In Genesis 4 zien we wat er van de mens(heid) na de zondeval is geworden. Eva roept trots uit dat ze een zoon heeft voortgebracht. Hij zal het wel gaan maken. Kaïn komt op het idee om een offer te brengen – niet zozeer voor God maar voor zichzelf. In woede doodt hij zijn broer Abel. God blijft op zoek naar verloren mensen – naar moordenaars. Adam en Eva hebben opnieuw gemeenschap – ze verloren Abel aan de dood en Kaïn aan het leven – en dan wordt Seth geboren. Seth brengt Enos voort. Een kwetsbaar, broos, sterfelijk mens. Zulke mensen gaan, aan het einde van het hoofdstuk, de naam van de Heere aanroepen. Ze zijn dat niet waardig – het is misschien zelf onheilig en ongepast, als we zien op wat er van de mens(heid) terechtgekomen is. Echter mogen we dankzij Christus weten dat een ieder die de Naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden.

De bekering van Eva

Gemeente, Genesis 4 is eigenlijk een heel bijzonder hoofdstuk. Je zou kunnen zeggen: in een hoofdstuk, het ene hoofdstuk, een schets hoe het nu verder gaat in de geschiedenis van mens en wereld. Een samenvatting van de mensheid buiten het paradijs. Er staat veel meer in de Bijbel. En er is veel gebeurd in de geschiedenis. Die is ook nog niet afgelopen. Vandaag ziet alles er anders uit. Maar toch, de grote trekken van dit hoofdstuk – het wordt verteld ter ontdekking. Dat we in de spiegel kijken. Hoe gaat het met de mens buiten het paradijs. Daarin leven wij nog steeds. Een mensengeschiedenis.

De opbouw is niet toevallig. In mijn voortgaande lezing van de Schrift – als emeritus is lectio continua lastig (Calvijn deed dat ook), als je geen gemeente meer hebt. Maar er is een lijn. Het kwam op mijn hart. Bij begin beginnen. God en mens. Mens en God. Hoe is dat nou? In de omgang met de Heere buiten het paradijs. Je ziet elke keer hetzelfde patroon.

Ik preekte over het begin. Het merkwaardige van Kains geboorte. Het trof mij dat je aan het einde een andere Eva tegenkomt. Dat is de verrassing. Eva heeft wel wat geleerd. En Adam ook. Door wat er is gebeurd. Begin. En eind.

Ik weet niet of u wel eens gehoord heeft van een beroemde Amerikaanse-Engelse dichter, T.S. Eliot. Niet de makkelijkste dichter. Modern. Van atheïst overtuigt christen is geworden. Eliot is gaan zoeken naar zijn oorsprong. Zijn familie, puriteinen, kwamen uit East Coker. In een gedicht verwerkte hij dat. Zijn geboortedorp. Daar kom ik vandaan. Hij ligt er begraven. Bij zijn grafteken zie je: ‘In my beginning is my end.’ In mijn begin zit mijn einde. Een eenvoudig graf. En dan: ‘In my end is my beginning.’ Dat is een oude spreuk. In mijn eind ligt ook mijn begin. Zouden de mensen vandaag dat nog zo zeggen? Veel mensen hebben het wel over begin: een doel, wat wil ik? Maar aan het eind niets meer. Tussen begin en eind ligt een leven. Een lang leven misschien. Een groot leven? Marsman dichtte:

Tusschen dit oogenblik en mijn dood
ligt misschien een lang leven;
ook een groot?
de hoop daarop heeft mij allengs begeven.

Diezelfde Marsman kon er niet altijd bij: ‘Wat is er aan het einde nog?’

Het begin van Genesis 4 en het einde! De Geest wil ons meedenken. Mozes vertelt. Toen er geen hoop meer was, toen begon men de naam des Heeren aan te roepen. Hoe bijzonder is dat! Als thema van de preek zie ik, in die overgang van begin naar einde van het hoofdstuk, de bekering van Eva. Zo zou ik het willen noemen. (1) Bij een nieuwe geboorte. (2) Een nieuw type mens. (3) Een nieuwe aanbidding.

1. Een nieuwe geboorte

De Heere neemt ons mee vanavond naar het begin. Mozes vertelt het niet, maar waar zijn Adam en Eva gebleven? Er stond een engel met een vlammend zwaard. Ze konden niet meer naar die boom van het eeuwige leven. Wat erg als je eeuwig zou kunnen leven in verzet tegen God! Ze gingen weg. Ze leefden bij de hof van Eden. Eden betekent aangenaam, lieflijk. Ik denk er altijd aan als ik zo’n hotel Eden zie. Ze bleven er wel hangen. Zou de poort weer open gaan? God heeft toch iets beloofd? Ze zitten daar buiten het paradijs te wachten. Tot God die enge slang voor goed de slang zal vermorzelen. Misschien goed met verlangen en nood en heimwee bij Eden te blijven.

Kaïn deed dat niet. Die ging weg van het aangezicht van de Heere. Buiten die poort was iets van het aangezicht van God. God kwam ons achterna met Zijn belofte om ons te troosten (NGB). Laat ons dat beschaamd maken. Kaïn ging weg (vers 16). Die ging verder. Die bleef niet wachten. Die ging zijn eigen leven leiden. Wat een verschil.

Dat spreekt in dit hoofdstuk. Vandaar dat tussen begin en eind (tussen die verschrikkelijke dingen), Adam en Eva hebben dat meegemaakt. Wat deed dat met ze? In het begin zien we een trotse moeder. Toen Kaïn geboren werd, leek alles goed te gaan. Het duurt niet zo lang of het is zoals vroeger? Dit is hem, dit is die held die ons verlossen zal. Maar ja… Wist Eva veel wat Kaïn zou worden.

Ik heb de indruk dat Eva er misschien ook wel schuldig aan was. Ik weet niet of dat eerste woord puur positief is geweest. Hoe hebt u dat altijd gelezen? Eva een dankbare moeder. Wat doen moeders, vaders? De Heere gedankt. Leven gaf en leven spaarde. Ik heb een man van de Heere ontvangen. We noemen hem Kaïn. Het aparte is, dat vereist dat je het leest van de grondtekst, dat het zo eenvoudig er niet staat. Ik heb een man verworven, gekocht kan ook, ik heb iets voor elkaar gekregen. Kijk dit kind eens. Ik heb dat gepresteerd. Ik heb zelf er alleen maar bij gestaan. Meegemaakt. Je staat er bij. Je ziet de pijn van de moeder. En ook de trots. Er zijn vrouwen die dat weten. Mooi en prachtig. Dit hebben we toch wel voortgebracht. Zit in de natuur? Eva zegt eigenlijk zoiets. Apart dat er niet staat: een man gebaard. Niet een kind. Kaïn. Een smid. Die kan alles maken. Keken ze in de tijd van de bijbel tegen op. Een stukje staal en ijzer, maakt hij iets van. Dit is een man die iets kan. Of staat er eigenlijk, Heere we moeten ons verootmoedigen, maar we hebben toch nog iets gepresteerd? Met of eigenlijk tegenover de Heere. Met andere woorden, ik hoor dat woord als een triomfkreet van Eva. Geen verootmoedigende uitroep over de gratie.

Ik begrijp dan ook die tweede, die is het dan niet. Abel was waarschijnlijk de tweelingbroer. Staat dat er? Nou er staat letterlijk in het Hebreeuws, in de HSV staat het niet goed (opnieuw). De bevalling was nog niet klaar. In dezelfde baring. Verwekt op hetzelfde moment. Zoiets staat er. De bevalling was nog niet klaar. Als Kaïn het is, dan is die andere ook wel wat, maar niet nodig, lucht, ijdelheid. Geen verwachting van. Tweelingbroer, alter ego. Niet opnieuw gemeenschap tussen Adam en Eva en ze werd zwanger. Nee, ze ging verder met baren. Maar van die tweede hadden ze geen verwachting.

Daar ligt het punt. Dat kan bepalend zijn geweest voor hoe Kaïn zich later gedroeg. Ik ben de man. Van mijn broertje moet je maar niet zoveel verwachten. Hij loopt maar wat rond met zijn kudde. Kaïn is de man van de cultuur. Zo zagen Adam en Eva hem. Vanuit dat zelfbeeld geloof ik ook dat het mis gaat in de relatie met God. Kaïn is wel de eerste die een offer brengt. Hebt u dat ook opgemerkt? Kaïn kreeg die gedachte! Had hij God echt nodig? Of wou hij zichzelf bewijzen? Kijk eens hoe goed ik ben, God. U kunt mij niet missen. Ik ben heel goed. Iets anders is: wilt U alles voor mij betekenen?

Abel doet ook mee. De Heere neemt Abel en zijn offer aan (en Kaïn niet). Dan wordt Kaïn boos. God bemoeit zich met Kaïn. Het gaat Hem ter harte. Hij waarschuwt hem. Zo moet je dat niet doen. Het goede doen. Ik offer toch? Nee. In je ootmoed en nederigheid zeggen: het gaat om U. Dan hoef je niet je hoofd te laten hangen. Als je dat niet doet, kijk uit, de zonde grijpt je naar de keel. Lang verhaal kort, we weten wat er van kwam. Verschrikkelijk. In de ruzie slaat hij zijn broer doet.

Opnieuw laat de Heere hem niet zomaar gaan. Hij ontdekt hem eraan. Hij roept tot de orde. Waar is je broer? Onverschillig: ben ik de hoeder? De Heere weet het! En dan dat oordeel. God zegt, je ontvangt de vloek. Je kunt niet meer fijn je leven leven. Onrust komt in je leven. Afgelopen met: wat ben ik goed en ik kan alles. Kaïn merkt dat. Komt hij in de schuld? Nee. Er zal geen vergeving meer zijn? God zegt dat niet. Er is voor de grootste zondaren vergeving. Een van die moordenaars, een nakomeling van Kaïn, kwam erachter. Wilt U aan mij denken? De onschuldige Heiland zei, Ik zal niet alleen aan je denken, je gaat met Me mee naar het paradijs. Voor Kaïn hoeft het niet meer.

Kaïn is wel bang. Zo gaat het als er geweld is. God geeft een teken – wat dat was, weten we niet precies. Je moet wel gaan zwerven. Je eerstgeborene is vastgelopen, Eva. Kaïn mag blijven leven. Al is het in het zwerfland. Dan gaat hij weg – in plaats van dat hij blijft. Hij gaat dan, onvoorstelbaar, de man van de cultuur worden. Hij is nog niet weg of hij gaat zijn stad bouwen. Daar kan hij zich verschansen. Die stad noemt hij naar de naam van zijn zoon. Er waren dus meer familieleden (Mozes schreef het niet op, is dus niet interessant). Er komt een stad. Een groep mensen. Binnen de kortste tijd is er Lamech. Wat zevenmaal? Ik ben de baas. Zeventigmaal! Wij zijn zelf god. Je hoort hem brallen. Calvijn zegt me: de dingen die de zonen van Lamech doen (muziek, metaalbewerking), daar is niets mis mee. Maar het is niet de toekomst, het koninkrijk. Als dat je bestaan bepaalt, wat ben je dan arm.

Een spiegel, zei ik al. Vandaag de dag. De cultuur van deze wereld. Gemeente van God in een minderheid. Het gaat om het hier en nu. Niet het: ‘Hoog omhoog, mijn ziel naar boven, hier beneden is het niet.’ Dat is van dominee Van Lodenstein, hij stond in Zoetermeer. Onze tijd zegt: nee, het gaat om het hier en nu. Hier. We blijven niet hangen bij de poort van het paradijs. Nee, we gaan een stad bouwen. Niet uitzien naar Gods toekomst. Deze wereld is alles. En anders is het niks.

2. Een nieuw type mens

Dit vertelt Mozes over mensen buiten het paradijs. Misschien nu die vraag: waar zijn Adam en Eva? Je zou verwachten, ze roepen Kaïn tot de orde? Ze zijn stil. Ik geloof dat dat iets is van een psalm: stil van ontzetting. Ik zal mijn mond niet open doen. Wat zag Eva na die juichkreet, hoe ze zich had vergist. Twee kinderen is ze eigenlijk kwijt. Soms is het erger je kinderen aan het leven te verliezen dan aan de dood. Er zijn er die dat meemaakten, kinderen die voorgingen in de hoop op het eeuwige leven! De poort gaat weer eens open. Er komt een tweede Adam. Maar als je kinderen verliest aan het leven, al kregen ze het teken, hoe verdrietig is dat. Huiveringwekkend. Voor Adam en Eva was dat het.

Een geloofsdaad dus als ik lees dat ze weer gemeenschap hadden. Je zou denken, geen kinderen meer. Hoofdstuk 5 zegt: toch weer, een zoon. Het zaad. Een zoon waarmee de toekomst gewaarborgd wordt. Er komt een meerdere Abel: Zijn bloed spreekt van betere dingen. Er komt toch weer een zoon. Niet meer een man van idealen. Geen prestatie, maar gratie. De man van het nageslacht van de toekomst van God. Als ze weer gemeenschap hebben en het kind wordt geboren, geeft ze de naam. Seth. Een nieuw soort mens. De Heere heeft een ander zaad gezet, gegeven in plaats van Kaïn? Nee. Van Abel! Ze zijn het ermee eens. Een geschenk van God. Hoop voor de toekomst. Seth is zijn naam. Ik denk dat er niemand is die Kaïn heet. Wat moet je met zo’n naam? Seth zou kunnen. Een Bijbelse naam. Niet: dat heb ik goed voor elkaar, dit kind hebben wíj voorgebracht. Nee. Seth betekent: de genade van God in ons kind. Als Kaïn uit zijn stad terug zou komen en naar de poort van het paradijs, dan geloof ik dat God zelfs Kaïn met Zijn genade niet zou afwijzen.

