer komen waar kolen vanaf kwamen. Hier staat dat Nadab en Abihu vuur maar zo ergens vandaan hadden gehaald maar niet van het brandoffer. Als dat waar is, en daar is veel voor te zeggen, dan is er meer te zeggen. Als dat brandoffer heen wijst naar Christus, naar Golgotha. Als we dan even de lijnen doortrekken naar Christus. Het reukoffer. De gebeden die Hij brengt voor de Vader. Hij brengt als het ware het reukoffer van de gebeden voor Zijn Vader. Dat reukoffer is dan in het Oude Testament verbonden met het brandoffer. Met Golgotha.
Dan gaat Christus nu Zijn gebeden brengen voor de Vader op grond van wat Hij gedaan heeft op Golgotha. Soms wordt er wel gezegd dat Nadab en Abihu het werk van Christus uit elkaar haalden. Zomaar ergens vuur vandaan gehaald. Als het ware gebeden buiten Christus om. Daarmee wordt te kort worden gedaan aan Christus. Ik stel aan u vanmorgen wel een bepaalde vraag: is het niet als het gaat over het werk van de grote Hogepriester als daar te kort aan wordt gedaan wordt? Dat is toch een van de ergste dingen die kunnen gebeuren? Als Hij niet de plaats krijgt die Hem toekomt. Wat zijn uw gedachten over? Is hier als het ware dat Hij hier buiten staat, waar het offer los van staat?
Een ding wordt wel duidelijker. Dat hier bij Nadab en Abihu sprake is van eigenmachtig optreden. Ze houden zich niet aan de voorschriften van de Heere. Ze dienen God niet zoals de Heere bevolen heeft maar zoals het hun uitkomt en goed lijkt. Wij hebben daar een uitdrukking voor. Eigenwillige godsdienst. Ik dien God, natuurlijk. Maar ik doe dat hoe mij het beste uitkomt. Maar dat is in strijd met Zijn heiligheid, heerlijkheid. Bij ons kan snel de gedachte komen: wat maakt het uit waar het vuur vandaan gehaald is, als het offer er maar is. Och. Zo hebben wij niet om te gaan met de dienst van de Heere. We hebben de wet voorgelezen. U zult geen andere goden voor Mijn aangezicht dienen, maar Mij dienen. En het tweede gebod. Zoals Ik het hebben wil. Hoe zwaar weegt de eer van God bij ons?
Ondertussen zien wij twee mannen op de grond liggen. Een vuur is uitgegaan van het aangezicht van de Heere. Opmerkelijk dat er weer over een vuur gesproken wordt. De aard van de straf is verbonden met de aard van de overtreding. Hierbij staan twee andere broers. Mozes en Aäron. Mozes spreekt, Aäron zwijgt. Ondertussen heeft u al bedacht: dit is toch niet mee te maken voor Aäron. Wat moet er door hem heengegaan zijn? Mozes zegt tegen hem dat dit het is wat de Heere tot hen gesproken heeft. Waarom zou Mozes dit tegen zijn broer zeggen? Kort gezegd, en dat is aannemelijk, dat Mozes zijn broer bewaren wil voor verschrikkelijke verbittering. Aäron, God is niet onrechtvaardig. Zo kan het zo ook tegen ons gezegd worden. Ik ben niet onrechtvaardig in wat Ik doe.
Vanmorgen hadden we het in consistorie over dat er mensen die deze dagen in Ladelund zijn. De wonden die geslagen zijn. Mozes zegt tot ons vanmorgen: God is niet onrechtvaardig. Nou nou zegt iemand, wat een boodschap voor ambtsdragers. Het is nogal wat. Niet alleen voor ambtsdragers. Wat dacht u van ouders? Die iets van het priesterlijke hebben te tonen? Mensen in het jeugdwerk. Allen die belijdenis hebben gedaan. Dan zeggen we dat we Hem als priesters zullen dienen. Bijzondere voorrechten brengen ook bijzondere verantwoordelijkheden mee. Mensen die dienen hebben te bedenken dat ik de Heilige ben, de gans andere. Als zij naderen in Mijn dienst. Als zij Mij niet heiligen en eren, dan zal Ik voor het volk Mijn heerlijkheid laten zien. En dat is nu gebeurd. Die het dichtste bij de Heere staan hebben de grootste verantwoordelijkheid. Ik heb als vader grotere verantwoordelijkheid dan mijn kinderen.
Twee priesters die daar liggen. Er wordt nog weleens verwezen naar de Petrusbrief. Het oordeel begint bij het huis van God. Ds. G. Boer, geen onbekende in Putten. Hij maakte een vergadering mee in Gouda. Hij was bij een besluit dat in zijn ogen tegen het Woord van God inging. Hij mompelde wat anderen die dicht bij hem zaten konden horen: het oordeel begint bij het huis van God. Adeldom verplicht. Maak ernst met Mijn dienst. Gemeente, wij kunnen God niet dienen zo wij willen. Niet eigenwillig. U en ik hebben te vragen: wat is Uw weg. Plat gezegd nemen Nadab en Abihu een loopje met de heerlijkheid van God. Wat een vraag: hoe dien ik Hem met heel mijn hart? Eigenwilligheid is een gevaar. Maar een ander gevaar is routine. Je kunt zelfs in een bepaalde routine op de preekstoel staan. Je hebt het al zo vaak gedaan, het zal ook vanmorgen wel gaan. Zelfs in je preken, in het bidden, in het Bijbellezen. Het gevaar van gewenning, van routine zijn. Het lauwe, het onbewogene. Hebt u er nooit mee te strijden met die dingen? God is heilig.
