De apostel Paulus schrijft vanuit de gevangenis in Rome de brief aan de Filippenzen. Hij jubelt het uit over de Heere Jezus Christus. Hem te kennen, meer te kennen en Hem gelijkvormig te worden. Is het ook ons leven? Willen we meer van Christus kennen en Hem gelijkvormig zijn? Dan zijn we ook bereid met Hem te lijden. In de wedergeboorte, die nieuwe geboorte van boven, wordt als het ware een tweeling geboren: eerst de rechtvaardiging waarmee mijn zonden door het bloed van Christus vergeven zijn voor God. En dan ook de heiliging. Nu voortaan heilig voor God te leven. Vromelijk tegen de zonden te strijden. In eigen kracht zal het niet gaan. Maar in Christus’ kracht zijn wij meer dan overwinnaars. De Heere is waarlijk opgestaan!
Filippenzen 3 vers 10 en 11: ‘[10] Opdat ik Hem kenne, en de kracht Zijner opstanding, en de gemeenschap Zijns lijdens, Zijn dood gelijkvormig wordende. [11] Of ik enigszins moge komen tot de wederopstanding der doden‘.
Een strijd
1. Een strijd om Hem te kennen;
2. Een strijd om gemeenschap aan Zijn lijden;
3. Een strijd om de opstanding uit de doden.
1. Een strijd om Hem te kennen
Gemeente, jongeren, vorige week mocht het Pasen zijn. Heeft de jubel geklonken, ik hoop ook in jullie huis en nog meer hoop ik in jullie hart. De Heere is waarlijk opgestaan! Niet alleen door Simon uitgejubeld maar ook door mij. Leeft de Heere Jezus ook in je hart? We weten dat Hij gestorven is voor de zonden. Mag je ook zeggen: voor mijn zonden? Mijn rechtvaardigmaking.
Wat is het dan om te gedenken dat God de Vader de Zoon heeft wakker gekust. Het is volbracht. De schuld van Zijn volk uit de boeken weggedaan. Wat een genade. Te weten wedergeboren te zijn. En in Hem, zegt Paulus, in Christus gevonden te worden. Die rechtvaardigheid die door het geloof in Christus is en niet uit de wet. Uit Christus, door het geloof.
Als we dat mogen kennen gemeente. Kent u het? Geborgen in Zijn genade. Dan mogen we zeggen: welkom in de strijd. Dan wil je toch niet anders dan te leven hoe de Heere Jezus het vraagt. Hem gelijkvormig te worden. Met Paulus erachter komen, die doorn in het vlees. Als ik het goede wil doen dat het kwade mij bijligt. Ik ellendig mens.
Christus is met Pasen niet alleen opgestaan tot onze rechtvaardigmaking maar ook onze heiliging. Jongeren, weet je waar ik aan denk. Je kent het wel. Mijn kleinzoon denk ik aan, van 3.5 jaar. Wil doen wat papa doen. Meedoen met papa bij het werken in de tuin. Ik zag gisteren mijn kleindochter meedoen bij het aanstampen van de grond. Ook meedoen met haar oom. Dat bedoelt Paulus met het leven van de heiliging, Hem gelijk te worden.
Opdat ik Hem kennen. Wanneer zegt hij dat? Toen Jezus hem arresteerde op de weg naar Damascus. Hij was een farizeeër. Saul, Saul wat vervolgt u Mij? Toen wist Hij ik moet Hem dienen. Schreef hij op dat moment deze brief? Nee, veel later. Als hij gevangen zit in Rome. Hij heeft de Heere al lang leren kennen. Weet u niet waar hij mee worstelde? Niet dat intellectuele vergeven van zonden te zijn. Maar te leven als de Heere Jezus. Dat beeld meer en meer ingedrukt in zijn leven. Hij wilde Hem kennen in al Zijn genade en heilsweldaden. Waar Paulus in zijn geloof en leven werkzaam mee zou zijn.
En hoe is dat bij ons? Moeten wij niet eerlijk belijden dat wij Hem van nature niet willen kennen? Van nature vreemd van Hem willen zijn. En ook als God in ons leven gekomen is, dat we die strijd voeren. Hoe vaak hebben we gehoord dat Hij zei: Ik ben de Weg, Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij. Moet Hij ook niet zeggen: zo lange tijd ben Ik bij u maar hebt u Mij niet gekend. Zo lang in uw huis.
