In Psalm 91 zijn twee reizigers met elkaar in gesprek. Het leven is een reis vol gevaren. God wil Zijn kinderen beschermen en behoeden voor gevaren. Dat betekent niet dat hun weg over rozen zal gaan; soms haalt Hij Zijn kinderen vroeg naar huis. Aangekomen in de eeuwige heerlijkheid zullen de beloften van Psalm 91 ten volle waarheid worden.

Gemeente, ik weet niet of u nog een TomTom hebt in uw auto, het is een beetje ouderwets heb ik begrepen. Mooi of niet, het wijst je de weg. Je hoort het ding zeggen: op de rotonde rechtdoor, dan links. Bestemming bereikt, dat vind ik altijd mooi. Dan ben ik weer gespaard. Een nieuwe reden om mijn Vader te danken. Er zijn elke dag mensen die wel op reis gingen maar hun bestemming niet bereikten. Een vreselijke ongeluk, de koude hand van de dood.

In Psalm 91 ontmoeten we iemand op reis. Ik ken de man of vrouw niet. Er is nog een lange weg te gaan. Is het een vriend, een vijand; wat heeft de tijd hem voor? Op een reis kan je van alles overkomen. Reizen was in die tijd levensgevaarlijk. De wegen waren smal en donker. Je kon zomaar vallen in een ravijn. Reizen overdag: de zon scheen op je hoofd. ’s Nachts was het helemaal gevaarlijk.

Gevaren in overvloed. De psalm staat er vol van. Leeuwen en adders. De schrik van de nacht. De pijl die overdag vliegt, dat is waarschijnlijk de bliksem. Nog niet een minuut zijn we veilig. Ik beweerde, die reiziger, die vreemdeling, ik weet niet wie het is. Die jongeman, dat ben ik. Die vrouw, dat bent u. Wij zijn ook reizigers. Van wieg tot graf.

Tot en met vers 13 hoor ik twee stemmen. Dat doen wij ook wel eens. Zus doen, dit doen. De eerste stem is het meeste aan het woord (vers 1, vers 3-8 en 10-13) De tweede stem hoor ik minder (vers 2 en vers 9). We zijn omgeven door velerlei gevaren. Als je onderweg bent kom je nog wel eens in de file. Remmen! zei je vrouw. Dat ging maar net goed.

De pest, daar lees ik over. Corona stelt er niets bij voor. Dorpen en steden werden weggevaagd. We zijn weerloos. Ik denk er liever niet over na. Ineens is er die gevreesde ziekte. Wat dan? Wat is dan je bestemming. De strik van de vogelvanger. Een klapnet, staat er in het Hebreeuws. Vogeltjes vangen. Leek onschuldig. Maar o wee als de vogel pikte, sloeg het net dicht. Dat betekende z’n dood. Dat is hoe de duivel werkt. Hij doet zich graag mooi voor. De duivel lijkt je veel te geven. Zo prachtig. Ach wat maakt het nou uit. Wat zit er voor verkeerds in. Iedereen doet het toch! Volg je hart. Maar wee ons als we maar iets toegeven. Het is hem om je dood te doen.

Die twee stemmen, als je alleen of samen op pad ging, had je onderdak nodig. Geen schuilplaats? Dat is gevaarlijk. Ik loop niet graag in Mallorca rond in die strandtenten. Gevaarlijke en zedeloze mensen. Zoals bij Lot. Of Richteren 19. Kan je nooit met droge ogen lezen dat hoofdstuk.

Als je dan onderweg bent en een gastheer die je toeroept, op afstand: welkom, welkom. Dat is toch fijn! Die was ook verplicht een maaltijd te geven. En voeten te wassen. Vooral veilig onderdak. Al kende je diegene niet. De vreemdeling moet een schuilplaats hebben. Ik hoop dat iedereen van de Hervormde Gemeente Oosterwolde zo’n huis heeft.

Lot deed er dus alles aan om die engelen te beschermen. Hij had z’n dochters er voor over. Er was niets ergers dan om je gasten niet te beschermen.

