De oude apostel Johannes valt als dood aan de voeten van Jezus, als Hij aan hem verschijnt. De Paasboodschap is echter dat Christus dood geweest is en nu leeft. De eeuwig levende is dood geweest. Voor Hem is de dood voorgoed voltooid verleden tijd. En daarom mag en moet Johannes ook leven, en al Gods kinderen. Ik leef, zegt Jezus. Ik leef om u het leven te geven. Ik heb de dood en eeuwige duisternis voor Mijn rekening genomen. Opdat u mag zeggen: ik ben het eigendom van Christus in leven en sterven. Buiten Jezus is echter geen leven, maar een eeuwig zielsverderf. Dan is waar: ik heb ooit geleefd, in plaats van: ik ben dood geweest.
De verschijning van Jezus aan de oude apostel Johannes
… en de Levende, en Ik ben dood geweest en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels van het rijk van de dood en van de dood zelf…
– Openbaring 1:18
Gemeente, zoals u hier in de kerk zit, met een hele kleine vertegenwoordiging en de gemeente thuis, de term ‘onzichtbare kerk’ krijgt voor ons een nieuwe betekenis. Toch zijn we voortdurend zichtbaar voor de Heere die ons opzoekt. De gemeente is toch samen onder het woord van het leven. We mogen dat woord tot bemoediging en vertroosting horen.
Johannes hoorde het ook in een soort lockdown. Eenzaam, afgesloten. Op een eiland. Bij Griekenland. Zeker vanuit de geweldige ervaring zal hij zich in die afgeslotenheid verdrietig hebben gevoeld.
Het was de dag des Heeren. De zondag. Opstandingsdag. Misschien wel heel vreemd gisteren. In de geslotenheid. Maar misschien dichterbij de eerste paasdag dan wij ooit hebben meegemaakt. De Heere zocht de discipelen op. Dat doet Hij. Zo is Hij. Hij zoekt mensen die opgesloten zitten in verdriet, twijfel, ongeloof. Om als de levende zo krachtig te spreken. Dat het vreugde wordt voor degenen die het horen. Daarom is deze dag een geschenk. God zoekt ons.
Dat geldt ook in het woord van de verkondiging. U hebt dat ongetwijfeld eerder gehoord. Eerder over gepreekt. Nabetrachting van Pasen. Jezus die tot Zijn dienaar komt. Zijn dienaar die als dood aan Zijn voeten ligt. Als Ik dood geweest ben, maar leef, dan moet jij opstaan.
Een bekend woord. Maar ook vreemd en wonderlijk. Ongelofelijk toch! Een dode die zegt dat Hij is opgewekt. Een levende die zegt dat Hij dood is geweest. Dat is op zich een absolute onmogelijkheid. Hoe kan je spreken over de dood als in voltooid verleden tijd. Ik was dood. Maar Ik ben dood geweest. Welke mens heeft het kunnen navertellen? Hij wel! Deze unieke mens. Zoon des mensen. Die ook de Zoon van God is.
Straks zal er wel van ons gezegd worden dat we geleefd hebben. Maar straks zijn we dood. Het zal over ons gezegd worden. Als we overleden zijn. Levend geweest. En nu dood. We kunnen het zelf niet vertellen. Degenen die om ons treuren moeten het zeggen. Het leven is eruit.
Het is zo uniek en bijzonder. Het is een hemelse gestalte die hier verschijnt, maar we mogen niet vergeten wat we beleden hebben. Hij is een mens geworden om onze zaligheid. Christus verschijnt hier in hemelse glans, maar is dezelfde als die geboren werd in Bethlehem. Hij kwam bij ons heel gewoon. De mensenzoon.
Hij kan inderdaad over de dood spreken in de zin van voltooid verleden tijd. Nog nooit iemand teruggekeerd? Hier wel! Er zullen er volgen. Als ik van Hem ben, mag ik straks dat ook zeggen.
Ik moet denken aan een woord dat ik las, al wat langer geleden. Van ds. Kalf. Hij zegt in een preek: ‘Straks zullen de mensen zeggen dat ik dood ben. Maar geloof er niks van. Eén is er dood geweest: mijn Heiland. Dan mag ik niet dood blijven.’