Paulus kende de Heere toch? Ja, maar Hij wilde toenemen in het kennen van en toenemen in de Heere Jezus Christus. Als de Zoon van de Vader. Hoe Hij leefde, vlekkeloos zonder zonden. Hij ging in de weg van schande om de zonden te verzoenen. Hoe de Heere Jezus leefde en alle gerechtigheid heeft afgelegd tot verzoening van zonden. Paulus kon dat niet. Hij wilde de liefde van de Heere Jezus naar God kennen en van God naar de Heere Jezus.
Dat als een lichtend licht en zoutend zout verspreiden op aarde. De Heere Jezus kennen om als er moeite komen dan niet verslagen te zijn als anderen maar dan te zien op de Vader. Hij wilde Hem kennen in het werk van de verlossing. Volk verlost. En daaruit te leven. Opdat ik Hem kennen en de kracht van de opstanding. O de Heere Jezus, we zeiden en weten het, is opgestaan uit de doden. De kerk mag weten uit de geestelijke dood opgestaan in het leven.
Paulus wil dat geestelijke leven volmaakt leven. Daarom heeft hij die Geest nodig, die levendmakende kracht. Om zo te leven zonder zonden. In volmaakte gehoorzaamheid aan de Heere God. Daar worstelt hij mee. Jongeren, Paulus mocht weten van de wedergeboorte. Ik leg het uit aan de catechisanten. De wedergeboorte is eenmaal. Net als dat jij eenmaal geboren ben net als je ouders en grootouders.
Bij de wedergeboorte gebeurt iets bijzonders. Als een tweeling die geboren wordt. De eerste is de rechtvaardiging voor God. Rechtvaardig voor God. Dat is het eerste kind. Het tweede komt er achteraan. Dat is de heiliging. Dat is het tweede kind. Als je werkelijk wedergeboren bent, dan kun je niet hetzelfde blijven. Dan kun je niet meer in de zonden meedoen. Dat is wat Paulus hier bedoelt. In de geest van de opstanding. Om te leven als een levende getuige van de Heere Jezus Christus. Om te getuigen naar de anderen. Wie Hij is. Hem te kennen. Zijn beeld gelijkvormig te worden. Daar klopt het hart van het nieuwe leven toch? Dat leven dat gericht is op de Heere God.
Te leven in verbonden aan de Heere. Tot eer van de Heere. Daarvan zegt Paulus in vers 12, niet dat ik het alreeds verkregen heb maar ik jaag daarnaar. Aan het einde van zijn leven zegt hij dat. Van Jezus Christus ook gegrepen ben. Gemeente, o mag u het kennen? Jongeren, mag je het kennen? Uit de geestelijke dood opgewekt tot het geestelijke leven. En nu te mogen leven als Jezus Christus zonder zonden. Te leven tot eer van de Vader. Gaat dat uit onszelf?
2. Een strijd om gemeenschap aan Zijn lijden
Onze tekst vervolgt: de gemeenschap Zijn lijden en dood gelijkvormig worden. Als we dit bij mij op de catechisatie behandelen, dan vraag ik valt je iets op bij vers 10? Wat bedoelt u? Hoe is het bij de Heere Jezus? De apostolische belijdenis. Die geleden heeft, gestorven is, die ook opgestaan is. Hoe staat het hier in de test? Is Zijn opstanding, lijden en dan sterven. Klopt dat wel? Waarom deze volgorde?
De Heere Jezus moest eerst lijden om op te staan. Hij die zonder zonden is nam de zonden op Zich. Wij moeten eerst opgewekt worden. In dat geestelijke leven gelijkvormig om met Jezus Christus te lijden. Niet dat wij Zijn kruis op moeten nemen. Nee Hij heeft eenmaal betaald. Paulus bedoelt de geest waarmee Hij leed en stierf. Die geest waarmee Hij vol was. ‘ Niet Mijn wil, maar Uw wil geschiedde’, bad Hij tot de Vader. Wat bracht het een bitter lijden met zich mee.