Weer een kind. Weer een naam. Seth krijgt een zoon. Hoe zijn vrouw heette, weten we niet. Oma Eva geeft niet de naam. Maar Seth. Ze noemen hem Enos. Elke naam heeft een betekenis. Vreemd als ik het zo zeg, hij heet naar zijn opa. Ik zie geen letter hetzelfde: Adam en Enos. Adam is de mens, kroonjuweel, naar Gods beeld en gelijkenis. We weten wat er van gekomen is. We zijn gevallen, beeld van God kwijt. De mens is een sterveling geworden. Enos is de kwetsbare, broze, sterfelijke mens. Die zelf niets kan. Het moet alles van U komen! De grootsheid is er af. Mensje zoals wij. Kwetsbaar. Wat is de mens? Sterveling.

Het bijzondere is als Lukas de stamboom van Jezus terug leidt, komt hij bij Enos uit. En Adam, de zoon van God. Zo is Jezus mens geworden. Niet in de glorie. In die Enos zit de belofte: Hij komt eraan. De Man die alles kan. Die dat doet door Zijn bloed te vergieten, als Abel. En mensen weer mee te nemen naar het paradijs – zoals die moordenaar.

3. Een nieuwe aanbidding

En dan gebeurt er iets nieuws. Ze begonnen de naam des Heeren aan te roepen. De openlijke eredienst. Ze gingen die naam aanroepen. Niet zichzelf laten gelden. Dat deed Kaïn en zijn moeder eerst. Kijk eens wat wij presteren. Nee. Omhoog zien. Heere, wees ons zondaren genadig! En opnieuw trof mij wat er eigenlijk in het Hebreeuws staat. Vreemder dan ik dacht. Er staat een werkwoord wat je niet thuis kunt brengen. Er staat niet zomaar beginnen. Meestal betekent het iets heel anders: ontwijden, schenden, profaan, oneerbiedig gebruiken. Zegt Mozes dat? Dat was onheilig, de Naam van de Heere aanroepen? In de Griekse vertaling staat: toen hoopten ze de Naam des Heeren aan te roepen. Er zit iets in, God als we naar U toe gaan, als we gaan roepen, is dat niet onheilig?! Mogen wij dat nog wel? We zijn zo ver bij u vandaan! Door de zonde zo besmet geworden. Als we tot U gaan, dan strijdt dat met Uw hoge, heilige heerlijkheid. Dat kan toch niet! Dat besef is wezenlijk. We lopen niet zomaar bij de Heere binnen. Kijk naar Abraham. Hoe durf ik het tot U te spreken. Wie ben ik? Wat heb ik van mijn leven gemaakt? Wat een vuiligheid…. Mag ik zomaar naderen, zo goddeloos als ik ben? Ben ik niet te ontheilig?

Wat een wonder zie ik dan, daar mee eindig ik, Petrus zegt op de Pinksterdag: het zal zijn dat ieder, de meest onwaardige, die de Naam zal aanroepen, zalig zal worden. Doe het maar. Roep Mij aan in angst en smart. Ik zal u rust geven. Ik kom terug op die moordenaar. Eerst aan het schelden en vloeken. Hij hing aan het kruis. Opeens zag hij het. Zijn bloed, van Jezus, drupt onschuldig op de aarde. Ik mag het eigenlijk niet vragen. Wilt U aan mij denken? Toch vraag ik het. Wat een wonder. Aan jou denken? Wat? Ik wil niet van je horen…? Dat Ik hier hang, is jouw schuld. Nee. Voor zullen kwam Hij. Mensjes. Schuldig. Weet je wat, je gaat met Mij mee. Die engel duw Ik aan de kant. Jij gaat mee naar het paradijs – dat is de toekomst van Seth en Enos en ieder verloren Adamskind die de naam van God aanroept. Doe je dat? Dan word je zalig, zo waarachtig als God dat zegt!

Amen.

Verheug het volk, verblijd hen allen, HEER,
Die naar U zoeken t’ elken stond’;
Leg steeds Uw vrienden in den mond:
“Den groten God zij eeuwig lof en eer.”
Schoon ‘k arm ben en ellendig,
Denkt God aan mij bestendig;
Gij zijt mijn hulp, mijn kracht,
Mijn redder, o mijn God,
Bestierder van mijn lot,
Vertoef niet, hoor mijn klacht.

– Psalm 40 vers 8 (berijming 1773)

Hervormde Gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, zondag 5 september 2021, 18.30 uur. Schriftlezing Genesis 4.