Johannes, sta op. Je mag leven. Dat is de kern van de Paasboodschap. Geschrokken is Johannes. Hij voelt de rechterhand op zich. Hij hoort het woord. Hoor je het? Als Ik dood geweest ben, mag u niet dood blijven. De dood is bij Mij verleden tijd. Dat is wat we mogen horen. Daarvoor zijn we hier. Om Jezus te horen zeggen. Waar je niet bij kunt. Je hoeft het niet te proberen te bewijzen. Het getuigenis zegt genoeg. Ik hoop dat dat vandaag voor mensen iets wordt: ik zou het graag willen weten. Dat het echt zo is. Dat de dood het laatste niet is. Maar ook dat de dood nu al verleden tijd is.
Jezus leeft en wij met Hem. Helaas zijn er velen die dat niet geloven. Het gaat ook tegen de waarschijnlijkheid van onze ervaring in. Maar ook mensen die beter zouden moeten weten. Ja maar de Paasboodschap is niet dat het graf echt leeg was. Nee, het is meer dat de discipelen (ze waren verdrietig) dat ze daarna een soort troostverhaal verzonnen. Dit kan niet alleen maar wezen. Hij leeft in ons voort. De opstanding moeten wij levend houden. Zo hoor je preken. Wij houden de gedachtenis van Jezus levend. Omdat wij over Hem spreken. Als dat alleen Pasen was?! Ik ben bang dat de kerk er allang niet meer was. Niet lang meer zou blijven.
Jezus leeft niet voort in onze herinnering, enthousiasme, omstandigheid. Nee. Hij komt tot ons. Vanuit de overkant. Als wij het niet geloven kunnen. Er niet bij kunnen. Hoe kan dat nou? Dood geweest?! Ik ben dood geweest.
Er zijn drie dingen die ik nog wil onderstrepen.
- Een eeuwig levende is dood geweest.
- Hij leeft om doden het leven te geven.
- Hij heeft de macht over de dood gewonnen
1. Een eeuwig levende is dood geweest
Ik ben de levende, zegt Hij. Ik ben die leef. En Ik ben dood geweest. We moeten goed luisteren hoe Hij het zegt. Jezus zegt niet alleen dat Hij levend is. Dat ziet Johannes wel. Hij ziet een geweldige verschijning, hemelse gestalte, majesteit en glans. Een manifestatie van God zelf. Zoals in het oude verbond als mensen de engel van God zagen. Dan zeiden mensen: dat kunnen we niet aan. Denk aan de vader van Simson. Ze zouden een zoon krijgen. Hij kreeg door: dit is een engel van God. Hij schrok zich dood. Als God zich zo bekendmaakt… Daar kunnen wij alleen maar dood neer vallen. Die vrouw zei, zou God onze dood willen met zo’n boodschap?
Jezus is ook de mens. Geen engel geworden na de opstanding. Hij is de gestorvene die is opgestaan. Johannes ziet het Lam, dat symbool, staande als geslacht. Een Lam dat geslacht is, staat niet meer. Hij wel. Krachtig als overwinnaar.
Hier verschijnt Hij als de Heer van Zijn kerk. Met de sterren in Zijn hand. En met dat vertrouwde. Als een lieve vriend. In alle teerheid. Jij hoeft niet dood te liggen. Ik ben dood geweest, dat weet je toch?
Een paar dagen terug nog aan het kruis. Johannes was oud geworden, maar hij was er nog voortdurend op betrokken. Ik ben dezelfde! Ik ben de Levende. ‘Ik ben.’ In Johannesevangelie zijn de ‘Ik ben’-uitspraken wat Hij is voor hen. Goddelijke ‘Ik ben’. De naam van de Verbondsgod. Niet alleen maar een mededeling over Hemzelf. Nee echt een mededeling: mede deling. Ik ben de dokter, als ik gewond op straat ligt, die komt om mij te helpen. Het is niet alleen fijn te weten dat diegene dokter is. Ik ben de Levende. Als je Mij ziet, weet jij het ook.
2. Hij heeft macht om doden het leven te geven
De dood is verleden tijd. Wie Jezus ontmoet, ontmoet het leven. Die ons het leven geeft. U zult leven. Hij is dood geweest. De dood is verleden tijd.
Maar buiten Jezus, ja dan is het precies omgekeerd. ‘Buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf,’ zoals een oud versje zingt. Een leven zonder Jezus zal straks ook voltooid verleden tijd zijn. Wat is je leven zonder deze ontmoeting en aanraking? Wie kan dit zeggen , straks, ik ben dood geweest. Mensen die zonder God leven moeten zeggen: ik ben levend geweest.
