In zijn levensgeschiedenis ziet Jozef achteraf Gods leiding en genade. God heeft het kwaad ten goede gekeerd. Dat is een persoonlijke geloofsbelijdenis, niet zomaar een algemene regel. Op Golgotha heeft God het ultieme kwaad gebruikt om het heilsplan te realiseren. God wordt niet verrast door het kwaad, maar wil het ook in ons leven ten goede doen keren – al kan het zijn dat wij de raadsels van het leven nooit te boven komen.

Broeders en zusters, thuis of hier in de kerk, gemeente van Christus, Jakob is gestorven en begraven in het beloofde land. Maar daarmee veranderen direct ook de verhoudingen in de familie. Want de samenbindende figuur is er niet meer. Daarmee worden de verhoudingen onzeker. Zo kan het bij ons ook gaan rond een sterfgeval. Misschien merkte je dat. Wie neemt nu het initiatief? Hoe houden we contact nu hij, zij er niet is. Een nieuwe verhouding moet ontstaan.

Die broers van Jozef hebben nog steeds een kwaad geweten. Ze herinneren nog die ontmoeting. Hij begon opeens te huilen. Niet zomaar, zachtjes, ingetogen. Jozef durfde zijn emoties te laten zien en te laten horen. Ik ben Jozef, had die strenge onderkoning gezegd. Hij had verteld over die wonderlijke weg. Hij was het middel geworden om een volk in leven te houden. Kom maar hier, had hij gezegd. Kom in Egypte wonen. Hij had ze gekust. In alles, alles had hij laten zien: het is goed. Jullie schuldige verleden, het is bedekt voor mij. Verzoend.

Maar nu is Jakob gestorven. Je merkt, de broers zijn bang. Bang dat Jozef op zijn woorden terugkomt. En kennelijk (vers 16) hebben ze het daar met Jakob over gehad. Of, in ieder geval zeggen ze dat tegen Jozef. Vader, al u er niet meer bent, hoe zal dat dan gaan? Zal de vergeving blijven gelden? Zal hij niet alsnog wraak nemen? Leg het open, zei Jakob. Wees wijs, doe boete. Vraag om vergeving. Eerst indirect – ze sturen iemand anders. Och, vergeef toch (vers 17) – de overtreding van uw broers. Vergeef toch de overtreding. Je hoort de urgentie. Alstublieft. Vergeef toch. Bijna een smeekgebed. En dan opnieuw: Jozef huilde. Er staat niet bij wat voor tranen het zijn. Misschien komt heel die akelige geschiedenis terug. En voelt hij de pijn. Of veel teleurstelling dat zijn broers hem nog niet vertrouwen. Maar er komt ruimte voor een ontmoeting. De broers komen naar het hof. Ze maken zich opnieuw klein. Bieden zich aan als zijn knechten.

Moet je letten op de reactie van Jozef! Wat mij treft is dat hij scherp heeft welke positie hij heeft tegenover God. Een koning in het oude oosten was geen Willem-Alexander. Een koning had veel macht. Hij was weliswaar geen koning, maar veelde het niet. Een machtig mens. Met macht kun je prachtige dingen doen. Maar ook totaal verkeerd gebruiken – dat zien we vandaag ook gebeuren. Macht kan corrumperen. Mensen tot bizarre dingen brengen. Jozef is anders. Hij ziet scherp van wie hij de macht heeft ontvangen – en waarom. Niet om te heersen, maar om te dienen. Als de broers bang zijn zegt hij: sta ik op de plaats van God? Veel machthebbers zien zich als God. Het campagneteam van Donald Trump bracht een video naar buiten: de mensheid heeft een herder nodig dus God gaf ons Trump. Machthebbers die zich zien als God of Zijn plaatsvervanger. De Bijbel is hier heel kritisch op. Jozef kent zijn plaats – ingegeven door God. Zijn macht is hem gegeven – door God. Heel zijn levensweg ziet hij in het licht van God. Dat komt er nog eens bij. Hoofdstuk 45 vers 8, moet je eens kijken: niet jullie hebben mij hiernaar toe gestuurd, maar God. God heeft mij aangesteld als een vader voor de Farao, als een heerser over het land Egypte. Jozef ziet zijn levensweg in Gods licht.