Als nu direct al bij de dienst van Nadab en Abihu ze zo van de dienst van de Heere afwijken, wat zal het geweest zijn als ze langer in de dienst stonden? Nu kan ik mij voorstellen dat iemand zich afvraagt: is het niet benauwend, beklemmend? De grootste vraag: is God nou zo. Mogen we het vanmorgen zo zeggen. De zonen van Aäron roepen hier om een andere Hogepriester. Zie Ik kom om Uw wil te doen, Vader. Die nooit een millimeter afweek. Wat is er op Hem geloerd door de Farizeeën. Om Hem te betrappen, te ontmaskeren. Nooit hebben ze Hem kunnen betrappen op eigenwilligheid. Want Hij ging de weg van Zijn Vader. Wat een Evangelie dat er zo’n Hogepriester is. Wat een machtig wonder dat ook vanmorgen ook de lijn mag doorgetrokken worden naar Hem in de prediking.
Misschien zat u er al op te wachten. Wie zal er voor verzoening zorgen? Deze Hogepriester die nooit vreemd vuur heeft gebracht. Wil onze tekst van vanmorgen ons brengen tot de roep tot en om Hem. O Heere Jezus Christus, grote Hogepriester, laat Uw dienst mij tot eeuwige vreugde zijn. Geef mij de Heilige Geest om u te dienen zoals U het vraagt. Leer het mij door de Heere Jezus. Dat ik zal wegschuilen bij Hem. Dat ik nu hier leer om U oprecht te dienen zodat ik dat straks eeuwig mag doen.
En Aäron? Wat doet hij. Geen woord komt er over zijn lippen. Geen aanklacht. Wat moet er door die vader heengegaan zijn? Wat moet dat geweest zijn? Aäron moet toch verpletterd zijn. Het is wel gebeurd dat een dominee doodviel op een kansel. Wat een consternatie. Aäron staat hier bij zijn twee dode zonen. Aäron moet geweten hebben van het vreemde vuur. En als hij iets niet wist, dan maakte Mozes het hem wel duidelijk. Was hij een stoïcijn? Alles wat er ook gebeurd, je moet onbewogen zijn. Dat zegt de Bijbel niet. Ik denk dat we het aan de andere kant moeten zoeken. Ik verzin het niet. Het wordt hier nadrukkelijk genoemd.
Dat hij buigt. Heere, ik kan niets tegen u inbrengen. Ik zie als het ware zijn hoofd gebogen voor de Heere. Dat kan toch niet zegt iemand: het is onmenselijk. Ja, dat is het ook. Aäron heeft dit niet van mensen. We hadden het net over de grote Hogepriester. Hij zweeg ook op een bepaald moment voor Pilatus en Herodes. Hij boog ten diepste voor het aangezicht van Zijn Vader ook toen God de helse pijn en godverlatenheid over Hem bracht. Hij laat Aäron iets van Hem zien en zo kan hij zwijgen. Als hier iemand is die zegt ik draag een groot kruis met mij mee en ik weet niet hoe ik kan leren zwijgen. Dan wijs ik op de grote Hogepriester die het u leren kan.
Waar ik heen wil? Naar die andere Hogepriester die groter is dan Aäron. Die in tegenstelling tot de zonen van Aäron wel totale gehoorzaamheid heeft opgebracht. Totaal, helemaal. Die wel een offer brengt waar helemaal niets op aan te merken. Helemaal goedgekeurd door de Vader. Hier ben ik tevreden mee. Heere, grote Hogepriester, mijn redding is in U. Of er is voor mij nergens redding als het niet bij U is. Gemeente, kijk vooral naar Hem. Of hebt u nog een ander om u vrede met God te brengen? Hebt u bijvoorbeeld een offer van uzelf? Nee toch. Aäron zwijgt. Is dat niet een beetje kenmerkend voor de hogepriester?
Als hij sterft komen we weer het zwijgen tegen. Hij mag het land niet binnen. Mozes gaat met hem de berg op want Aäron gaat sterven. Hij gaat sterven want hij heeft overtreden. Is dat niet een verschrikkelijke dood. En ook dan horen we niets van de woorden van Aäron maar hij zweeg en daarin is hij echt een hogepriester. Is zijn sterven dan diep triest, ellendig? Nee, toch niet. Wat ziet hij? Voordat hij de laatste adem uitblaast. Mozes neemt hem het hogepriesterlijk kleed om en hangt dat onder een van de andere zonen van Aäron, Eleazar. De priesterdienst gaat voort in Israël. De Heere gaat verder met Zijn werk. Calvijn zegt het heel mooi: als Aäron ziet dat het hogepriesterkleed om de schouders van Eleazar gehangen wordt, dan is het alsof hij Christus ziet, de grote Hogepriester. En zo kan hij in vrede heengaan. En de zwijgende hogepriester Aäron is nu al eeuwenlang bezig om de lof van de Drie-enige te zingen, dacht u niet? En dat is de zaligheid. Amen.
Zondag 17 november 2019 – Op Zuid Putten – ds. M. Goudriaan – Schriftlezing Leviticus 10 vers 1-11