Wat was het? Mooi, lang, interessant, moeilijk? Mensen die terugkijken op hun leven: ik heb een mooi leven gehad. Straks is het voorbij. Dat is een onverdraaglijke gedachte. Ook in onze tijd. De dood sluipt rond. Mensen hangen vast aan het leven. Straks is het voorbij. Veel dichters zijn er door geïnspireerd. Ik denk aan dichters van tijden geleden. Bijvoorbeeld aan een gedicht van de bekende dichter J.C. Bloem:
‘Denkend aan de dood kan ik niet slapen,
En niet slapend denk ik aan de dood,
En het leven vliet gelijk het vlood,
En elk zijn is tot niet-zijn geschapen.’
Benauwde werkelijkheid. ‘Voorbij, voorbij’ staat op zijn graf. Ik denk aan Marsman, een levensgenieter, zei men. Het hier en nu. Je moet nu leven. Groots en meeslepend leven. Die bekende dichter Marsman, hij deed alsof hij geen last had van de dood. Straks is het voorbij. Soms had hij iets van dat bijbelse perspectief:
‘Tussen dit ogenblik en mijn dood
ligt misschien een lang leven;
ook een groot?
de hoop daarop heeft mij allengs begeven;
maar is het groot of klein niet om het even
voor wie gelooft dat wij pas met de dood
gaan leven?’
Als ik ooit de gelegenheid had gehad Marsman te spreken zou ik zeggen: je weet het bijna. Wij gaan niet met de dood leven. Maar nu al. Als Christus ons ontmoet.
De dood is niet een natuurverschijnsel. Wij zijn geschapen om te leven. Hier al en nu al. Niet nadenken over de dood op je sterfbed. De dood komt een keer, dat ik sterven moet, maar als Jezus zegt: Ik ben voor jou dood geweest, dan mag ik zeggen: dan zal ik toch echt niet meer sterven. Paulus zegt ook wel dat het de laatste vijand is. Het is wel zo dat de dood een gepasseerd station is. Ik leef, zegt Jezus. Ik leef om u het leven te geven. Ik heb de dood en eeuwige duisternis voor Mijn rekening genomen. Opdat u mag zeggen: ik ben het eigendom van Christus in leven en sterven.
3. Hij heeft de macht over de dood gewonnen
Hoe kan een christen dat zeggen? Ik leef weer! In de tegenwoordige tijd. Dat zegt Hij. Ook om het leven weer te geven. Het leven is met de dood achter de rug tot God gaan. Niet de eeuwigheid als miljoenen of miljarden jaren. De eeuwigheid is de werkelijkheid van God. Mijn schuld en mijn dood heeft Hij gedragen. Adam en Eva wilden een eigen leven, het werd hun dood.
Hij nam de dood voor Zijn rekening. Voor mij. Dan is het toch waar was een bekende zanger (Ramses Shaffy) zingt: ik zal wel sterven, daar kom ik niet onderuit, laat mijn liedjes dan maar zwerven. Nee! Ik zal wel sterven. Maar ga niet meer dood. Mijn levende Heiland zorgt voor mij. Zelfs als ik de dood in ga. Een levensverzekering! Een premie die nu al uitbetaald wordt. Jezus leeft en wij met Hem. Tot in alle eeuwigheid.
Als Hij niet voor zichzelf gestorven is, en dat is Hij niet, dan is Hij ook niet voor zichzelf opgestaan. Hij richt ons op met Zijn rechterhand. Het geloof geeft ons zo een nieuw leven. Een opstandingsleven. Niet dat je het zelf vast kunt houden. Soms lig je gekneld in banden van de dood. Maar als je Hem aanroept. Hij zegt iets waar ik niet bij kan. Ik zal niet sterven, maar leven. Want Hij is dood geweest.
Ik moet denken aan een persoonlijke ervaring. Mijn ouders zijn oud geworden. Ben ik dankbaar voor. Ik denk vandaag aan oude mensen – als je als een onaanraakbare wordt. Er is geen gevaar als God er is. Ik zal je niet begeven. Ik was dankbaar dat ik rond het sterfbed mocht staan. Net op tijd – niet in deze tijd. Ik herinner me dat mijn moeder (erg ziek, veel pijn) uit het ziekenhuis in Gouda thuis kwam om te sterven. Ik sloot de dag met mijn vader en moeder. Mijn moeder was een lieve gelovige vrouw. Niet zo heel getuigend met veel woorden. Maar ze leefde uit de hoop. Ik vroeg, mama, wat is nou je tekst? Zonder enige aarzeling zei ze: ik zal niet sterven maar leven en de werken van de Heere verkondigen. Door Hem! Zo ontroerend om dat te horen.