Ook in onze tekst; opnieuw het geloof in Gods leiding. Jullie hadden kwaad tegen mij in de zin, maar God heeft dat ten goede gekeerd (NBV21). Om dit te bewerken: een heel volk blijft in leven.

Een heel bijzondere belijdenis die Jozef uitspreekt. Dit is geen theorie, bijna een lied. Een uitroep van verwondering. Niet vooraf incalculeren; alleen achteraf uitroepen. In het Hebreeuws een woordspeling: jullie hebben kwaad berekend; God heeft het omgerekend ten goede.

Deze bijbeltekst is wel een beetje een klassieker geworden. Een klassieker bij theologen die nadenken over hoe God in deze wereld aan het werk is. Het gaat dan over Gods voorzienigheid. De leer die zegt dat God alles in Zijn handen heeft. Dat Hij deze wereld niet alleen geschapen heeft; maar ook blijft zorgen. In dat zorgen wordt God niet verrast door het kwaad – dat weet Hij op te nemen.

Een godsdienstfilosoof vergeleek het met een schaakgrootmeester. God aan de ene kant, de mens aan de andere kant. De spelers. Sommige mensen doen goede zetten. Andere werken tegen en proberen Gods plannen te dwarsbomen. Zij bedenken kwaad – in de woorden van Jozef. Welke kwade plannen ze ook beramen; Gods plan wordt hoe dan ook uitgevoerd. Hij kent alle varianten. Hij zal de overwinning behalen. Jullie hadden kwaad bedacht!

Let op: kwaad blijft kwaad. Zonde blijft zonde. Ook als God het ten goede gebruikt. Het kwade is niet goed te praten. De zonde is niet goed te praten. Maar God wordt daar niet door verrast. Hij weet die kwade daden op te nemen in Zijn plan.

Hoe was dat bij Jozef gegaan? De kinderen kennen het verhaal. Hij wordt in de put gegooid. Als slaaf wordt hij verkocht. Dat was kwaad; helemaal niet goed. Daarmee hield het niet op. Jozef werd onterecht van overspel beschuldigd. Een vrouw zei gewone dingen. Dat was kwaad; niet goed. Toch komt Jozef via die weg uiteindelijk aan het hof van de Farao terecht. Door zijn plan blijft het volk Egypte in leven en zijn familie, het volk van God. God heeft het kwade ten goede gekeerd. Terugkijkend kan je geen andere conclusie trekken.

Je kunt meer van zulke voorbeelden noemen (als je aan de bijbel denkt). Denk aan het verraad van Judas. Dat is niet goed te praten. Verschrikkelijk: verraad van zijn Heiland. En tegelijkertijd neemt God het op in zijn plan. Of wat Petrus zegt in Handelingen 4: Herodes en Pilatus die samenspannen. Dwars daardoor heen realiseert God Zijn heilsplan.

Nou zou ik wel benieuwd zijn wat die woorden bij u oproepen. Wat doet die tekst met je? Hoe verhoud je je zelf daartoe? Misschien herken je er iets van, als je terugkijkt in je leven. Ja, ja, zo was dat bij mij. Die crisis die ik meemaakte. Misschien dat moment dat ik werd ontslagen. Of dat conflict in de kring van de familie. Onrecht dat mij werd aangedaan. Ik ging er bijna aan onderdoor. Ik ben er niet slechter van geworden; ik ben er doorheen gekomen.

