Zondag 22 julij 2012, 14.30 uur (middagdienst)

Hersteld Hervormde Gemeente Driebruggen/Waarder

Psalm 99, 3

Jona 1

Psalm 51, 2

12 artikelen des geloofs (“belijdenis op grond van de Schrift”)

Psalm 33, 3 en 4

Psalm 130, 2

Psalm 145, 6

Thema: Jona en het recht van God

1. Ontdekking van dat recht (“Wat hebt gij dit gedaan?”)

2. Aanvaarding van dat recht (zichzelf er voor over)

3. Voldoening aan dat recht (volgt er niet heel direct uit, maar er ligt een vis te wachten, toch voldaan)

  • Heel bekend gedeelte, misschien was dit wel de eerste Bijbelse geschiedenis die je hoorde vertellen
  • Jona vlucht naar het zuidoosten van Spanje, in die tijd het ‘einde van de wereld’
  • De Heere gaat Jona achterna: Hij laat nooit varen het werk dat Zijn hand begon
  • Jona, hoe heb je het ooit in je hoofd gehaald? Wat hebt gij dit gedaan? Dit is een ontdekkende vraag, die we door de Schrift heen aantreffen. Direct na de zondeval: waar zijt gij? Wat doen jullie daar?  Abraham, met Hagar in de tent. David, dak paleis, wat doet hij daar? Elia, onder de vijgenboom. Petrus, huis van Kajafas.
  • In ons aller leven zijn er dingen die niet in overeenstemming met God zijn. Waar ben je mee bezig? Waarom is dat zo, dat je onbekeerd bent? Waarom leef je nog zonder God? Welke redenen heb je om dat te doen? Trekt de aarde zo? Zo vast aan de zonde? Heb je een boezemzonde?
  • Deze vraag wordt ook aan Jona gesteld. Er moet ontdekkend gepreekt worden. Spiegel voorgehouden. Overtuigd worden van het recht van God.
  • Jona erkent het, dat hij het is, waardoor de storm is ontstaan. Hij was weggevlucht, ongehoorzaam geweest. Hij heeft mensenlevens in gevaar gebracht.
  • Hij erkent het: ik ben de schuldige. En wat gebeurt er dan? Komt dan de wind tot bedaren? Golven direct liggen? Nee, vers 11: nadat beleden, zee hoe langer hoe ontstuimiger werd. Hoe kan dat? Nu toch goed? Jona toch op z’n plaats? Hoort toch bij de bekering? Hoe kan dat dan, dat de zee ontstuimiger wordt?
  • Er moet nog meer gebeuren! Die storm die bewijst dat. God is nog niet tevreden. Niet alleen ontdekt. Wat nog meer? Vers 11: wat zullen wij met u doen? Ze voelen aan dat er iets gebeuren moet. Dat hebben ze van de afgoden geleerd, offers (kind- en mensoffers) om de toorn van de goden te stillen.
  • Heel Bijbels: wat moet ik doen?
  • Neemt de schuld niet weg (de belijdenis). Bekering neemt de schuld niet weg. Veel mensen maken een grote vergissing, een heel ernstige vergissing, schuld belijdt, dan goed. Ik breek er mee, dat zal de Heere wel fijn vinden. maar de Schrift laat heel duidelijk weten bekennen van de schuld is niet hetzelfde als vergeven van de schuld! Ik herhaal dat nog maar eens [bis].
  • De Catechismusopstellers hebben dat goed begrepen, zondag 4 en 5. Aan gerechtigheid genoeg geschiedde, vraag: is God dan niet barmhartig? Zeker, maar ook rechtvaardig, kan de zonde niet ongestraft laten. Niet zomaar overheen, niet alleen beleden maar ook geboet!
  • Er moet betaald worden. Er moet iets gebeuren, Jona beseft het ook. Dat is ook altijd onderdeel van de prediking van Jona geweest, een van de elementen van de profeten. God is heilig en rechtvaardig, zonder bloedstorting geen vergeving. God eist betaling.
  • Wat nu? Vraag naar recht van God. Zeelieden durven vonnis niet uit te spreken, toch diep ontzag voor die profeet, ook al heeft hij hen in ontzaggelijk grote moeilijkheden gebracht (gevaar van verdrinking).
  • Gemeente, dat is, even als bijzaak, waar we op mogen letten: ze hebben respect voor dit kind van God / knecht van God. Het is geen engel, geen heilige, geen zondeloze, genoeg op aan te merken, onuitstaanbaar karakter, laat het maar weten, Zacharia 2: wie Gods oogappel aanraakt, raakt Hem aan!
  • Daarom blijven ze van Jona af. Moet die God maar afrekenen. Wonder, deze geschiedenis, God gaat niet afrekenen, rekening wel aan Jona laten zien. Dit zijn de kosten. Schade berokkend, andere mensen in levensgevaar, laat wel de rekening zien, hoeft niet te betalen. God wel gaat afhandelen, hij moet overboord, eerst onderhandelen. God laat zien wat hij gedaan heeft. Dat doet God nog, onderhandelen met een mens (zoals men dat vroeger noemde). Daar wordt een mens zondaar, schuld wordt schuld, oordeel oordeel. Iets van verstaan? Van het recht van God? Er zijn kerken, daar zijn ze al heel snel van barmhartigheden, liefde, maar God is óók rechtvaardig! Dat is een belangrijk onderdeel van het evangelie!