Ik merkte iets van heel lang geleden uit mijn eigen leven. Een woord uit Psalm 118. Ik zat op de lagere school. Ik had astmatische bronchitis. Zat dus thuis. Mijn moeder had boeken om te lezen. Spiegels ook, tijdschriften. Op een dag kreeg ik een boek, martelaren boek, er was iets dat zo indruk op me maakte. Ik zocht het onlangs. Vond het toen mijn vader stierf. Een plaat van een man die werd gearresteerd op zijn bed. In de tijd van de Tachtigjarige Oorlog. Vreselijk. Die man zat rechtop in zijn bed. Ik zal niet sterven maar leven, stond er onder. Ik vroeg, hoe kan dat nou? Toen vertelde mijn moeder: Jezus is gestorven. Dat kwam terug op het sterfbed. Dat woord was daar.
Niet voor het laatste moment van ons leven bewaren. Maar het is heel het leven zo, dat de dood verleden tijd mag zijn. Niet op onszelf zien. Anders lijken we op Petrus. Ik sterf voor U?! Ach, lieve jongen. Ik heb voor jou gebeden. Kijk naar Mij. Luister naar Mij. Wat er ook in je leven komt!
Ik heb de sleutels van de dood zelf. Ik vind dit niet zo goed vertaald in de HSV; al snap ik dat ze het anders hebben vertaald. In de Statenvertaling: van de dood en de hel. Wij denken dan aan de helse straf. Het eeuwige oordeel, voor degenen die niet wilden dat God Koning over hen zou zijn. Hel kan ook het rijk van de doden zijn – waar mensen altijd in de dood zullen moeten zin. De duisternis van de dood, ze voorgoed opsluit. Wij weten niet hoe dat zal wezen, wel dat dat verschrikkelijk zal zijn. Mist en duisternis – voor altijd. Moet je niet aan denken. Of juist wel. Hij wil ons er juist voor bewaren en ons ervan bevrijden. Als we er bang voor zijn, dat we uiteindelijk in die buitenste duisternis verdwijnen en we er bang voor zijn dat we daar zullen verdwijnen en de deur achter ons dicht valt. Ik wil niet dat je verloren gaat, zegt Jezus. Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk. Als die vrees er is, niet de duivel of jijzelf heeft de sleutels. Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk. Als je vast zit, vraag het aan Mij. Ik doe het open. Maar als je daar wilt blijven, dan gaat het echt dicht, blijf je ook buiten. Die ernst is er, als Jezus aan het eind van de tijden zegt: Ga weg van Mij. Je hebt niet gewild dat Ik koning over je zou zijn. Je wilde niet dat Ik je leven zou zijn. Dat is het ergste wat er is. Daar wil God ons van laten dood schrikken. Opdat we het leven in Hem zouden vinden.
Hij heeft alle macht in hemel en aarde. Hij heeft de sleutels Hij opent en sluit. Wie dichtbij Hem is, naar Zijn Woord luistert, hoeft niet bang te zijn. Die wordt niet opgesloten. Die wordt meegenomen in de vrijheid van dat leven waarin Hij ons thuisbrengt bij Zijn Vader. Want Hij zegt: Laat de dood nou maar aan Mij. Ik heb jouw dood voor Mijn rekening genomen. Neem Mijn leven zoals Ik het je geef. Ik leef en jij (hoor je het, het is een belofte en een bevel!) zult leven. Amen.
Gods rechterhand is hoog verheven;
Des HEEREN sterke rechterhand
Doet door haar daân de wereld beven,
Houdt door haar kracht Gods volk in stand.
Ik zal door ’s vijands zwaard niet sterven,
Maar leven, en des HEEREN daân,
Waardoor wij zoveel heil verwerven,
Elk, tot Zijn eer, doen gadeslaan.– Psalm 118 vers 8 (berijmd, 1773)
Hervormde Gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, maandag 13 april 2020 (Tweede Paasdag). Online dienst i.v.m. maatregelen Coronavirus. Schriftlezing Openbaring 1:9-18. Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel.