Paulus roept de gemeente te Kolosse op om volharden in het gebed. Hij vraagt ook voorbede voor zichzelf, of dat God deuren wil openen voor het Woord. Volharden in het gebed is belangrijk; al te snel schiet het gebed erbij in. De omgang met de Heere kan echter niet zonder gebed. In het gebed moet er ook ruimte zijn voor dankzegging, schrijft Paulus, anders lopen we het gevaar met verlanglijstjes bezig te zijn. Vervolgens worden we geroepen wijs om te gaan met de mensen om ons heen, voorzichtig en op het juiste moment met de goede woorden.

Gemeente van Christus, ik wil vanmorgen beginnen met een gedicht van Guido Gezelle. Uit de 19e eeuw, wat oudere taal, maar u begrijpt het wel denk ik.

‘Gij bad op ene berg alleen,
en… Jesu, ik en vind er geen
waar ‘k hoog genoeg kan klimmen
om U alleen te vinden:
de wereld wil mij achterna,
alwaar ik ga
of sta
of ooit mijn ogen sla;
en arm als ik en is er geen;
geen een,
die nood hebbe en niet klagen kan;
die honger, en niet vragen kan;
die pijne, en niet gewagen kan
hoe zeer het doet!
O leer mij, arme dwaas, hoe dat ik bidden moet!’

Leer mij hoe ik bidden moet. De dichter vraagt dat omdat hij merkt dat zijn woorden tekort schieten. Daarnaast vindt hij nergens echt rust om God te ontmoeten. Er zijn dingen van het leven die in de weg zitten. Leer mij hoe ik bidden moet.

Ik denk dat iedereen wel gewend is om te bidden. Maaltijd, begin van de dag, in de auto, tussendoor op je werk. Mooi, zulke momenten. Contact met God zoeken en onderhouden. Maar ik ontmoet veel mensen die ontevreden zijn over hun gebedsleven. Het lukt niet om te concentreren. Of omdat je dezelfde woorden zegt steeds. En dat het er soms een hele dag bij in schiet om te bidden. Of langer, als je eerlijk bent.

Wij luisteren vanmorgen naar een gedeelte waar het gaat over het gebed. We zetten drie stappen.

1. Blijf bidden

De aansporing van Paulus om het vol te houden. Dat staat in vers 2. Volharden. Het er niet bij laten zitten. Dat is kennelijk iets van alle eeuwen. Ook hier in de eerste eeuw tegen een gemeente die nog maar net christen was. Het bruiste van energie. Maar toch: hou vol! Laat het niet versloffen, het gebed.

Hoe zou het komen dat dat makkelijk gebeurt? Dat ook als je veel van God houdt, dat het gebed er zomaar bij in schiet? Ik moest denken aan wat ik las van de Noorse theoloog Ole Hallesby (misschien hebt u ook wel een boekje van hem staan in uw boekenkast). Hij koos het woord hulpeloosheid. Hij zegt: of het [gebed] de vorm van woorden aanneemt, doet er niet toe. Alleen wie hulpeloos is, kan werkelijk bidden.

Daar zit een sleutel waarom het soms niet lukt. Wij zijn van jongsaf gericht op onafhankelijk. Wij leren kinderen om dingen zelf te doen. Onafhankelijk zijn. Niemand vindt het fijn afhankelijk te zijn. Als je dat meegemaakt hebt, dat je hulp moest vragen, dat is heel ingewikkeld.

Gemeente, als ons gebedsleven schraal is, het schiet er zomaar bij in, zou het niet zijn om dat we denken dat we het zelf wel kunnen? Zonder God? Terwijl dat niet zo is. Wij zijn kwetsbaar en vergankelijk. Zonder Hem ben je zonder hoop en doel. In deze brief is het thema hoop heel belangrijk. In verbondenheid met Christus is er hoop. Die verbondenheid moet worden onderhouden. Geen relatie zonder contact. Dat is tussen mensen zo en ook met God. Daarom: volhard! Hou sterk aan in het gebed.

Hoe dan? Dat kan door vaste momenten te hebben. In oude en nieuwe testament onderhielden mensen dat. Regelmaat is belangrijk. Persoonlijk en gemeenschappelijk gebed. De kerk is een plaats van gebed – verzuim niet. Volharden in gebed.

Paulus knoopt daar direct iets aan vast. Gebed en dankzegging. Als de dank ontbreekt, wordt je gebed ziek. Dan draait het om verlanglijstjes. Dank richt zich op God. Op wat Hij schenkt. Zijn grootste geschenk: Jezus Christus. Volhard erin met dankzegging! Een mooie om je in te oefenen. Woensdag is het dankdag. Deze week een oefening om je gebed te verbinden met dankzegging. Danken voor wat God schenkt. Volhard in het gebed. Dat is het eerste appel dat naar ons toekomt. Als je zegt: ik ben daarin achterop geraakt, laat je dan meenemen vanmorgen.

2. Vraag om gebed – we zijn hulpeloos

Paulus vraagt concreet om gebed. Een concreet gebedspunt. Dat is het tweede. Dat is mooi: iemand vragen om gebed. Wil je in gebed aan me denken? Dat vraag je niet zomaar, denk ik. Dat maakt kwetsbaar. Je laat iets van die hulpeloosheid zien. En ook mooi: ik kan het niet zelf, ik verwacht het van God. Paulus doet dat concreet.

