Bij de verheerlijking op de berg wordt Jezus door Mozes en Elia onderwezen dat Hij naar Golgotha moet. Jezus is hierin een voorbeeld voor Zijn leerlingen. Hij wordt gesterkt door het Woord. Mozes en Elia weten hoezeer het volk en de mens tekortschieten en dat we geheel afhankelijk zijn van Gods genade. Na de verheerlijking staat Jezus er weer in Zijn nederige gestalte. Dat is een wonder; want Hij had zo de ‘doxa’ van God in kunnen stappen. Met Gods heerlijkheid in zicht, kiest Hij voor de helse verlatenheid. Hij verlaten opdat Zijn leerlingen nooit meer van God verlaten worden.

Op de ‘Goede Herder-school’ gaat Christus ons plaatsvervangend in leerling-zijn

Zomaar een zin die bij mij bleef haken: ‘De Heer is al mijn deel. Ik ben uw knecht en ik zal houden wat er staat geschreven.’ (Psalm 119 vers 22, berijming 1967). Ik hoop dat u begrijpt waarom we deze psalm hebben gezongen.

Wij geven digitaal catechese; toen hebben we open dag gehouden. Open dag is op dit moment, misschien herken je dat, in groep 8, je gaat naar een andere school. Je kunt niet zomaar een school binnenstappen. Je gaat er kijken. Waar kom ik terecht? Hoeveel leerlingen zitten er op? Waar ga ik straks naar toe? We hebben open dag gehouden van de Goede Herder-school. Die bestaat ook, wist u dat? Het mooie is: dat is niet aan leeftijd gebonden. Op een gewone school kom je als je 4 jaar bent. Als je 16 bent, niet meer. Je gaat dan naar een andere school. Bij de Goede Herder-school is dat niet zo. Mensen van allerlei leeftijden. Ik hoop dat u er ook op zit, vanavond. Dat u leerling bent. Dat gaan we zien met elkaar. Wat opvallend is, op zo’n school, met alle leeftijden door elkaar: hoeveel leerlingen? Weet ik niet. Is niet bij te houden. Dat zijn er zo ontzagwekkend veel. Daar moet u niet mis over denken. Ik ken geen school waar zoveel leerlingen op zitten. Het begin nog wel, toen kon je nog wel tellen. 3000 schreven zich in, daarna kwamen er 5000 bij, maar het aantal is niet meer te tellen. Het frappante is, dat moet wel een heel korps zijn van docenten? Nee. Maar één meester: de Rabbi, Jezus Christus. Hij is door de Vader Zelf aangewezen. Dat is mijn tekst, uit Markus 9. De stem die klinkt.

Om die tekst wat te verstaan moet je deze tekst in zijn context lezen. Die zin klinkt niet zomaar uit de hemel. Ik lees deze tekst tegen de achtergrond van hoofdstuk 8. Daar is iets aangrijpends aan de hand. Een van Zijn leerlingen heeft Hem  beleden, maar later zegt hij: ik ga U bestraffen. Petrus bestraft Jezus. Dat zal U beslist niet gebeuren.

Terug naar die school; het kenmerkende op een school is dat een leerling luistert en dat de meester het voor het zeggen heeft. In hoofdstuk 8 en 9 is iets ontzagwekkends aan de hand. Die leerkracht is er. In de begintijd had ik ook ordeproblematiek, als leerkracht. Dat moet je onder de knie krijgen. Maar deze leerkracht: Hij had gezag, van Zijn Vader gekregen. Het Markusevangelie, daarin is dat een uitermate belangrijk iets. Hoofdstuk 4: gelijkenis van de zaaier. Luister! staat er. Oren, gebruik die om te horen. En verder in vers 20: horen en aannemen. Dus het gaat vanmiddag niet om de vraag of er een meester is, een leraar. Maar de vraag aan u en jou is: wilt u ook Zijn leerling zijn? Bent u zijn leerling al? Wilt u het worden? Dat kan he! Dat is het mooie. Je moet door de deur naar binnen, bij de school. Deze school heeft één ingang. Ik ben de deur. U mag wel binnenkomen, maar alleen door de deur kan dat. Dan bent u leerling.