Die belijdenis van Jozef gaat allereerst over kwaad dat mensen elkaar aandoen. Ik zou het willen verbreden. Er is kwaad, moeite, zorg die niet rechtstreeks bij mensen vandaan komt. Denk aan een ziekte. Of verlies dat je lijdt. En toch kun je dan ook de ervaring hebben die die dichter verwoordt: het was pijnlijk, maar in het donkerste dal was ik niet voorbij. Al moet ik door het doodsravijn, Uw staf geeft veiligheid. Misschien ga je een stap verder: dat kwaad, die moeite, die pijn, dat verlies, uiteindelijk heeft me dat zelfs een rijker mens gemaakt. Ik ben nooit vergeten hoe ik als student theologie alvast pastoraal werk deed. Ik sprak een vrouw – ze had een lange periode van ziekte achter de rug. Had haar veel gekost, ze moest veel inleveren. Ik had het niet willen missen, zei ze, ik ben er dichter bij God door gekomen. God is erbij, ook in de duisternis. Hij maakt het kwade goed; Hij is het die u hoedt. Dat is bijzonder, als je die ervaring hebt. God die het kwade gebruikt om er iets goeds uit te laten komen. Ik heb er iets uitgehaald, iets goeds.

Maar nu haast ik me ook, gemeente, om iets anders te zeggen. Wat Jozef hier belijdt is niet zomaar een algemene regel. Het is een persoonlijke belijdenis. Misschien vind je deze woorden daarom ingewikkeld. Misschien beleeft u het heel anders. Het leven kan diepe wonden slaan. Mensen kunnen elkaar verschrikkelijke dingen aandoen. Verlaten door je man of vrouw. Gepest – je voelt het nog steeds. Je carrière werd gebroken door een arbeidsconflict. Of het ligt in de familie al jaren overhoop. Je kunt er geen enkel licht in ontdekken. Misschien verloor je een kind. Of leef je jarenlang met een ziekte. Je zit al heel lang thuis – er zit geen enkele verbetering in. Hoe goed je je best doet, misschien doe je nu extra je best, maar je kunt er niets positiefs in ontdekken. Een crisis kan iemands leven zo diep inslaan, dat je er nauwelijks meer bovenop komt. U voelt wel, die belijdenis van Jozef kan je niet zomaar aan elkaar voorschrijven. Je kunt niet zomaar zeggen: wat jij meemaakt, zal ongetwijfeld ook ergens goed voor zijn. Het kwade zal iets goeds uitwerken. Zeker, achteraf kan dat blijken. Maar denk toen Jozef in de put zat of in de gevangenis: dat zullen grote raadsels voor hem zijn geweest. Pas na jaren zullen de puzzelstukjes op z’n plek zijn gevallen. Pas na jaren zie je soms maar iets van Gods leiding. Ook dat: geen algemene regel. Sommige mensen zitten tot de dag van hun dood met de brokstukken, raadsels, vragen. Ik denk aan een man, in de tachtig, altijd in tranen als het over zijn dochtertje ging: voor een auto gerend, aangereden, gestorven. Niet altijd wordt Gods leiding zo zichtbaar als hier bij Jozef.

Wat zegt het je dan? Als ik er zelf niets van merk? Ik las artikel 13 van de NGB door – een van onze belijdenisgeschriften. U moet het zelf maar eens bekijken vandaag. Daarin gaat het over Gods voorzienigheid. De zorg van God voor de wereld en ons mensen. Wat mij trof – daarin wordt duidelijk gezegd dat niet alle raadsels worden opgelost. Er wordt ook gezegd dat er een grens is wat je met je menselijk verstand kunt bevatten. Over wat je overkomt – daar gaat het in de preek over. Maar ook breder, als we denken wat er gebeurt in de wereld. Aanslagen, uitbuiting, oorlog, ellende. Niet te vatten, onbegrijpelijk – hoe kan je dat rijmen met de zorg en liefde van God. En toch, toch wordt in artikel 13 gezegd: deze leer schenkt ons een onuitsprekelijke troost. Hoe kan dat? Omdat wij een God hebben die met Vaderlijke zorg over Zijn kinderen waakt. Hij wordt niet verrast door het kwaad.