Er is er een die over je waakt. Wat is de boodschap van vers 1? Met stralende ogen: wie in de schuilplaats is gezeten, die is veilig. De HEERE is zo machtig. In de nacht van mijn leven mag ik zo’n schuilplaats hebben. De nood kan heel hoog zijn. Verdriet kan u murw maken. De HEERE is de allerhoogste. Wij mogen wonen en schuilen bij de Almachtige!

Wilt u sterke dingen horen van Hem, de Vader? Almachtige en Allerhoogste. Het water kan tot aan de lippen stijgen? Wat zingt dat oude lied? Groter dan de Helper is uw nood toch niet?

Ik hoop dat u allen een lieve vader hebt of hebt gehad. Maar er waren toch situaties dat uw vader zei: ik kan niets meer voor je doen. De Hemelse Vader zegt dat nooit. Maar je moet wel goed lezen. Er staat: wie in de schuilplaats van de allerhoogste is gezeten. Wie daar woont. Niet wie er aanwipt. Dat spreekt van een blijvende toestand. Alleen die. Die zullen de schaduw van de Almachtige ervaren. Wat is dat? Als je naast iemand zit en je zit in de schaduw van je moeder, dan is ze op fluisterafstand. Een zucht. Bidden. Dan mag het geloof weten: God ziet mij. Zo dichtbij is de Almachtige. Ik las een bewijs, Psalm 145:18. De HEERE is nabij allen die Hem aanroepen in der waarheid.

Na die geweldige inzet, over de trouw van de Almachtige, dan hoor ik die tweede stem. Die zegt: ik zal tot de HEERE zeggen: mijn burcht, mijn toevlucht. In het Hebreeuws is de tegenwoordige en toekomstige tijd niet van elkaar te scheiden. Ik zeg. Ik zal zeggen. Een vast besluit. Het blijft niet in de lucht hangen. Het is een vast besluit. Ik zal zeggen tot de HEERE.

Het geloof heeft ook iets van een besluit. U had thuis kunnen blijven. U had een rondje in het bos kunnen gaan lopen. Of middagslaapje. Nee. U bent hier. Ik word zweverig van het gevoel. Het gaat in de Bijbel niet zoveel over het gevoel. Het is wel een gave. Onze gevoelens moeten continu gereinigd worden. Sommige mensen spreken veel over de Heilige Geest, maar ik heb het gevoel dat het hun eigen geest is. Geloof is een reactie op de Geest. Abraham geloofde God. Gehoorzaamheid.

Wat moet je doen als het moeilijk is? Niet kijken wat er in je eigen hart is. Dan word je alleen maar somber. Ik kwam iemand tegen die heel bang voor de operatie. Wat moet je dan zeggen? Zeg je dan: u hebt zulke bijzondere ervaringen gehad?! Ik denk het niet. U bent Bijbelvast genoeg, zei ik. Uw eigen bange gevoel of Gods Woord, wat is sterker? Natuurlijk, Gods Woord. Zekerheid vinden we nooit in onze eigen ervaring. Zekerheid vind ik in Zijn Woord. In Gods toezeggingen.

Die tweede stem spreekt heel warm en persoonlijk. Wel wat zwijgzamer dan die eerste stem. Maar als die spreekt, wel intiem. Drie keer ‘mijn’: toevlucht, burcht, God. Je bent van mij. Als je verkering hebt, zeg je dat. Mijn toevlucht, burcht, God. Dat gebeurt er als je de HEERE leert te vertrouwen. Ik durfde dat ook niet te zeggen toen ik 18 was en ik begon te geloven. Het gaat heel persoonlijk en diep aan toe. Als je jong bent, is het wel serieus? Houd ik wel echt van God? Christus komt heel dichtbij. In de beloften. In de prediking. Dan leer ik met Thomas en Ruth dat zeggen. Toen het erop aan kwam riep ze: Uw God is mijn God. Die belijdenis hoort de HEERE zo graag. Als je verkering hebt, hoor je dat ook zo graag. Dat je van hem of haar houdt. God oor terugfluistert: U bent Mijn burcht, toevlucht. Daar is het de HEERE om te doen. HEERE, u bent de mijne.

We laten vers 9 rusten. Als ik goed tel kom ik twaalf beloften tegen. Prachtig. Twaalf beloften voor uw reis naar Gods koninkrijk. Waarom dit, hup twaalf beloften. Ik zie mensen zitten die zorgen hebben over morgen. God komt met beloften. Wij vertrouwen eerder de slang dan de Goede Herder. De HEERE weet wel hoe Zijn kinderen zijn. U krijgt nu twaalf bemoedigingen.

Ik pak er een paar uit. De engelen zullen u behoeden op al uw wegen, vers 11. Deze tekst is vaak gelezen in ziekenhuizen. Dominees denken wel eens: wat moet ik lezen? Een gemeentelid die voor een operatie staat. De HEERE belooft dat als u niet meer bij kennis bent, je kunt niet meer op jezelf passen, dan zegt de HEERE: Ik stuur Mijn bodes. Let op die oude man of dat meisje, dat in nood is. Let op dat mensenkind van Mij. Dan waakt een ander op je. Ze waken over je op al je wegen. We zijn plat geworden voor duivelen en engelen. In Afrika en Azië hebben ze dat wel. Glaasje draaien en geesten oproepen: is dat een trucje? Is dat Hans Klok of Hans Kazan? Er is meer. Wij hebben onszelf in Adam het licht ontnomen op de onzichtbare wereld. In het geloof wordt die wereld gezien. Engelen worden gezien.

Een voorbeeld van dominee Kuijt. Op zondagmiddag moet je eens verhalen lezen van dominee Vreugdenhil en Kuijt. Jaren ’60-’70. Een zendingspost had hij er. Er waren bekeerlingen en er werd medische hulp geboden. Er leefden achter de bergen een primitieve stam. Die stam wilde die post om zeep helpen. Messen, pijlen en gif namen ze mee. Een angstige sfeer heerste er die avond en nacht. Dominee Kuijt had een vuurwapen. Het werd donker. Ze zaten in de bossen. Het gebeurde niet. Ze konden gewoon weer verder leven. Toen later, twee jaar, dominee Kuijt bij die stam kwam, vroeg hij: jullie waren dat? We zagen om jullie heen een lichtkring van engelen. U denkt natuurlijk: die zit een sprookje te vertellen. Maar: gelooft u in engelen? In 1 Korinthe 11 lees ik dat ze hier nu ook zijn.

Je zult je aan geen steen stoten, vers 12. Dat lazen we. Hè, dat deed pijn. Maar nee, dat kleine voorval ontgaat God niet. Ze zullen je zo bewaren op een bergpad. Een peuter van drie. Wat doet de vader? Die tilt het kind bij voorbaat op. Zo zullen de engelen zijn. Ze zullen ze op handen dragen, de kinderen van God.

Waarom vindt de HEERE dat belangrijk, die kleine dingen van ons? Dat is vanwege Zijn liefde. Papa, wilt u de vlieger maken, vroegen mijn kinderen. Niet omdat die vlieger mij veel waard is. Maar omdat die vlieger dat kind zoveel waard is.

Vers 13: je kunt op de kop van de leeuw of adder staan. Dat is wel heel sterk. Dit gaat te ver? Over de top. Vloekt dit niet met de harde werkelijkheid? Hebben Gods kinderen geen last van de pest, corona, pijl? Ga weg pest, corona, hier woont een kind van God?! Er kunnen mensen zijn die van wonderlijke dingen kunnen getuigen, maar lees die beloften niet als een vaststaand feit. Een Nederlander liep vast in Afrika. Hoe kan God zeggen, het kwaad zal u niet genaken? Er sterven hier duizenden kinderen aan honger. Als u dit leest als een vaststaand feit of regel, dan gaat u mis. Maar God heeft de macht en kracht om het te kunnen.

Deze wonderen van Psalm 91 zijn gebeurd. En gebeuren nog. Ik denk aan Handelingen 12. Die wonderlijke bevrijding van Petrus. Het werd waar, de belofte uit Psalm 91. Maar ik lees in hetzelfde hoofstuk dat Jacobus gedood werd. Daniel weer ervan, dat de leeuwen hem niets deden. Maar in de eerste eeuwen hield niet een leeuw z’n muil dicht voor de christenen. Dichter, ben je de werkelijkheid niet kwijtgeraakt? Nee. Dit is geen grootspraak. Maar geloof. Niet: er is geen dood, corona, pest. Nee!