Het aangrijpende: er is een leerling (dat is hij, geen twijfel over mogelijk; discipel betekent leerling) die door de deur naar binnen is gegaan. Volgeling geworden van deze Rabbi. Hier gaat een leerling de meester tegenspreken, bestraffen. Dat is de omgekeerde wereld. Dat gebeurt echt andersom. Hier doet de leerling dat. Tot op heden hebben ze dat onderwijs, wat ze hebben ontvangen, niet altijd begrepen. Dat blijkt. Dat hoeft ook niet. Ik denk wel eens, vandaag in de kerk, in het pastoraat: de preken moeten begrijpelijk zijn. Maar moet dat? Als je alles al begrijpt, hoef je niet meer naar school. Ik zou het een drama vinden als leerkracht als de leerlingen alles al weten. Het ontspannende, als je tot de ontdekking komt: de leerlingen hebben niet alles begrepen. Er komt zelfs een moment: dit zult u nu nog niet verstaan, maar als u in Mijn koninkrijk gekomen bent. Voor mij is dat een bevrijding geweest- dat ik durf te leven met vragen waar ik nog geen antwoord op heb. Het is nog niet altijd helder, zegt Paulus. Wie zal de rijkdom van God verstaan? Laat dat als puber je vertroosten.

Je mag vragen, dat mag. Altijd. Er zijn mensen die hoorden het, en gingen weg. Die hebben, als het ware, de school verlaten. Dat is aangrijpend. Dat gebeurt vandaag ook. Die leerlingen hebben gevraagd; maar hier niet meer. Dit onderwijs is ze zó slecht bevallen. Jezus heeft de eerste keer gesproken over: ja maar, Ik zal veel moeten lijden. Lastig in de kerk, vind ik, je zit hier, het is lijdenstijd, Jezus moet natuurlijk lijden. Maar probeer te doen alsof je het voor het eerst hoort! Ze hebben van Jezus gehouden. In Exodus 12, een lammetje moest worden genomen; dat lammetje moest eerst 4 dagen in huis zijn, zodat ze zich gingen hechten. Onder ons komen wonen, is Hij, ze hebben Hem liefgekregen. Niet alleen lijden, maar véél lijden. Als iemand moet lijden, gaan we er voorzichtig mee om. Maar Hij wordt verworpen en gedood. En daar wil Petrus niet aan. Dat zal U geenszins geschieden!

Gemeente, mag ik u eens vragen: moet het van u wel? Moet Jezus van jou zoveel lijden? En dan moet u niet gelijk ‘ja’ roepen. Dat is te snel. Over zo’n vraag moet je een week nadenken. Is dat nodig, dat Hij zoveel moet lijden? Zoveel straf dragen? Plaatsvervangend, betekent dat dan dat ik zoveel straf verdiend heb? Heb ik zoveel straf verdiend? Bent u als gemeente van Reeuwijk zo slecht? Doet u het zo verkeerd? Bent u zo zondig? Ik blijf maar een beetje dicht bij mezelf vanavond. Ik heb er ook moeite mee. Ik merk dat in een week van voorbereiding. Ik weet dat ik dat niet moet doen, maar toch, als het een week van voorbereiding is: heb ik het nou beter gedaan dan 3 maanden geleden? Ik weet nog goed dat ik bij mijn eerste avondmaalsviering beloofd heb: dat ik van nu voortaan méér…! Nu zal ik deze week voor U leven. Doen wat U wilt. Misschien jij als jongere. Heb u dat ook wel eens, dat je denkt, ongelofelijk, ik had het me voorgenomen. Wat doe ik Hem ontzettend veel verdriet.

Ik heb het op catechisatie vergeleken met een vaas die je stuk gegooid hebt, van je moeder. Pa heeft nog wel 2 secondenlijm. Je gaat ‘m weer in elkaar lijmen. Je denkt: het is wel weer de vorm. Wel iets anders, maar er kunnen weer bloemen in. Een antieke vaas, je weet wel. Mooi in elkaar gezet, zeggen vader en moeder dat?! Dat heb je mooi gedaan? Dacht het niet!

God vraagt van Zijn schepsel volmaaktheid, volkomen gerechtigheid en heiligheid. Geen vaas met in elkaar gelijmde stukjes. Daar is Hij niet mee tevreden.

Jezus zegt tegen Petrus, Johannes en Jacobus: kom maar eens apart bij Mij. Ik breng jullie even op de berg. Mooi, zegenrijk, vanavond, op een gewone school als je het verkeerd doet, je mag een jaar overdoen, maar als dat nog een jaar gebeurd, dan moet je ervan af. Je kunt proberen een andere school, maar als dat soms niet gaat, dan gaan we werk voor je zoeken, einde oefening. Troostrijk op de Goede Herder-school: je mag het altijd maar mis-doen. Deze Goede Herder heeft oneindig geduld.

Er staat uitdrukkelijk: Jezus neemt de discipelen mee de berg op. De discipelen nemen Jezus niet mee. Even een moment uit die drukke stad, uit de hectiek van het leven. Op die berg, waar geen mens is. Ik denk dat dat goed is om te doen: stilte opzoeken, samen met de Meester te zijn. Stil te worden voor God. Wij komen waar we zijn moeten: zwijgen, luisteren in plaats van praten. God heeft je geschapen met 2 oren en 1 mond: eerst luisteren en dan pas spreken. Jezus brengt je in de stilte opdat ze wat horen. Daar gaat het om. Als leerling weer gaan luisteren naar het Woord.

Eerst gebeurt er iets bijzonders. Hij staat daar opeens, veranderd! Dat moet wat zijn geweest. Zijn kleding wordt wit en blinkend. Zijn gelaat schijnt als de zon. Wit: een teken van zondeloosheid. Hij, de volmaakte. Aan deze vaas is geen stukje gebroken. Hij is de onschuldige. Hij is terug in de doxa van Zijn Vader. Wij hebben de doxa van God gezien, de heerlijkheid. Heerlijkheid als van de eniggeboren van de Vader. Kijk ernaar! Er gaat door me heen: Petrus, heb je misschien geen gelijk? Moet ook dit gezicht, hier een doornenkroon op? Deze heerlijke kleding uitgetrokken? Een kruis op Hem gelegd? Naast de hardvochtigheid – vergeet dat alstublieft toch niet – van wat mensen Hem hebben aangedaan, ook wat God de Vader Hem gaat aandoen. Nu een moment in die doxa van God. Straks wordt Hij daaruit geworpen. Mag u proberen in uw gedachten mee te nemen.

Wat moet dit voor Jezus zijn? Wat een verzoeking ook! In hoofdstuk 8: ga weg achter mij, satan. Dat betekent niet dat Petrus een satan is; maar wat hij zegt is wel een satan. Wat moet dat een verzoeking zijn, even terug in de heerlijkheid. Wat een liefde ook van Hem, die die heerlijkheid verlaten heeft. Even terug. Ik weet niet precies wat het is. U wel? Het woordje heerlijkheid komt veel voor in de Bijbel. Ik weet niet precies wat dat is. Ik ben daar nooit geweest. Ik ben niet in die volmaaktheid. Hij weet wat het is om gediend te worden door de engelen. Goed dat al onze gebeden niet verhoord worden – stel je voor dat Hij het gebed van Petrus had verhoord.

Ze zien nog twee gestaltes: Mozes en Elia. Laat het vertroostend zijn: God is een God van levenden. Wij prediken opstanding. De discipelen kenden hen, van naam. Mozes die het volk uitleidde. Elia, de profeet op de Karmel. God is een God van levenden. De kerk van hier beneden ontmoet even de kerk van hierboven en samen staan ze op die berg.

En dan moet u weer goed lezen, vers 4, want dan staat er: zij spreken met Jezus. Niet andersom. Niet Jezus met hen spreekt. Ook Jezus is hier luisteraar. Hij gaat ons voor om leerling te zijn. Plaatsvervangend! Gemeente, met al mijn ongehoorzaamheid en niet-goed-leerling-zijn schuil ik weg bij Hem, die ook leerling is geweest.

Waarom Mozes en Elia? Ik noem een enkele verklaring uit een commentaar. Mozes en Elia, want die zijn niet gestorven. Als kind weet je dat. Mozes was niet begraven. God nam hem die berg op. Elia, met die vurige paarden en wagens. Ja, dat is waar, maar, Henoch dan? Henoch wandelde met God en was niet meer. Ik ga er niet in mee. De tweede (deel ik ook niet helemaal): Mozes en Elia, dat is wet en evangelie. Dat hoor ik heel veel. Ja denk ik, is dat zo? Wet, de geboden wat niet mag, wat God verboden en geboden heeft. Maar is Mozes ook niet de man van het evangelie? Zijn die geboden rondom die tabernakel- en offerdienst niet iets wat verwijst naar Christus? Mozes verwijst in zichzelf naar het evangelie. Dat geldt ook voor Elia. Elia riep het volk terug naar de wet. Ook een man van het evangelie. Ik laat deze gedachte voor wat het is. Ik denk dat we dichtbij de bijbel blijven, als we zeggen: deze mensen zijn vertegenwoordigers van het Oude Testament. Rijke man en arme Lazarus, die geschiedenis. Die rijke man zegt: kan je Lazarus niet terugsturen? Vraagt hij aan Abraham. Zullen ze niet geloven, ze hebben Mozes en de profeten. En Jezus na de opstanding, met de Emmaüsgangers (ze hebben het nog niet begrepen, het onderwijs); kijk eens naar Mijn handen, had Hij kunnen zeggen. Nee. Dit zijn de woorden die Ik tot u sprak, dit moest vervuld worden van wat geschreven stat in de wet en profeten. Zie je, dan ben ik bij Psalm 119. Niet alleen op de berg, in de stilte, maar ook terug bij het Woord van God. Tot versterking van Jezus en tot versterking van Zijn discipelen.

Tot versterking van Jezus. Wij zitten vaak in de kerk en willen een woord voor onszelf. Wij zijn op onszelf gericht. Het gaat hier niet in de eerste plaats om u en mij. Maar het gaat om de Heere Jezus. Hij moet zelf versterkt worden door het Woord. Ik zit hier ook, ik kan dat niet bepreken, bij een een diepte. Hij is het Vleesgeworden Woord. Hij was thuis in de Schrift. En toch moest Hij versterkt worden. Wat lezen wij weinig! Hij heeft het nodig gehad, om versterkt te worden. Gesterkt door Mozes en Elia. Hoe hebben ze dat gedaan? Geholpen, een beetje? Dacht u dat. Nee. Dat zou ik wel eens willen doen. Merk ik op huisbezoek. Ik heb toch ook wat goeds gedaan, voor die of die… We proberen mee te doen. Je hoeft op deze school niet mee te doen. Om zalig te worden, van je straf verlost te worden, dat doet deze meester alleen. Dat móet Hij ook alleen doen. Niet alleen voor mij. Maar het moet van de Vader. Die weet veel beter hoe het zit. Ik denk dat dat ook hier bij Mozes en Elia zo is.

Ze spreken met Jezus. Waar hebben ze het over gehad? Wat hebben ze gezegd? Jezus, Uw leerling Petrus heeft gelijk. Laten we het samen doen? Hebben ze dat gezegd?! Wat dacht u, dat ze dat gezegd zouden hebben. Preek maar met me mee, jongere. Mozes ken je. Had Mozes verwachting van het volk? Mozes is de mens leren kennen. Hij weet van het volk. Het ene moment: zeg God, wat we doen zullen en we zullen het doen. God geeft Zijn mooie en heilige geboden. Hij gaat de berg op, en ze bouwen een gouden kalf. Hij ging onderuit met het volk. Het viel hem erg tegen. Niet alleen het volk viel hem tegen, maar ook zichzelf. Niet de vinger wijzen naar anderen, maar zichzelf (Deut. 18). Er zal een Profeet komen, naar hem zult u luisteren. Mozes is de man die kende: veertig jaar lang heb ik verdriet gehad van dit volk. En Elia? Hoop hebben, ook als dominee, het volk op de Karmel: nee, de Heere is God, riepen ze. Ze deden belijdenis. Net als Petrus. En even later? Ze verlaten Hem allemaal weer. Gedaan wat niet moest. Mozes en Elia weten: we moeten niet meehelpen. In Lukas staat waar ze over praten: nog niet naar de hemel, Jezus, nog even wachten (ik bedoel het eerbiedig), U staat hier in Uw heerlijkheid, maar U moet naar Jeruzalem. Ze spreken over de uitgang, over de exodus. U moet Jeruzalem nog uit. De joden snappen nog waar het over gaat: ze hebben de profeten uitgeworpen. Stefanus zegt dat ook in Handelingen 8. Ze houden Hem Golgotha voor. Ze spreken over de berg, waar Hij als een berg tegenop ziet.