Dat bleek aan het kruis. Het kruis op Golgotha. Als er ergens kwaad gebeurt, dan is het daar. Het grootste en meest verschrikkelijke kwaad. Weerstand en vijandschap tegen God. Zonde, schuld, pijn. Allemaal op Gods Zoon gelegd. En daarmee lijkt het alsof het kwaad voorgoed heeft gewonnen. Alsof er nooit meer licht, leven, hoop, vergeving zal zijn. Alles lijkt afgelopen.

Maar het is anders. Goddank. In het grootste kwaad wordt God niet verrast. Ze kunnen Zijn voornemen niet tenietdoen. Het grootste kwaad wordt in dienst gesteld van het grootste goed. God neemt in Zijn Zoon het kwaad op zich. Op de derde dag zegt Hij: jullie hadden kwaad tegen Mij bedacht, maar Ik heb dat ten goede gekeerd. Christus staat op uit de dood. Het wordt Pasen. Het kwaad wordt in de knop gebroken. Het leven komt aan het licht. Een nieuwe morgen. Nieuwe gemeenschap tussen God en mens. Dat maakt alles anders. Als ik leef met Christus, ben ik verbonden met dat nieuwe leven. Dan kan het zijn dat ik niet boven de raadsels kan uitkijken. Vol met vragen – tot mijn laatste dag. Je leven stukgemaakt, een diep verdriet met je meedraagt. Er is ook een andere werkelijkheid: ik ben van Christus. Hij is erbij! Hoe onbegrijpelijk ook. Ik ben van Hem. Ik ga mijn weg niet alleen.

Het is wel bijzonder hoe soms de dingen bij elkaar komen. Ik was deze week bij een orgelconcert in Kampen. Daar werd een stuk van Liszt gespeeld: ‘Weinen, Klagen, Sorgen, Zagen’ (Wenen, weeklagen, zorgen, vrezen). Hij componeerde dat na het overlijden van een zoontje. Later zou hij een dochter verliezen. Het stuk – duurt bijna 20 minuten – vertolkt radeloosheid. Een orkaan van emoties die je als mens kan overkomen. Het eindigt met een koraal waarin alles, om zo te zeggen, tot rust komt: ‘Wat God doet, dat is welgedaan, daar laat ik het bij blijven. Al moet ik door de engten gaan waar mij de dood zal drijven als God mij leidt kan ik de tijd van duisternis verdragen: ik zal zijn licht zien dagen.’

Hier en nu, soms zomaar, Gods licht in jouw duisternis. Dat is nog niet alles. God belooft een heerlijke toekomst aan Zijn kinderen. Het kwaad heeft niet het laatste woord. Integendeel. De opstanding is dé garantie eenmaal alle kwaad wordt vernietigd. Dwars door de dood heen is er leven. Er is eeuwig leven. Daarom zeg ik het mee met de apostel Paulus: ‘Want ik ben ervan overtuigd dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch krachten, noch tegenwoordige, noch toekomstige dingen, noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde van God in Christus Jezus, onze Heere.’ Lof zij U, Christus, in eeuwigheid. Halleluja. Amen.

Amen.

Als ik, omringd door tegenspoed,
Bezwijken moet,
Schenkt Gij mij leven;
Is ’t, dat mijns vijands gramschap brandt,
Uw rechterhand
Zal redding geven.
De HEER is zo getrouw, als sterk;
Hij zal Zijn werk
Voor mij volen – den,
Verlaat niet wat Uw hand begon,
O Levensbron,
Wil bijstand zenden.

– Psalm 138 vers 4 (berijming 1773)

Hervormde Gemeente Reeuwijk, Dorpskerk, zondag 25 augustus 2024, 9.30 uur. Schriftlezing Genesis 45:1-15 en Genesis 50:15-26.