Dan wordt het niet meer wat ik wil maar Heere wat wilt U dat ik doe? Uw wil geschiedde. De Uwe alleen. Te leren leven en lijden met Christus. Dan leren we ook de smaadheid te dragen. Een dienstknecht is niet meer dan zijn heer. Misschien herkent u het wel. Dat u samen als echtpaar besloten had van de kerk te gaan. Maar God greep in bij een van beide. Beschuldigd van een overloper. Maar dan opgeroepen worden om dat kruis te dragen in het huwelijk. Maar wat een voorrecht: ze hebben Mij gehaat, ze zullen u ook haten.
Jongeren, misschien ken je het wel. WhatsAppgroep, Tiktok. De ander belachelijk te maken. Of die vuilheid. Porno. Maar je kon het niet meer. Je begon die anderen te waarschuwen. Maar ze wilden met jou niet meer te maken hebben. Jou bespotten. Geen vrienden meer. Weg ermee. Ze hebben Mij gehaat, ze zullen u haten. Misschien was het wel dat we het in het leven de zaken een beetje op orde hadden en dat in de afgelopen week zo de bodem eronder uit ging. Iemand waarop je dacht te kunnen vertrouwen.
De worsteling om dat te ervaren. Ze hebben Mij gehaat ze zullen u haten. Dat schade en drek te achten. Paulus in vers 8. Christus te mogen gewinnen. Het is niet eenvoudig. Zeker niet. Wat leren we dat we niet beter zijn dan een Petrus. Eerst de belijdenis: we zullen met U sterven. Toen Jezus gearresteerd en meegenomen. Petrus volgde en kwam daar binnen om zich te warmen. En toen was daar een dienstmeisje. Gemeenschap van het lijden. Hij verloochende het. O kent u het. Schamen we ons toch weg? En dan bij de derde keer Hem verloochenen kraait de haan en kijkt Jezus hem in de ogen. Wenend naar buiten.
Kijken we al naar Christus? De gemeenschap met Hem. Hij de zonden op Zich genomen. Paulus was echt niet beter dan Petrus. Paulus zoveel gemeenten gesticht. Nu in Rome moet hij ook zeggen: ik ben niet volmaakt. Ik jaag ernaar. Bent u ook zo bezig steeds dat lijden van Christus te aanvaarden? Dan moeten we ook zeggen dit is alleen nog maar de buitenkant. De Heere Jezus is zonder zonden gestorven. Zullen wij dan niet aan de zonden sterven? Dan weet je het: we kunnen nooit dezelfde blijven, dan willen wij anders worden.
Ik vraag aan een huwelijksstelletje aan beiden apart: wat heb je van jezelf afgeleerd? Dan draaien ze weleens op de stoelen. Het huwelijk is ook een afsterven van jezelf voor de ander. Als het er niet is, hoe is het huwelijk dan bestendig? Ik vrees het ergste dan of het wel bestendig is. Zo ook in het geestelijk leven. De zonden moet er met wortel en tak uitgerukt worden. In de afsterving van de oude mens staat u niet alleen. Jezus Christus is als het hoofd u voorgegaan. Hij wil in en door u werken, Zijn lijden gelijkvormig te worden.
Als je in die strijd aangevochten wordt. Hij wil bemoedigen. Hij wil met je zijn. Hij heeft de zonden meegetrokken in het graf en daar gelaten. Wij mogen de zonden, eerbiedig gesproken, in het graf duwen. Wij zijn in Hem meer dan overwinnaars. Dan mag je zingen: de Heere is mijn lied, mijn sterkte, Hij was het die mijn heil bewerkte. Dan wil je alleen in Hem roemen. Alle dingen schade en drek te achten om de uitnemendheid van de kennis van Hem. Mag je zeggen: mijn Heere?
3. Een strijd om de opstanding uit de doden
Dan zijn we gekomen bij vers 11. Wat bedoelt Paulus met de opstanding der doden? Is het de opstanding van de doden als Jezus terugkomt op de wolken van de hemel? Nee, dat niet. En ook niet de opstanding van de doden bij de wedergeboorte. Hier bedoelt Paulus de dagelijkse bekering. Elke avond in die dagelijkse bekering onze zonden en schuld moeten belijden en smeken om vergeving. Enigszins mag komen tot de opstanding der doden.
