In Psalm 123, een pelgrimslied, richt de dichter zich eerst tot God. Om daarna zijn zorgen en klachten te uiten. God troont in de hemel, Hij is veel groter dan wij kunnen bedenken. De dichter bidt om genade: om de verachting en smaad weg te nemen. God zag eest naar ons om, in de gave van Zijn Zoon. Hij droeg de smaad en lijden van Zijn volk.
Broeders en zusters, gemeente van Christus, ik ontdekte dat je het slot van vers 3 en het begin van vers 4 kunt vertalen met: we zijn het zat. Zoals vandaag met corona: we zijn het zat. Er wordt weer openlijk over een lockdown gesproken. Ik ben jong en gezond, het zal wel meevallen? Ik ben het zat.
Opvallend dat dit klinkt in de bundel pelgrimsliederen. Mensen die op weg waren om feest te vieren. Bij elk dorp sloten nieuwe mensen aan. Samen op weg om feest te vieren. Samen zingen. Dat denk je. Liederen van verlangen naar het huis van God. Verlangen om samen te zijn. Over de redding die God heeft.
Maar in deze Psalm hoor je een rauwe kreet. Wij zijn het zat. Wij zijn meer dan verzadigd. Met verachting, spot. Een dubbel SOS-signaal. Wees ons genadig. Wees ons genadig. Veel herhalingen! Meerder woorden komen meerdere keren terug. Iemand met een zware last op de rug. In Babel. Om haar heen een vreemde taal. De dagen lang, het werk zwaar. Veel Israëlieten zijn er gestorven. De arrogantie zat. Er is actief kwaad: ander pijn doen, actief, voet dwars zitten. Hier meer subtiel: onverschillig, achteloos. Je schouders ophaalt. Je hart dicht houdt. Sport met een glimlach en een knipoog. Het joodse volk heeft daar veel mee te maken gehad. Bij Nehemia ook. Er werd gelachen en gespot. Moeten jullie dat huis nou gaan opbouwen? Waarom geloven jullie, toen ze in Babel zaten. Wat stelt die God voor? Zo klinkt het de geschiedenis door. In Babel, ghetto’s, Oost-Europa, vernietigingskampen van nazi Duitsland.
Ik moet ook denken aan onze broeders in Noord-Korea, Afghanistan, Somalië. Wij moeten afstand houden maar het staat in geen verhouding tot de haat, kleineren, afluisteren. Wij komen er nog goed van af. In het vrije westen.
Een student zei, ik wil graag eerlijk zijn tegen mijn familie dat ik naar de kerk ga. Maar ik durf het niet. Zij geloven alleen maar in de wetenschap. Ik voel iets hards. Ik kan niet aankomen met mijn verlangen naar God.
Tolerantie kan ook iets hebben van uit de hoogte. Prima dat jij gelooft. Van jou had ik dag nooit gedacht…
Er zijn van die dagen dat je zingt: met God spring ik over een muur. Er zijn ook dagen dat je klein wordt. Dat je leeft als een vreemdeling hier. Er zijn mensen die het willen maken. In een talkshow, applaus oogsten. Maar zo is het geloof niet. Als Christen ben je een volgeling van Hem die nergens hier thuis was. Zijn wieg was een kribbe en Zijn troon een kruis.
Iemand die midden van kleinering, spot, schouder ophalen, de moed grijpt om een lied te zingen. Of te zuchten. Dat kan ook.
Het is mooi, let op, dat is niet het laatste, dat je met je ellende bij God uit komt. Nee. Andersom. Eerst richten op God. Nood, klacht en ellende: dat is er. Maar eerst bent U er. Boven deze toestand en dit onrecht. Ik sla mijn ogen op naar U.
Uitleggers zeggen dat mensen Psalm 121 onderweg zongen. Hier in Psalm 123 is de dichter aangekomen. Ik sla mijn ogen op naar U. U die in de hemel zit en troont. Dat wil zeggen, God is verheven. Hij troont boven die grote monden. Hij is de Heer der Heren. Hij regeert.
Dan voel je wel: er komt ontzag en eerbied. Het gaat niet over een God die in je broekzak past. God is altijd groter dan we denken. Hij troont in de hemel. Ik sla mijn ogen op naar U, in de hemel. Mooi om zo te beginnen. Dat doen we vandaag ook weer. De week beginnen met een eredienst. Onze ogen op God. Aandacht op Hem! In het vertrouwen dat Hij ons genadig wil zijn. Mooi om zo iedere dag te beginnen. Dat als je ’s morgens naar school fietst, een lied zingt. Of een mantelzorger. Tot U kom ik! Wilt U kracht geven?
Eerst naar God. Dat is een houding. Niet direct beginnen met klagen en vragen. Nee. Eerst bij God komen. Die U heeft nog geen naam. In vers 2 verandert dat: daar klinkt de Godsnaam. De God van het verbond. De God van trouw. God is trouw. Hij houdt het vol met mensen.
Nu wordt er een bijzondere vergelijking gemaakt. Vers 2. De ogen van een dienaar of slaaf zijn gericht op de heer. Zo zijn onze ogen gericht op God. Wat wil dat beeld van die heer en slaaf zeggen? Het voelt ongemakkelijk? Wij zijn toch geen slaven van God? Nou ja, dat moet je niet te snel zeggen. Paulus noemt zichzelf een slaaf. En Israël wordt ook een knecht genoemd. Wij hebben misschien het beeld van de slavernij uit de 18e en 19e eeuw. Uitgebuit, kapot geschopt. Kan je zo de psalm nog lezen?
Goed om te weten: God riep Israël op om goed voor de slaven te zorgen. En soms moesten slaven weer vrijgelaten worden. Je kon jezelf verkopen. Een slaaf staat bij de tafel. Bij die hand van de heer, van wie je afhankelijk bent. Die je een opdracht geeft.
De hand van meesteres komt ook in Spreuken 31 voor. Ze strekt die handen uit naar mensen die behoeftig zijn. Het gaat niet om willekeur. Zo van: je moet het maar zien. Nee. Zo moeten we niet naar God kijken. Hij is geen grillige God met een verborgen agenda. Het gaat om vertrouwende afhankelijkheid. Die hand, die mij maakte, die Uw volk leidde, die Uw volk bevrijdde. Onze ogen zijn op Hem gericht.
Totdat Hij ons genadig is. Het woord genade wordt in de bijbel vaak verbonden met schuld. Wij hebben gezondigd. God schenkt redding door Jezus Christus. Het kan ook nog wel een andere kleur hebben, zoals hier. Wij zijn verzadigd van verachting en spot. Er wordt gebeden dat God hen ziet in hun ellende. Uittredding, recht, ingrijpen. Dat God de dingen niet op zijn loop zal laten.
Totdat. Daar wordt benadrukt dat het gaat om een volhardend gebed. Volhouden om te zingen. Volhouden om je ogen naar Hem op te slaan. In het vertrouwen dat Hij jouw nood ziet en de ziekte en dood in deze wereld. Volhouden om je op God te richten.
Je zou je kunnen afvragen, waar haal je dat vandaan? Hoe kan je dat volhouden? Een wereld met zoveel cynisme, hardheid. Er zijn zoveel dagen en plekken waar God niet ervaren wordt. Dat God ver weg lijkt. En toch: volharden. Een krachtige appel op God. U kunt dat kwaad toch niet over Uw kant laten gaan? Dan zal de smaad over U komen! God die je in de ellende en shit laat zitten.
Hoe kunnen we onze ogen opheffen? Dat kan alleen omdat God eerst Zijn ogen op ons heeft geslagen. Zoals Maria zingt. God heeft ingrepen, gemeente. Hij stuurde een Dienaar die voortdurend Zijn ogen ophief. Een Knecht. Smaad, spot, lijden, verachting: het kwam op Hem. De mensen keken de andere kant op. Zo is God. Waarom hebtU mij verlaten? Zeg nooit dat God niet weet van uw ellende en pijn. Hij is er zelf midden in gekomen. Het is Hem ter harte gegaan. Het gaat Hem ter harte. Eenmaal zal er een einde aan komen. Hij zal komen.
Zo ver is het nog niet. Dat is ook dacht ik wel wat we kunnen meenemen: kijk er niet vreemd van op als je te maken krijgt met verzet en hoogmoedige mensen. Dat mensen je bespotten omdat je op God vertrouwt. Maar blijf bidden. Totdat God ons genadig is. De genade van die Ene Knecht. Blijven bidden, ook als ik begenadigd bent. Ook als ik me een kind weet van God. Om vol te houden – met mijn eigen hoogmoed.
Wij zijn het zat. Ik dacht, met eerbied, God moet het ook wel eens zat zijn met ons. Maar nee. Hij kijkt in liefde naar ons. Wij verwachten het van God. Begenadig ons. Laten we blijven kijken naar God. Als je denkt aan God, dan denk je ook aan Jezus Christus: Hij zit daar aan de rechterhand. Hij komt om alle dingen nieuw te maken. Amen.
Protestantse Gemeente Gouda, St. Jansgemeente, zondag 27 september 2020, 10 uur. Schriftlezing Psalm 123 en Lukas 7:1-10.