Nog een laatste iets; in de kerk is dat iets heel moois: als je jezelf gaat tegenvallen. Als je gaat zien hoe beroerd slecht wij zijn. Ik was vorige week ook op het ijs, er gingen mensen doorheen. Vlak aan de kant ging dat wel, maar iemand midden op het meer ook. Hij probeerde het, maar het ging niet. Zullen we samen mij uit het water helpen? Nee: help, een ander moet het doen! In de kerk: Steeds meer beseffen (God draait de schroef steeds een tandje dieper, hoe langer hoe meer, zegt het Doopformulier) dat je God nodig hebt. Hoe langer in het geloof: des te meer besef je dat. In het pastoraat mensen die beseffen: wanhoop, want ik heb het zo verkeerd gedaan. Je redt het niet. Dan word je het met God eens. De oude mensen vroeger zeiden: dan wordt Hij noodzakelijk. Dat is een zegen!

Wat ik zeg, zuig ik niet uit mijn duim, ik zal u dat aantonen. Als Petrus zijn brief schrijft, komt hij erop terug (2 Petrus). Hij mag er nu nog niet over praten. Jezus verbiedt dat hier nu nog – ze willen tentjes maken. Het is wat! Tentjes voor hemelgasten. Alsof ze nog in tentjes willen wonen. Ze zijn hun tentleven juist kwijt. Ze mogen in de hemel wonen. Na de opstanding verstaan ze het. We zijn geen fabeltje nagevolgd, zegt Petrus. Het dierbaar bloed. Wij houden u voor: alleen het verwachten van het offer van Hem. Dat hebben we gehoord, van die stem. Deze is Mijn geliefde Zoon. Dat hadden ze al eens gehoord, toen Jezus 30 jaar was. Toen klonk die stem ook. Toen begon Hij Zijn werk. Hier staat er iets bij: te maken zoals Hij Mij geroepen had. Om naar Hem te luisteren. Alleen naar Hem. Die stem heeft geklonken. Ik zou bijna willen vragen, doe je ogen eens dicht, zie het voor je. Jezus in Zijn heerlijkheid, Mozes en Elia in die heerlijkheid, hemelse gasten.

Doe je ogen weer open. Wat zie je dan? Het zou zomaar kunnen, als dat zo was geweest he, als Jezus nou dat ene stapje gemaakt heeft: die heerlijkheid van Zijn Vader weer ingestapt. Dat had gemogen. Hij is de zondeloze! Hij had zo de heerlijkheid in gestapt gekund. Dan stonden daar Mozes en Elia. Dan had de triomferende kerk te vroeg gejuicht. Dan had u nooit meer naar de kerk – ook niet digitaal te luisteren. Dat is er geen Woord meer. Dan alleen de stilte van de dood. Verwonder u over wat er staat: ze zagen niemand anders dan Jezus alleen. En nog beter kijken, hoe staat Hij daar?! Hij staat daar niet meer in Zijn heerlijkheid. Maar in Zijn nederigheid. Moet u ook eens een week over nadenken. Hij staat daar gelukkig niet meer in Zijn heerlijkheid. Hij kiest er vrijwillig voor, niemand verplicht Hem dat. Dat heerlijke kleed legt Hij af en deelt Hij uit. Dit is een preludium op Golgotha. Uit de doxa.

Ik heb ook kinderen – soms was ik terecht boos. Je kon ze dan even niet meer zien. Dat had ik wel eens. Gewoon boos. Te ver gegaan. Ga maar naar je kamer. Even weg. Maar ik stuurde ze niet uit huis. Ze mochten wel onder mijn dak blijven. Wat hier gebeurd is veel erger: uit de doxa gestoten, geworpen. God de Vader zegt: niet, ga maar boven, maar ga maar naar beneden. Letterlijk. Niet, daal maar naar beneden naar de aarde, maar daal maar naar de hel. Hij legt Zijn heerlijkheid af. Hij laat zichzelf vernietigen. In mijn plaats heeft Hij geluisterd, is Hij leerling geweest. In het aangezicht van de hemelse heerlijkheid, kiest Hij voor de helse duisternis. Hij verlaten, opdat wij nooit meer verlaten worden. Petrus roept het uit, als hij hierover schrijft: u hebt het profetische woord dat zeer vast is, u doet wel dat u daar acht op geeft. In gehoorzaamheid achter Jezus aan.

Ik mag u verzekeren, waar komen ze terecht, dat vraag je op school, monteur, ict; waar komen deze leerlingen terecht? In de heerlijkheid van God.

Amen.

Hervormde Gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, zondag 21 februari 2021, 17:00 uur. Schriftlezing Markus 9:2-13.