Het woordje wat hier staat, wederopstanding, dat staat maar een keer in de Bijbel. Het betekent: uit de geestelijke dood opkomen. Uit die zonden. Waar we helaas dagelijks in vallen. Die zonden waar we ook in vallen na ontvangen genade. Omdat we niet alleen zonden doen maar zondaar zijn. Maar om nu uit die geestelijke dood op te komen. Die geestelijke strijd. Telkens voor Christus. En dat voor God en de Vader te belijden.
Of bent u er een die na de wedergeboorte beweert geen zonden meer hebt. Dan zeg ik u: dan bent u er een die bedriegt. Paulus worstelt ermee werkelijk te leven voor God. Hij schrijft het in Romeinen 7. Het goede dat ik wil dat doe ik niet. Het kwade dat ik niet wil dat doe ik. Ik ellendig mens. Maar Hij mag weten: Ik dank God, door Jezus Christus, onzen Heere.
Wees een eerlijk hoe is dat bij ons. Jongeren als je nou eens voorgenomen hebt niet te begeren en vul maar eens in. Hoe lang houd je het vol? Een week, een dag. Ik moet belijden dat het mij niet lukt. Maar is het al je verlangen om Christus te dienen? Om in Hem gevonden te worden. Waar gaat uw hart naar uit. Is het de wereld en haar begeerlijkheden. Dat zien we toch op de IC en medium care waar we niet kunnen
Alles blijft staan maar alleen het lichaam wordt koud. Zoekt u het nog in de wereld? Of zoekt u alleen het Koninkrijk. Weg wereld weg schatten, ik heb alles verloren maar Hem verkoren. Dan kan alle grond op aarde wegzakken. Maar Hem. Door Hem vastgehouden te worden. Het is van tweeën een. Als u nog steeds nog de wereld liefheeft, dan straks in de eeuwige poel. Wat Christus doorstaan heeft. Waar God niet is.
Maar Christus te kennen. Dan willen we toch niet anders dan als een kind, zoals ik zei over mijn kleinzoon en kleindochter, dan te leven als Hem. Hem te kennen en te leven in de kracht van Zijn opstanding. Om zo Hem te dienen. Maar weet u dat? Als u vraagt: dominee, hoe kan ik het weten? Heel eenvoudig. Als we Hem hebben leren kennen, dan weten we ook dat er van ons niet over is gebleven in de dood. Die zekerheid op grond van het Woord van God. Daarnaar te jagen. Daarin geankerd te worden.
Niet dat ik het alrede verkregen heb, zegt Paulus. Jaag ernaar. Vergetende hetgeen achter mij is. Jaag naar de prijs, het wit. In het geloof meer en meer te zien op Hem. Hem leren kennen, meer en meer. Hij draagt de banier boven tienduizenden, blank en rood is Hij. Zulk een is Mijn liefste. Dan bekleed te zijn niet met eigen klederen maar klederen der gerechtigheid. Met palmtakken in de handen. Wie zijn zij? Deze die uit de grote verdrukking gekomen zijn. Dat zijn de martelaren dominee? Verderop gaat het over de martelaren. Gemeenschap Zijn lijden gelijkvormig geworden. Zij hebben de klederen gewassen in het bloed van het Lam en daarin wit gemaakt.
Kohlbrugge werd gevraagd. Wanneer bent u bekeerd? Als ik hier sterf, dan ben ik volmaakt bekeerd. Want het Lam dat in het midden van de troon zit zal hen leiden en tot een Leidsman zijn. Tot een fontein van alle leven. En wat een wonder, en God zal alle tranen van de ogen afwissen. Die Hij eerbiedig gesproken met Psalm 56 bewaard heeft in de fles. O gemeente, o jonge vrienden, ook uw en jouw tranen? Amen.
“De Heer‘ is mij tot hulp en sterkte:
Hij is mijn lied, mijn psalmgezang.
Hij was het, die mijn heil bewerkte,
Dies loof ik Hem mijn leven lang.
Men hoort der vromen tent weergalmen
Van hulp en heil, ons aangebracht;
Daar zingt men blij, met dank’bre psalmen:
Gods rechterhand doet grote kracht.”Psalm 118 vers 7
Zondag 19 april 2020 – Hersteld Hervormde Kerk Putten [dienst online uitgezonden via YouTube vanwege de huidige omstandigheden] – ds. L. Treur – Schriftlezing Filippenzen 3 vers 1-16