Mozes wijst het volk Israël er in zijn afscheidsrede op dat zij een bijzonder volk zijn. De eeuwige God wil hen een woning zijn. Dat God naar dít volk omzag, is genade. Er is niets in Israël en niets in ons dat de Heere naar ons om zou zien. Wij zijn in onszelf verloren en verdorven zondaren. Maar nu komt God ons opzoeken, in Christus, om ons Thuis te brengen. Hij draagt Isräel en ons van onder Zijn eeuwige armen. Nooit kan je zo diep vallen, of Gods armen komen eronder.
Liefde is blind. Van wie je houdt, zie je de gebreken niet zo duidelijk. Toch is dat niet waar. Dat wil ik u voorhouden. Dat blijkt ook uit de toespraak van Mozes. Toen hij en het volk uit elkaar gingen. Mozes ging een andere grens over. Die tussen leven en dood. Dat laatste maakt dit afscheid heel heftig. Maar in de toespraak merk je heel duidelijk dat hij hartstochtelijk van het volk houdt. Gods volk. En tegelijkertijd kun je duidelijk horen dat hij het over het falen heeft. Over de zonde.
Veertig jaar het volk meegemaakt. Dat betekende veertig jaar ellende. Vanaf het begin dat jullie uit Egypte vertrokken zijn, tot nu, hebben jullie alleen maar laten zien dat je een ongehoorzaam volk zijn. Een wrevelig volk. Het was nooit goed. U kent de geschiedenis. Nooit was het goed. Nooit tevreden. Het ergste was natuurlijk de geschiedenis met het gouden kalf. Toen zei God: zoek het maar uit. Mozes pleitte toen voor het volk. Daarom is het doorgegaan.
Hoe het volk was, bleek ook toen de verspieders terugkwamen. Acht van de tien zeiden: het is een mooi land maar we komen er niet in. Ongeloof hield hen uit het beloofde land.
Mozes heeft dit opgehaald en twee keer gezegd: het is jullie schuld dat ik niet mee mag het land in. Wat moet dat bitter zijn geweest. Mozes had zich een keer zo kwaad gemaakt. God zei toen: dat neem Ik niet. Daarom mag hij niet mee de Jordaan over.
Dat moet dit heel moeilijk gemaakt zijn. Dat hij die mensen moet toespreken. Als je het leest merk je dat. Het zijn korte zinnen. Nog een kort woord. Vervloekt jullie allemaal?! Nee. Welzalig bent u Israël. Wie is als u. Jullie zijn te feliciteren. Jullie zijn een gelukkig volk. Hoe kan hij dat zeggen? Tegen diezelfde mensen die de oorzaak zijn dat hij het land niet in mag. Hoe kan hij eindigen met een gelukwens?
Wat is er voor bijzonders aan het volk? Waarom is het anders? Alleen hierin: dat God Zich over dit volk ontfermt heeft. Het onbegrijpelijke. Volstrekt niet te verklaren. God heeft voor dit volk liefde opgevat. Als een compleet wonder. Liefde van God voor dit volk. En voor ons, als u het zelf beleeft, het is dan een compleet wonder. Uit niets van ons te verklaren. Alleen uit God zelf.
Ik ben vroeger legerpredikant geweest in Vught. Jongens kregen een eerste opleiding. Dan werd ook bepaald welke functie ze kregen. Sommige werden mineur: die moesten met mijnen aan de gang. Een klein groepje kreeg een fijne functie. Was ook ouderdag. Ouders spraken mij aan: kunt u geen goed woordje doen? Ik ging daar niet over. Er was een jongen die zo’n mooi baantje kreeg. De ouders bedankten mij ervoor. Ik kreeg een taart. Ik voelde me opgelaten. Ik had daar niks voor gedaan. Dat heb ik maar zo gelaten, anders namen ze die taart weer mee. Die taart had de smaak van genade.
Dat is met Israël ook gebeurd. Die hebben Gods genade ervaren. Dat is bijzonder. Daarom alleen kan Mozes hen hier feliciteren. Wat zijn jullie God af. Met zo’n God! Al die andere mensen lopen zomaar ergens heen. Jullie hebben een God die voor jullie zorgt. Ondanks alle teleurstellingen en moeiten, zorgde Hij dat jullie nu aan de poort staan. Je ziet wel eens mensen: dan denk je, wat een wonderlijk stel, hoe zijn ze ooit aan elkaar gekomen? Zo is het ook met God en Israël. Het is zo’n wonderlijk stel. Die heilige en verheven God! Die Zich over armen en ellendigen ontfermt. Hij richt armen op uit het slijk!
Het geweldigste vind ik dat wij uit deze geschiedenis van Israël mogen leren wie God is. God heeft zich in die geschiedenis geopenbaard. Hij heeft zich in Zijn hart laten kijken. Dat is zo verrukkelijk! Daar ben ik zo blij om. Dat we dat elke zondag mogen doen. Eerst bekendgemaakt aan Israël. Wij mogen dat lezen.
In Jezus Christus is heel die geschiedenis ook naar ons toe gekomen. Wij mogen lezen bij Jesaja: als waren uw zonden als scharlaken, ik zal ze maken als witte wol. Wij zijn kinderen die weglopen. God wil niet dat we verloren gaan. We mogen de liederen vol genade en liefde zingen. Genade voor verdorven mensen. Voor zondaars. We hebben er niks voor gedaan. Wij hebben Jezus Christus gekregen. Hij is dáár in Israël geboren.
Wij herdenken dat ons land 75 jaar geleden bevrijd is. U weet hoe dat ging. Groot deel van Europa was bezet door nazi-Duitsland. We konden onszelf niet redden. Ik was 8 toen de oorlog begon. Ik herinner me het bombardement. We konden onszelf niet bevrijden. Het moest van buitenaf krijgen. De grote vraag was: waar zou dat beginnen? We weten dat dat in Normandië is begonnen. Totdat wij in mei ’45 bevrijd werden.
De geschiedenis herhaalt eigenlijk. God is in Israël begonnen. Daar heeft Hij de eerste stappen gezet om ons te bevrijden. We moeten niet in de eerste plaats verlost worden van zorg en moeite, maar van onszelf. In de geschiedenis is duidelijk geworden wie God is, maar ook wie wij zijn. Het moet van buitenaf komen. Alzo lief heeft God toen de wereld gehad! Het offensief is daar begonnen. En in Jezus is het naar de volkeren gegaan.
Beseft u hoe bevoorrecht we zijn? Dat God redt van de zonde. En tot Zijn eigendom ons wil maken. Dat Hij Zijn arm om ons heen slaat. Zullen we samen verder gaan? Met Zijn liefde ons inwint en gewillig maakt.
Hier in Deuteronomium staat in feite al een samenvatting van het evangelie. De Eeuwige God is u een eeuwige woning. Die mensen woonden in tenten. Altijd onderweg. Nooit rust. Ik weet een woning voor je. Een veilige plek. Waar je omarmt wordt. Waar je Thuis kunt komen. De eeuwige God is u een woning. Wij mogen dit al vanuit Israël horen.
God wacht op u. Op een winteravond, we woonden in Amsterdam, ik was besneeuwd, terug van gemeenteleden, ik was zo beroerd. Toen was ik thuis, dat je dan de deur open doet, eerst in de schuur, daarna naar binnen en het was zo verrukkelijk om die warmte te voelen. Waar je je vieze kleren uit mag doen. Welkom Thuis. De deur staat open. Ik ben de deur! Zelf zei Hij: de vossen hebben holen, Hij is het Vaderhuis uitgegaan en Hij is in de verlatenheid terechtgekomen. Op die plaats hoeven wij hopelijk nooit te komen. Hij is de deur naar Gods genade. U hoeft niet te twijfelen of er wel een plaats is voor u.
De Eeuwige God. Dat wil zeggen: altijd. Hij is er gelukkig altijd. Jezus nodigt u uit om te komen. Hij kan u gelukkig maken.
Onder Zijn eeuwige armen. Onder. Hoe diep je gevallen. Die armen schuiven onder je. De armen komen onder je. Om je op te vangen en te dragen. Naar Huis. Onder u. Nooit moe worden die armen. Mozes heeft het hier ook al over gehad in Deuteronomium 1. Hij was als een Vader voor jullie die jullie droeg. Hij heeft ze verdragen en gedragen. Die armen zijn er nog altijd, zegt Mozes. Onder u Zijn eeuwige armen. Daar mag je je in terug laten vallen en dragen. Dag aan dag draagt Hij u.
Ik ben het meest dankbaar wat er staat in Jesaja 46: tot de ouderdom toe zal Ik u dragen. Als je oud bent kun je je soms ellendig voelen. Wat doet dit er nog toe? Je wordt kwetsbaar. Als je niet oppast geef je toe aan zelfmedelijden. Maar die armen zijn er! Dan kun je daar weer op terug vallen. Die armen blijven je dragen.
Dit is het evangelie. Dat wij vanuit Israël meekrijgen. God die zondaars liefheeft. Naar mensen vraagt die niet deugen. Dat is een voorbeeld ook voor ons. Let op wie Ik voor je ben! En God die je als een Huis verwelkomt. In Psalm 73: het is mij goed nabij God te zijn. Laten we maar dicht bij elkaar blijven. Armen die je willen dragen. Voor eeuwig.
Wat zouden ze nu in Israël met hun eigen boodschap doen? Zij zijn in de eerste plaats de gegadigden. Jezus is in de eerste plaats voor Israël opgestaan. Ik ben in Israël geweest. Ook op de berg waar Mozes het land zag. Israël is een seculiere staat. Met God rekening houden is er niet bij. Rommelig in de politiek. Er zijn mensen die geen kritiek op Israël willen horen. Maar dan moet je de bijbel dicht doen. God zoekt zondaars! Dan zijn er de orthodoxe joden. Strikt gebonden aan allerlei regels. Laatst zei een rabbijn: de joden staan dichterbij de islam dan bij de christen. Daar schrok ik van. Gelukkig is er ook nog een groepje messiaanse christenen. Die zijn moslims geweest als het Palestijnen betreft, of jood. Die hebben Jezus gevonden. Met hen zijn we verbonden. Efeze 3: in Jezus verbonden. Een in Hem. Laten we deze zondag ook gebruiken om te bidden voor Israël. Bidden om bekering. Voor het opengaan van hun eigen schriften. Ook in Deuteronomium wordt Jezus voorzegd. In Deuteronomium 8 gaat het al over een profeet die komen zou. Hun ogen zijn bedekt. Dat ze Jezus mogen ontdekken! Dat ze die armen gaan voelen die je opvangen zelfs als je diep gevallen bent. Die armen zijn er. Die eeuwige armen, die je dragen, naar Huis. Amen.
Hervormde Gemeente Reeuwijk, zondag 6 oktober 2019, 9:30 uur. Schriftlezing: Deuteronomium 7: 6-8, 9:7, 33:26-29 en Efeziërs 2:17-22.