Dat is bijzonder in dit gedeelte. Die mensen in Kolosse waren niet zo lang christen. Net de Alpha cursus afgerond en net gedoopt. Paulus schrijft een brief. Hij is de gevorderde christen. Dé apostel. En toch deze grote Paulus vraagt hulp. We zijn hulpeloze mensen. Aangewezen op God en op medegelovigen. We zijn aan elkaar gegeven. Dat vind ik bijzonder aan de christelijke gemeente. Er is hier niet hoger of lager. Ik sta hoger, maar u begrijpt wat ik bedoel. Als we wel zo naar elkaar kijken, is het helemaal scheef. Misschien op de voorgrond, of je schuift achteraan aan. Maar principieel zijn we een. Een in de Heer. Allemaal aangewezen op Hem. Welke plek je in het leven je hebt: hoe veel geld je ook verdiend, hoe vitaal ook. Allemaal aangewezen op Christus.

Paulus had dat geleerd. Ik ben niet meer dan de christenen in Kolosse. In hoofdstuk 1 dankt hij voor hen. Nu vraagt hij gebed.

Waarvoor? In vers 3 staat: dat God de deur van het Woord opent. Je kunt ook vertalen: dat God voor ons de deur voor het Woord opent. Paulus opent de deur, maar de deur van hun leven moet ook open gaan. Dat gebeurt niet automatisch. Dat wist Paulus als geen ander. Hij vraagt gebed. Als ik de woorden breng, luisteren ze niet vanzelf. Ze geven zich niet vanzelf over.

Ik denk dat wij dat allemaal herkennen, toch? Als de woorden van God klinken, als je ze leest, op de Bijbelkring, komen die woorden dan automatisch in je hart? Nee. Zelfs als je je best doet, kan er van alles mis gaan. Misschien realiseer je dat je 5 minuten aan iets anders hebt zitten denken. Afgeleid worden, weerstand, luisterhouding? Je kunt naar de kerk komen en met andere dingen bezig zijn. Daarom is er gebed nodig, zegt Paulus. Wij bidden altijd heel bewust voor de opening van het woord. En ik vraag u om gebed voor de voorgangers. We zijn afhankelijk van de Geest van God. Bidden om open deuren! Ik bid er zelf ook om, dat de deuren van mensen opengaan. Voor de eerste keer echt luisteren naar Christus!

Het geldt net zo goed voor onze roeping in de wereld. Wij mogen ons leven meer delen met mensen die Christus niet kennen. Ik weet ook wel, als je dat gaat doen, dan je er tegenaan loopt hoe weerbarstig dat kan zijn. Als je deelt, dat die ander daar van ophoort en blij van wordt?! Je komt er niet door heen. Misschien bij je eigen zoon of dochter. Die niet meer naar de kerk gaan. Of je beste vriend. Je komt niet verder… Volhard in het gebed, zegt de apostel vanmorgen. Blijf bidden dat deuren open gaan!

Ik vind het mooi om mensen tegen te komen die zeggen dat trouw te doen. Soms al jaren. Ik denk aan iemand die 25 jaar heeft gebeden. Laten wij dat doen. Volharden in het gebed. Blijf bidden voor die collega, vriendin, kind, kleinkind. Bidden dat er ontvankelijkheid komt.

3. Ga wijs en voorzichtig om met mensen

Derde en laatste is dat Paulus nog iets zegt over hoe je kan omgaan met die mensen die je tegenkomt, mensen buiten de gemeente. Vers 5 en 6. Misschien niet zo spectaculair. In wijsheid omgaan. Goede moment kiezen. Woorden spreken die verbinden. Niet heel spannend? Maar daarom niet minder waar!

Buit de geschikte tijd uit. Hij gebruikt het beeld van een marktkoopman. Die weet het moment om naar voren te treden. Inspelen op de behoeften van de klant. Het gaat om het goede moment. Soms in wijsheid je mond houden.

Woorden doen ertoe! Ze kunnen gemeenschap en verwijdering geven. Hoe je benaderd wordt, maakt heel veel uit. Het doet er toe hoe je mailt, appt, praat. Tussen voorschriften over de offers, lees je dat de offers gezouten moest worden. Jezus gebruikte dat beeld ook. Wees het zout. Het leven is een offer voor God. Zo kan er geen ruzie komen. De woorden de je spreekt, moet je als offer zien. Niet zomaar spreken, maar antwoorden op de vragen die mensen stellen. Luisteren, je verdiepen in de ander, nadenken. Zorgvuldig met onze woorden zijn.

En nee, gemeente, Paulus leert geen maniertje. Geen stappenplan voor succes. In Kolossenzen wordt hoog opgegeven van Jezus Christus. Zijn macht en wijsheid. Het gaat om het geheimenis van Christus. Wij kunnen alleen van betekenis zijn als we dicht bij Christus leven. Blijf in Mij! Zonder Mij kan je niets doen.

Ik sluit af met een verhaaltje. James Fraser was 22 jaar. Hij ging naar China om over Jezus te vertellen. Hij kwam in aanraking met een bergstam. In brieven liet hij weten aan mensen thuis in Engeland, wat hij meemaakte. Zijn strijd, teleurstelling en verlangen maakte hij bekend. Wat mooi was, in al die brieven benadrukte hij dat hij zijn werk niet in eigen kracht kon doen. Hij riep op om voor hem te bidden – precies zoals Paulus dat hier ook doet. Hij realiseerde zich, zijn werk mocht geen routine worden. Als God geen deuren zou openen, zou het niets worden. Hij zei: ‘Als ik ergens zeker van ben is het wel dat uw gebeden een werkelijke verandering hebben teweeggebracht in mijn leven en de vervulling van mijn dienst. Dit is ongetwijfeld de zaak waar het op aankomt. Grondig, duurzaam zendingswerk wordt verricht op onze knieën.’ Zo is het. Ook anno 2019. Laten we op onze knieën gaan. Volharden in het gebed. De vrucht verwachten van Jezus Christus. Amen.

Protestantse Gemeente Gouda, St. Janskerk, zondag 3 november 2019, 10 uur. Schriftlezing Kolossenzen 3:22-4:9.