Met Advent grijpt God in. Advent is de doorbraak van Gods kant. Jezus de Doorbreker, die Zijn volk uitleidt en in veiligheid brengt. Micha profeteert daarvan – maar de mensen in zijn tijd wilden niet luisteren. Zij hadden niet zoveel op met die ernstige profetieën en leefden hun eigen leven voort. Later volgt inderdaad het oordeel: de ballingschap. Maar God laat Zijn volk niet los. Hij slecht de muren van schuld en zonde en geeft Zijn Zoon tot verzoening.

God belooft… een doorbraak

‘Ik zal u, Jakob, zeker verzamelen, geheel en al.
Ik zal het overblijfsel van Israël zeker bijeenbrengen.
Ik zal het samenbrengen als schapen van Bozra,
als een kudde midden in zijn weide.
Het zal er gonzen van de mensen.
De Doorbreker trekt vóór hen op.
Zij zullen doorbreken, door de poort trekken
en daardoor naar buiten gaan.
Hun Koning gaat vóór hen uit,
de HEERE gaat aan de spits.’

– Micha 2:12-13

Gemeente van Christus, een tijdje geleden las ik een boek. Daarin werd de tijd van Advent vergeleken met een steen die in een vijver wordt gegooid. Het water is eerst stil en rustig. Door de steen komt er deining. Zo kan het ook zijn in het leven met God, aldus de schrijver. De dingen kabbelen een beetje voort, er zit weinig beweging in.

Advent zorgt voor beweging, voor onrust. Dat je leven wordt opgeschud. En daarom worden juist in Advent juist teksten uit de profeten gelezen. De profeten zou je in onze tijd vergelijken met een klokkenluider. Iemand die een misstand in een organisatie aan de kaak stelt. Vaak maakt iemand zich daar niet populair mee. Profeten zijn zulke klokkenluiders. Bijvoorbeeld over hoe mensen met God omgaat.

Zoals Amos. Ik haat jullie feesten. Ik verdraag de geur niet. Bespaar Mij de herrie van jullie liederen. Oké, denk je dan. En Jesaja. Wie heeft jullie opgedragen Mijn heilige ruimte plat te lopen? Stenen in de vijver!

Wij lezen Micha deze periode. We weten niet veel over hem. Hij komt uit Moreset. Een stadje uit zuid-west Juda. Een profeet in een tijd van allerlei spanningen. Hij werkt in het zuiden. In het noorden is het spannend. Voor 722 v. Chr. Bij profeten is het een verkeerde vraag wat ze nog meer doen. Getrouwd zijn, hobby’s. Alle focus ligt op de boodschap. Daar gaan ze achter schuil.

De naam is veelzeggend. Micha. Dat is een prachtige naam. Weet je wat die betekent? Wie is als Jahweh? Wie is als de HEERE. Die naam zegt gelijk iets over de roeping. Er zit iets van een lofprijzing in. Niemand is met de Heere te vergelijken. Een naam waarin een lofprijzing doorklinkt. In die Naam klinkt ook iets anders door. Wie is als Jahweh? Dat is ook een schreeuw. Van uit de nood, diepte. Wie is als de Heere?! Wie leeft zoals God het voor ogen had. Wie leeft naar Zijn wil en gebod? Is er nog wel iemand te vinden die wil zijn als de Heere?

Al lezend in dit boek word je daar niet optimistisch over. In vers 6 en 7 van hoofdstuk 1 spreekt hij het volk aan op de andere goden. In de rest is hij kritisch over hoe de rijken omgaan met de armen. Micha kwam zelf ook uit het platteland. Diefstal, onrecht, uitbuiting. In Micha 3 vers 11 staat het kernachtig (NBV), een soort samenwerking: ‘De hoofden spreken er recht voor geschenken, en de priesters geven er onderricht om loon, en de profeten plegen er waarzeggerij voor geld, en daarbij steunen zij op de Here en zeggen: Is de Here niet in ons midden? Ons zal geen kwaad overkomen!’

Ons kan geen kwaad overkomen. Die woorden lopen als een rode draad door het bijbelboek. Uitleggers zijn erover eens dat een groot deel van het boek een dispuut is (hoofdstuk 2 t/m 5). Met tegenstanders in gesprek. Hij richt zich daarop. In de vertaling zie je dat niet zo goed.

Hoofdstuk 2: wee hun die onrecht uitdenken. En dan de reactie van God: Ik ga onheil over hen uitstorten. Er komt een dag dat ze zullen zeggen dat ze verwoest zijn. Het oordeel komt. Zo kan het niet langer. God laat het niet op zijn beloop.

Vers 6 en 7 is een andere stem, opnieuw uit de NBV (dit zijn de mensen die zeggen): ‘Profeteert niet, profeteren zij, men mag hiervan niet profeteren. Er komt geen eind aan de beschimpingen. Mag dat gezegd worden, huis Jakobs, is de Here zo kort van geduld, is dit zijn handelwijze? Zijn mijn woorden niet vriendelijk jegens de oprechte van wandel?’

Dus, Micha kondigt het oordeel aan. God heeft er genoeg van. De mensen zeggen: stop daarmee, dit is te ernstig. Wij kennen God als een geduldige God. Wij kunnen niet geloven dat je gelijk hebt. Stop met dat geprofeteerd.

De profeet gaat door. Onverstoorbaar. Jullie hebben je oren toegesloten voor de profetie. De mensen die willen niet luisteren naar Micha. Ze trekken zich niets aan van woorden van oordeel en straf.  Veel te zwaar en onwaarschijnlijk en veel te kritisch.

Ik vroeg me af hoe zit dat bij mezelf. Hoe is dat bij ons, die vraag leg ik vanmorgen neer. Hier zijn mensen, bij Micha, die zich totaal niet laten storen door de woorden van God. Ze geven er hun eigen draai aan. Laten wij ons wel storen? Hoe lang geleden is het dat je in de kerk zat of de bijbel las, en dat je dacht: hier moet ik echt iets mee. Dit vraagt om omkeer. Nu moet ik werkelijk het gebed niet een sluitpost laten zijn. Of echt die stap zetten naar een ander. Nu moet ik breken met die verkeerde gewoonte. Niet langer rondlopen met haatdragende gevoelens. Stoppen met roofbouw op mijn huwelijk. Het zou raar zijn als dat nooit gebeurt. Dat je iets anders moet. Dat zou betekenen dat ons leven precies past bij God?! Dat zou prachtig zijn. Maar dat klopt niet. Dat weten we.

In Micha zie je dat mensen bedreven zijn om de woorden van de profetie niet te horen. Het is maar een boertje. Hij neemt het te ernstig. Wij hebben een ander beeld van God. Wij kunnen van alles bedenken om de woorden van God tussen haakjes te zetten. Om ze niet echt te hoeven horen.

Wij worden opgeroepen tot een nieuwe toewijding aan God. En tot omkeer naar de mensen om ons heen. Dat brengt Micha ook steeds in. Omkeer naar de wereld die ons is toevertrouwd. Leef niet alsof je zelf het middelpunt bent. Leef niet langer ten koste van je naaste. Dat wordt je ondergang! Neem deze woorden alsjeblieft heel ernstig. Neem ze mee naar huis. Onderzoek je eigen leven. Hoe staat het ervoor in mijn leven? Een ernstig woord.

Nu gebeurt er in vers 12 en 13 iets bijzonders. Ik zoom daar nu op in. Zonder enige overgang komt er een omkeer in de woorden van God. Een echte doorbraak. Waar komt die vandaan? Heeft te maken met wie God zelf is. Heeft niet met die mensen te maken, dat ze het opeens over een andere boeg gooien. Het past bij wie God is.

Er worden twee beelden gebruikt voor God: de herder en de koning. Micha profeteert daarmee over de verre toekomst. Je moet denken aan de tijd van de ballingschap. Profeten die eeuwen vooruit kunnen kijken. Soms toegespitst op de tijd waarin ze leven. Of verder weg.

Het oordeel kwam. Het volk is weggevoerd. De mensen zijn ver van huis. Tempel verwoest. Het lijkt helemaal afgelopen. Maar God kan het niet over Zijn hart krijgen. Hoe zou Ik u prijsgeven Efraïm? Mijn hart keert zich in Mij om! God gaat Zijn volk bij elkaar brengen. Hij zoekt ze weer op. Micha zegt: God zegt, Ik zal jullie bij elkaar brengen. Hij kan er geen punt achter zetten. Zo vol liefde en genade is God. Zo trouw.

Daarom het beeld van een herder. Zie je telkens in het Oude Testament. Beeld van de zorg voor Zijn volk. Voorgaat, leidt. Zelfs in een dal van duisternis niet alleen laat. Hij verzamelt de kudde binnen de omheining.

En vers 13, dan gaat het over een doorbraak. De Doorbreker trekt voor hen op. Sommige uitleggers gaan uit van dat daar het eerste schaap mee werd bedoeld. De belhamel. Het eerste schaap. Dan volgde de rest. Maar beeld van de schapen moeten we hier loslaten.

Hier meer het beeld van een Koning. God leidt het volk naar buiten. Door de vijandelijke linies heen. De Heer is aan de spits getreden. God gaat voorop. Zo is het ook gegaan.

Het volk keerde terug. Een periode van een nieuwe doorbraak. Een nieuw begin. Het mooie is dat het wordt gekenmerkt door een nieuwe toewijding. De mensen verlangen weer naar het woord. Dat kan je lezen in Ezra en Nehemia. De mensen laten zich er weer door leiden.

Alleen, lang duurt het niet. De rest die terugkeert, schiet tekort. Als het gaat om toewijding. En dan is het afgelopen?

Dan geeft God een nieuwe doorbraak. Advent richt ons op de doorbraak van God in deze wereld. Ezechiël ziet het ook. Ik zal een andere Herder aanwijzen. David zal hun Koning zijn. Als iedereen tekortschiet, als er niemand meer is, die luistert, dan zal Ik zelf komen. Zo is het gegaan in Jezus Christus. Hij heeft intrede gedaan in ons midden. Hij roept Zijn schapen bijeen. Hij heeft zelfs Zijn leven over voor de schapen. Hij is de Koning die de muren van zonde en schuld doorbreekt .als Hij opstaat breekt Hij zelfs de dood open. Jezus Christus, Hij is de doorbraak van God in deze wereld.

Ik hoop dat je in deze tijd van Advent iets van die onrust zult voelen. In de spiegel kijken. Wie zijn wij voor God? En dichtbij Jezus Christus komen. Hij is de enige die ons leven kan vervullen en onze onrust het zwijgen op kan leggen. Hij is gekomen als Herder en Koning. Door onze onmogelijkheid en zonde en schuld heen. Het tij lijkt niet te keren, verwoesting komt er aan, God belooft een doorbraak, Gods vrede komt er aan. God is gekomen en zal komen. Om Zijn kudde voorgoed in veiligheid te brengen. En als koning te heersen in eeuwigheid. Laten we dat verwachten als Christus komt. Wat een vreugde zal dat zijn. Eer aan de Vader, Zoon en Heilige Geest. Amen.

Protestantse Gemeente Gouda, St. Janskerk, zondag 1 december 2019, 10 uur. Schriftlezing Micha 2 en Johannes 10:7-16. Lezing van het gebod uit Deuteronomium 6 en Romeinen 13.