  • Neem mij maar op. Deze grot storm komt om mijnentwil. Hij aanvaart het recht van God. Spreekt oordeel over zijn eigen leven uit. Dit is op recht, daaraan kun je het zien. Of de vraag: meen ik het wel? Is het van de Heilige Geest?! Dit is een toetssteen: God gelijk geven. De Heere is recht in al zijn weg en werk, ook al zou Hij mij eeuwig wegdoen. Of een mens graag verloren moet gaan? En daar ook maar om moet vragen? Dominee De Vries zal heel wat keren gezegd hebben dat dat nergens in de Bijbel staat. Het is wel zo dat je niet door een achterdeurtje meer de hemel in wilt gaan.
  • Jona heeft geen uitvluchten meer. Jullie zijn toch ook afgodendienaars? Zondaars? Jullie zijn toch net zo? Waarom kijk je naar mij? Nee! Al die uitvluchten laten gaan. Praat niet over de schuld van een ander (ook al hebben die schuld) maar genoeg aan zichzelf.  Persoonlijk worden, niet in collectief. Dat is niet zo moeilijk, maar in 1e persoon enkelvoud te moeten zeggen. Geen “maar” er meer achter zeggen. Kijk, als we nog “maar” zeggen, dan hebben we nog niet helemaal gecapituleerd. Als we echt leren buigen, zeggen we geen “maar” maar “dus”.  Dus Heer, ik ben Uw gramschap dubbel waardig (Psalm 51). Dus neem mij maar op. Gooi mij maar in de zee, heeft zichzelf ervoor over, dat is een bewijs dat het oprecht is. ik zou het zelf een kenmerk willen noemen van waarachtig geestelijk leven.
  • Eli, de hogepriester, waar van alles op aan te merken was, kwamen Hofni en Pinehas, boog het oude hoofd, Hij is de Heere, Hij doet wat goed is. Aanvaart het recht van God, en boog.
  • David, gezondigd. Als Nathan straf bekendmaakt, kind uit overspel verwekt, horen we over God geen kwaad woord, alleen over zichzelf. (…) Ik heb het verdiend. Niet door een achterdeurtje. In onze tijd gaan ze steeds sneller, met grote stappen heel snel thuis. God gaat afhandelen met een mens. Voldaan aan recht, wel rekening laten zien: dit is de rekening. De ziel die zondigt, zal sterven.
  • Die zeelui proberen ’t nog: heeft geen zin. Gooien Jona overboord. Nu niet zo, zoals wel eens in kinderbijbel getekend, alsof die grote walvis er gelijk aan kwam. Nee, dat hebben die zeelui niet gezien. Het is onbevattelijk, onmogelijk iets. Jona is verdronken (dachten ze), omgekomen, naar beneden gezakt, niet die vis gezien. Wier om z’n hoofd (hoofdstuk 2), dood voor ogen.
  • Toch gemeente, zien we eigenlijk geen vrees, kan ik toch niet lezen. Toch een bepaalde rust in zijn spreken, treffen we ook aan bij iemand als Job. Job 9, zult Gij mij doden, zo zal ik nochtans op U hopen. Iets daarvan ook in Jona geweest.
  • Maar Jona was niet zonder hoop. Toch nog iets gezien, al eerder geleerd, die waarheid, als een mens welgevallen krijgt aan de straf, naar de Heere toevlucht, recht aanvaart. Nooit omkomen, lezen we nergens in de Schrift. Wie buigt, aanvaart, erkent, belijdt, dan wél de rekening, schuldbrief, straf dichtbij, voor God capituleert.
  • God, gemeente, heeft de rekening doorgeschoven. Door, aan Hem, die meerder is dan Jona. Onbevattelijk wonder, bidden, danken. Daar heeft Christus moeten klagen: al uw golven en baren zijn over mij heen gegaan (Psalm 42). Zo voldaan aan het recht van God. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem (Jesaja 53). Meerdere van Jona: Ik kom, o God, om Uw wil te doen (Psalm 40). Wil van God is, ziel die zondigt, zal sterven. God heeft Hem, die geen zonde gekend heeft noch gedaan, tot zonde gemaakt. Door Zijn striemen is ons genezing geworden (Jesaja 53). Zie het Lam Gods. Gods Zoon reinigt van alle zonden. Rekening is naar Christus gegaan, is door Christus betaald. Zijn Zoon te openbaren, mee zingen, mee stamelen. Er is toch vergeving. In en om de Heere Jezus Christus, door bloed des kruises, ook vergeving en genade voor de grootste der zondaren. Amen [15.50]