Ziet u, wij wensen elkaar het beste toe! Als ze maar weer terugkomen. Het beste. Goede reis. Vroeger was dat lastiger. Je moest bellen naar je oma. Die telefooncel die die kwartjes op at. Ook het nare en verdrietige kan ons overkomen. De HEERE belooft niet dat ons pad over rozen gaat. Een zorggod maken we ervan in het westen. God zorgt voor je hoor. Dan zijn we teleurgesteld. Depressief zijn en blijven. Dat kan ook. Soms doet God machtige wonderen. Met medicijnen. Dingen waar je je over kunt verbazen. Mensen in ons midden die kunnen vertellen over gebedsgenezing.

Maar die trouwe God van mij, het valt Hem nooit uit de handen. En ik val niet uit Zijn hand, zegt de dichter. In 2023 hier in Oosterwolde moeten we weer groot van God gaan denken. Niet: het mocht nog eens gebeuren. Nee. Blijmoedig getuigen van Gods bescherming en macht. Mijn God is sterker dan alle kwade macht. Niet dat alles gladjes gaat verlopen. U kunt deze week een ernstig hartinfarct krijgen. Maar toch: dat je weet, ik mag gedragen worden. Of dat je met gillende sirenes wordt opgehaald. Dan zijn de broeders die je dragen de engelen. Zijn beloften zijn niet verbonden aan mooi weer.

Het slot. Vers 14-16. Nu neemt de HEERE zelf het woord. Gelukkig maar. Dat is vaker zo in de psalmen. God komt nu met acht beloften. Genoeg voor een heel leven. Ik kan ze nu niet gaan preken. Het doet me denken aan het einde van de kerkdienst. De dominee had een lange preek, zeggen de jongens en meisjes. Ongeveer 4.500 woorden vanmiddag. De HEERE neemt zelf het woord. Hij legt Zijn handen op uw hoofd, aan het einde van de dienst. Elke week weer. Ga dan heen in vrede. De nieuwe week tegemoet. Er kan van alles gebeuren. Maar ik ben met u. Dan gaat u als een gezegend mens naar huis. Zegt nooit, never: ik had niets aan de preek. Jammer dat op YouTube de luisteraars na de preek gelijk afhaken, dan zie je de kijkcijfers gelijk hard dalen. Dat is onbestaanbaar.

Deze zegen wordt aanvaard door mensen die God beminnen. Dat zegt de HEERE. Dewijl hij of zij Mij bemint. Ik zal je uithelpen. In je benauwdheid zal Ik bij je zijn. Ik zal je eruit trekken. Ik zal je tot in lengte van dagen verzadigen?

Maar als ik sterf aan een ongeluk, hartinfarct deze week? Stil, stil. Niet erdoor heen praten. Ik zal je Mijn heil doen zien. Mijn geluk, genade. 80 jaar of 100 jaar is niet voor iedereen weggelegd. Sommige kinderen van God worden vroeg geroepen. Mijn heil: dat is volkomen verlossing. Dat gaat over verlossing over dood en graf. Thuiskomen en feest vieren. In de eeuwige bruiloftszaal. Ik heb daar wel eens zin in. Hem te aanschouwen. Daar zie ik het meeste naar uit. Dan niet meer onderweg zijn. Nou is er nooit iets wat de HEERE uit de hand zal lopen.

Mijn TomTom zegt: eindbestemming bereikt. Dan breekt de Zon der gerechtigheid door. Thuiskomen bij de Almachtige. Eeuwige wonen op kosten van Jezus. Bestemming bereikt. Enkel genade. Dankuwel, Heere Jezus.

Amen.

(Psalm 121 vers 3 en 4; berijming 1773)

Hervormde Gemeente Oosterwolde, zondag 16 juli 2023, 14.30 uur. Schriftlezing Psalm 91.