In de Brief aan de gemeente te Laodicea worden wij getekend: ellendig, arm, jammerlijk en naakt. Christus getuigt eerst tegen ons om daarna vóór ons te getuigen. De gemeente te Laodicea is lauw geworden, een levensgroot gevaar. Christus raadt hen aan het geloof bij Hem te kopen. Kopen omdat aan Gods recht voldaan moet worden. Genade is gratis, maar juist dat stuit bij ons op verzet. Voor mensen die denken dat het voor hen niet kan, voor dezulken is Gods genade!

Voorafspraak

De zeven brieven worden wel in chronologische orde verklaard. Alsof het gaat over zeven tijdperken van de kerk. Dan tekent de laatste brief hoe de kerk nu is. Rijk en geen ding gebrek. Ze kennen de gebreken niet meer. Geen gebrek. Jezus getuigt tegen de kerk hè. Niet een professor in de theologie. Maar Christus! Getuigt tegen de kerk.

Het grote wonder van genade is dat God altijd eerst tegen getuigt. En daarna voor. Het geloof is een paradox. Ik ben arm en lam en huppel van zielevreugd. Versta je dat? Het is buiten u.

En gemeente daarom laten we een ogenblik stilstaan bij dit gedeelte. De engel der gemeente is de voorganger. De predikant. Er zijn hemelse engelen. Maar dit ziet op een boodschap die God gestuurd heeft. ‘Angelos’ dat is gezondene.

Schrijf. Dat is meer dan zeg. Het staat er vandaag nog. Kohlbrugge zegt: het is geschied en het staat geschreven. Opdat ge weet wat de Geest tot de gemeente zegt.

Laodicea. Een heidengemeente. Toegebracht. Een van de zeven gemeenten in Turkije. Wat zal er overblijven? In Nederland? Bekering zonder verzoening. Wedergeboorte zonder Christus? Daar blijft niets van over. Maar dan worden we martelaar. Dan krijg je alles tegen. Een grote vervolging. Maar daarin zal de kerk versterkt worden. Paulus zegt dat het niet alleen een gave is om te geloven maar ook voor Hem te lijden. Dat zoek ik niet! Dat zoekt niemand. Dat is een gave. Als God het u geeft. We gaan eerst zingen Psalm 65 vers 2 en 3.

Preek

Gemeente. ‘En schrijf aan den engel van de Gemeente der Laodicensen: Dit zegt de Amen, de trouwe, en waarachtige Getuige, het Begin der schepping Gods’. Hier begint het eerste geheim. God is wat Hij zegt. Christus is wat Hij zegt. Hij zegt niet Amen. Hij is de Amen. Hij laat het evangelie niet preken. Hij is het evangelie. In de schrift is het Woord een zaak: Hij spreekt en het is er. Alles wat aan de Heere Jezus is, is Amen. Hij is wat Hij zegt te zijn.

En daarom, gemeente, dat is ook zo belangrijk, de zaligheid is in een Ander. Niet in mij of u. Die God is onze zaligheid! Hij is het. Voelt u? Wij maken vaak een onderscheid tussen Zijn Woord en Hemzelf.

Johannes zegt: het Woord is vlees geworden. Hij is een en al Amen. Betrouwbaar. Het is in Hem, alleen. Wilt ge daar vatbaar voor worden, moet u leren dat het bij u niet is. Nooit wordt en nooit komt. De kerk, vooral in onze dagen, is tot zichzelf ingekeerd. Maar Jezus zegt: Ik ben het. De Amen en de Getrouwe.

Het woord Getuige is martelaar. Ik ben de Getrouwe Martelaar. Die Mijn bloed gestort heb voor een gans verdorven zondaar. Hij is wat Hij zegt.

In onze rationalistische wereld wordt er onderscheid gemaakt tussen woord en wezen. In de bijbel is dat er niet. Ik ben de Amen, de waarachtige Getuige.

Het woord Getuige is een rechtswoord. Uit het rechtspreken. Weet u wat Hij doet? Hij getuigt eerst tegen mij. Als Hij nooit tegen u getuigt heeft, zal Hij nooit voor u getuigen. Ik zal u uit mijn mond spuwen. Dat is waar. Wie de Heere vreest, moet het beamen: lauw te zijn. Een waarachtige Getuige. Wat Hij zegt is waar.

Gemeente, ik heb ook uit Jona gepreekt. Dat is mooi. Jona moet spreken wat de Heere gebiedt. Een getuige spreekt niet van zichzelf. Maar van de waarachtige Getuige. Jona gaat het absolute oordeel verkondigen. Christus getuigt tegen hen. En tegen mij en u. Dat is ernst. Lauw! Zal Hij ons uit de mond spuwen? De waarachtige Getuige. Maar niet alleen tegen. Ook a decharge. Ook de Getuige van de waarheid. In Johannesevangelie is de waarheid de kracht van het evangelie. Hij doet het evangelie uitgaan. Indien Ge mij zoekt, laat dezen gaan…! Wat een voorrecht als je 40 jaar, ach dat moet ik niet zeggen, dat nieuwe getuigenis… Niet om te beschuldigen. Maar de wet worde u een tuchtmeester tot Christus. Ik heb voor hen genoegdoening gevonden. Hij treedt tussen, tussen de Vader en verloren zondaren.

Hij is het begin der Schepping Gods. Dat is mooi hè. Hij is middelaar van de Schepping. Scheppingsmiddelaar. De Vader heeft niet geschapen zonder de Zoon, maar door de Zoon. Door middel van Hem. In het beginne was het Woord. Dat Woord dat bij God was en God was, is vlees geworden. Weet u wat dat betekent? U bent allen geschapen. U staat in een scheppingsverband tot God. Als u sterft, zal het erom gaan dat God Zijn beeld terug krijgt. Er is geen excuus in dat geding. We hebben onszelf door moedwillige afval van God gescheiden.

Dit is wezenlijk. In de gereformeerde theologie zegt men: naar het beeld en naar de gelijkenis. Maar dat staat er niet: in het beeld. Niet gelijk. Maar in het beeld. In het beeld. God zag Zijn beeld in Adam en Eva. En het was zeer goed.

Het is ook zo mooi dat de mens ‘antitropos’ wordt genoemd in het Nieuwe Testament. Wij zijn voor de hemel geschapen. Ik heb geen doel ik het leven? Onzin! Je bent voor God geschapen. Dat is het scheppingsdoel en herscheppingsdoel. Gods lust was met de mensenkinderen. Het Woord is vlees geworden. Om te worden wat ik ben. Opdat ik moge worden wat Hij is. Zo heeft Hij alles geschapen tot Zijn eigen eer om in de mens gemeenschap te hebben met de Schepping.

Wat ziet Jezus van de gemeente? Ze is lauw geworden. Enige warmte. Dit beeld past bij de stad Laocidea. Daarbuiten zijn bronnen, buiten die stad. En de woestijn. Reizigers vinden bronnen en watertjes. Na die grote reis zie je water, dan gaat u naar die bronnetjes toe. Dan probeert u te drinken. Weet u wat het is om een warme dag lauw water te drinken? Koud water en thee is goed. Lauw spuug je uit.

Koud of heet! Als ge begeerd zijt zonder bekeerd te zijn, een klein beetje, u zegt vreemde dingen, dat moet je zelf weten. Een klein beginnetje? Lauw. Niet meer koud. Kom je in onze gezindte tegen. In Canada zeggen ze: die Hollanders zijn hun hele leven onbekeerd, maar als ze sterven zijn ze bekeerd. Velen kunnen met gemis leven. Zonder vrede met God. Een aanzetje. Dominee Fraanje zei: er komt een wedergeboorte zonder geloof en geloof zonder Christus. We zitten er middenin! Is de kerk onverschillig? Dat zeg ik niet. Lauw!

Jezus zegt: kon ge nog heet worden. Of ge heet waart! Maar omdat ge lauw zijt, zal Ik u uit mijn mond spuwen.

Wat is dat dan? Ze zijn rijk en verrijkt. Nooit arm en koud geweest. Weet u waar ik me zorgen over maak? Ik hoef geen kerk aan te wijzen, maar de wet doet z’n werk niet meer. Niet zo theologisch zijn, dominee. Dat doe ik toch wel. Calvijn volgt de drie stukken. Met Bucer. Die zegt: het is niet wet en evangelie. Maar Thorah. Geloof! Onderscheid? Dat weet ik zeker. We verlaten wet en evangelie en we beginnen met het geloof. Maar het begint met het ongeloof, geloof ik. Ik zal de wereld overtuigen dat ze in Mij niet geloofd hebben.

En dan zijn we rijk en verrijkt geworden. Maar we weten niet dat we zijn: arm, jammerlijk, naakt. Nooit geweest. Ik ben bezorgd. We keren terug naar Rome. Goede werken zijn een deel van de gerechtigheid. We zijn met z’n allen Rooms geworden! Waar vindt ge nog een verloren mens die niet meer bekeerd kan worden? Door eigen schuld.

Jezus zegt: ge weet het niet. Natuurlijk weet je het in de dogmatiek. Je kent de catechismus. Luther zegt: er is een letterlijke en geestelijke uitleg. Het gaat om de schriftuurlijke omgang met God. Paulus zegt: ik weet ik wie in geloofd heb. Dat is een geestelijke wetenschap!

Jezus zegt: dat ge arm waart. Dat staat er niet. Dat zou je willen. Dat ge zijt ellendig, arm en jammerlijk zijt. Je hoeft het niet met me eens te zijn. Ik zie het steeds meer. Een gemeente bestaat uit zondaren met genade en zondaren zonder genade. We zijn allen zondaren. Er is geen zelfverheffing nodig. Weet ge dat nog? Wat een depressieve preek? Nee. De realiteit van ons leven. Dit zegt de Amen. De Getrouwe Getuige.

Laat ik dat uitleggen. In Romeinen 7, zo zeggen de remonstranten, als Paulus klaagt over zijn verdorven vlees, dan spreekt hij over vóór zijn bekering. Maar dat is niet waar he. Je kunt het bedekken en goed praten, en zeggen: ik kan het ook niet helpen. Jezus zegt: dat zijt ge. Zelfs met genade. Versta je me? Je komt het pas te boven in het nieuwe graf van Jezus. Als we daar meer kennis van hadden, hielden we meer van elkaar. Luther zei: de wereld is Maarten Luther. Die wereld, die heeft God liefgehad! Het geloof overwint de wereld. Zijn en blijven! We zijn in een pelagiaans optimisme terechtgekomen. Een beeld van de mens. Rijk en verrijkt. Wij weten niet meer.

Als Jona preekt, wat doen die mensen? Zeggen ze: daar kan ik niets aan doen? Nee ze gaan vasten. Wat zal dat gebrul ver gehoord zijn. Denk je niet? Van kilometers gehoord. Zak en as. Ezra bij de tempel. Het Woord gaat open. Ezra en Nehemia gaan het Woord preken. Ze barsten in snikken uit, staat er van het volk.

Als God een opwekking geeft, gaan we wenend over de straat. Dan gaan we laag kruipen. Dan leren we dat we ellendig zijn. Heb je een mooie bakkerij gehad jochie, maar het maakt je niet gelukkig. Buiten Jezus is een eeuwig zielsverderf. Dan ga je dat weten en voelen. Dat je God niet kent.

Je bent een negatieve preker. Niet waar hoor. Alles wat aan Hem is, is gans begeerlijk. Dat is in mijn hart nu.

Je weet niet dat je bent. Niet dat je was. Daarom lazen we artikel 15. De totale verdorvenheid. De psychologie is verdorven geworden. We gaan uit van een positief mensbeeld. Het is een scheur en barst. Ja maar zo erg is het niet?! De gerechtigheid in het paradijs was extra. Je bent ziek maar niet dodelijk ziek?! Je weet toch beter. Je kunt God niet behagen en dienen. Een van de oudvaders zegt: weet je wat mijn hart is, een kooi van roofvogels, ik ben bang dat het deurtje opengaat en dat ik het niet kan tegenhouden.

We zijn nieuw-Rooms geworden. Ze hebben het allemaal over de heiligmaking. Maar niet over de dadelijke rechtvaardigmaking. God maakt het wel af? Gij weet niet dat gij zijt ellendig en jammerlijk.

En naakt. Weet je wat dat is? We hebben geen enkele gerechtigheid. Ik zeg het volgende toch. God kent ons en laat zich kennen. God beschouwt ons. Dan gaan wij Hem daarna kennen. Het onderwerp van de theologie wordt niet God maar voor God leven. Ik heb mijn weg. Voor God leven. Maar het evangelie zegt: weet je wat zonde is? Ik voor, ik dit. Ik in de kerk. Ik en nog eens ik. Ik? Ellendig. Jammerlijk. Naakt. Blind.

Niet waar. Nee hoor dominee, zo ben ik niet. De kerk zegt: open mijn ogen. Hoe meer je gezien hebt, hoe blinder je wordt. Rutherford zegt: als ik Zijn Naam maar wist…

Laten we eerst nog zingen. Psalm 37 vers 19 en 20.

Na de tussenzang

Gemeente, is er raad voor zulke mensen? Ellendig, jammerlijk, naakt en blind? Ja! Voor dezulken is raad. Hij zegt: Ik raad u. Zijn Naam is Raad, Sterke God. Hij geeft niet alleen raad, Hij is raad. Hij is waarheid.

Wat raad Ik u. Dat ge koopt. Dat wilt ge wel. Wij willen zalig worden door te kopen. Wij doen een gebedje in de zak. Dat zeggen ze over de moeder van Augustinus. Maar dat is niet waar. Wel in de weg van het gebed. Niet om het gebed. God is en een Beloner desgenen die Hem zoeken. Het geloof gaat voor het gebed. Anders hebt ge geen gebed.

Hier staat: Ik raad u dat ge van Mij koopt. Jesaja 55 zegt: zonder prijs. Ik ga betalen, zegt Hij. Maar het wordt van jou. Het komt op jouw rekening. Dat is het recht Gods in de zaligheid. Al heb je alles doorgebracht in de zonde, mijn kind… Hij raad je dit. Wijn en melk! Niet water. Als je het kopen mag, wordt het van jou. Maar ge moet het laatste dubbeltje verzoenen. Koop dat maar.

Ik weet wel. Je wil niet voor niks kopen. Als God niet de laatste knip in mijn zak gedaan had, had ik het elke keer geprobeerd met een dubbeltje. Maar je bent naakt en ellendig.

Goud beproefd door het vuur. Dat staat er niet! Zie de kanttekening. Waar krijgen ze dat geloof? Er staat letterlijk: beproefd komende uit het vuur. God geeft geloof als ge nooit meer geloven kunt. Hij zoekt het verlorene.

Beproefd komende uit het vuur. Staat er wat in het vuur? Christus! Hij heeft de hitte van Gods gramschap geblust. Het geloof ziet niet in de eerste plaats op hem die geloofd, maar op Hem, in Wien ge geloofd. Geeft God een groot of klein geloof? Hij geeft geloof! Als je wet en evangelie mengt, zakt het geloof in je schoenen. Je wilt wat doen. Maar je bent ellendig.

Het geloof komt uit het vuur. Jezus komt uit het vuur. Aan het kruis heeft Hij het vuur gedoofd. Opdat het u niet verteerd. Abraham. U weet dat ik uw gedachten elke keer naar andere dingen breng. Laat mij maar. Hij moest zijn zoon offeren. Uw zoon moet maar betalen. Brandoffer. Plaatsvervanger. Als je zoon nou geofferd moest worden om je zalig te maken, zou je het dan nog willen? En ge denkt zo lichtvaardig over Christus?!

Dat vuur heeft Hij geblust. Daarom komt het geloof uit het vuur. Alles werd verbrand door Zijn toorn. Maar toen was Hij daar. Vrede door het bloed des Lams. En Abraham hoefde zijn zoon niet te verbranden. De Heere zei: jij kan niet betalen, maar Mijn Zoon gaat betalen.

Zulk Een is mijn liefste. Je kijkt in mijn hart. God zorgt dat Zijn gramschap gestild wordt. Alle dingen zijn gereed. Wat moet je daarvoor geven? Niets. Het komt niet uit u. Christus. In Wien ik geloofd heb, nadat Hij aan mij geopenbaard was.

Geloven is niet zien en niet voelen; maar rusten. Buiten uzelf. Buiten uzelf. Buiten uzelf. In het paradijs zijn we naakt geworden. Niet waar: we waren naakt. Naaktheid als symbool van goddeloosheid. Eenvoudig en eerbiedigheid is bijna geweken in onze wereld. Ge schaamt u niet meer. Is naaktheid uw schande geworden? Wij hebben kleren. Maar ik ben en blijf naakt. Maar God gaat u kleden. U bent naakt en jammerlijk.

U krijgt dat witte kleed. Dat kleedje wordt genoemd waarmee Adam en Eva gekleed werden. Het kleed van een lammetje. En toen zag Hij geen zonde meer in Zijn Jacob en geen overtreding in Zijn Israël. Abel had het ook. Hij was rechtvaardig voor God. In hemzelf? Nee! Hij werd bedekt met de Heere Jezus. En dan word je witter dan sneeuw.

Dan kijk je om je heen en zeg je: waar zijn mijn zonden gebleven? Al had ik ze niet gehad of gedaan. Dat kleed is van hier tot op je schoenen. Dat hoofd is Christus. Hij bedekt Zijn kerk met Christus. Als Jezus de gemeente uit de hemel aan Petrus laat zien, waar zijn ze in gepakt? In een wit linnen kleed. Door Jezus bedekt. En Zijn gerechtigheid! Leugenaars. Lasteraars. Bedekt! Het verzoendeksel ligt op de wet. Het bloed reinigt van alle zonden.

Je kunt het gratis krijgen. Maar daarom heb je het niet graag. Dit is een knelpuntje. Echt waar, lieve kindertjes, het is gratis, zei ik tegen mijn catechisanten. Zal ik je eens wat vertellen? Ik zei tegen een catechisante: als jij nou eens drie keer rond de kerk in Staphorst moest kruipen om zalig te worden? O dat zou ik zo doen, zei ze. Of als je 1.000 gulden moest betalen. Dan deed ik het, zei een kind. Ik betaalde 10.000. Maar het is gratis. U gepredikt!

En ze wilden niet … Alle dingen waren gereed. Ik heb geen zin meer om naar je te luisteren. Moet je zelf weten. Als alle hoop mij gans ontviel… Dan gaat Hij je kleden. Jezus is naakt aan het kruis. Opdat jij bekleed zou worden.

Moedertje, je hebt een nieuw jasje. Een wit jasje. Moet je leren: met mij is het afgelopen. Maar Christus zegt dan: nu begin Ik pas met je.

Zalf uw ogen. In Laodicea maakten ze ogenzalf. Als medicijn tegen een oogziekte. Waarom zalven? Om niemand te zien dan Jezus alleen. Al zou je nooit meer iets zien. Heb je Hem gezien? Heb je Hem niet gezien, als Hij jou ziet…! In je kleed, met Zijn mantel, bloedrood. Ik heb je liefgehad met een eeuwige liefde. Zacheüs keek ook. Maar hij dacht: Jezus zal wel nooit naar mij kijken. Ik moet in je huis zijn. Nee! Ik je huis blijven. Blijven!

God kent je. Zacheüs. Ken je Mij? Opdat de schande bedekt wordt. Weet je wat de kerk krijgt, moedertje? Die krijgen zulke ogen dat alles wat ze van Hem zien, gans begeerlijk is. Lukas zegt altijd: zie. Het geloof ziet! Hem zien. Geopenbaard aan je ziel.

Laatste tekst. Vanavond heeft Hij bij je deur gestaan. Hij heeft geklopt. Zeg niet, moedertje, dat Hij niet geklopt heeft. Het ziet op een woning. De kerk is lamgeslagen. Jezus steekt Zijn hand door de deur om van binnen uit te openen. Dat mens slaapt maar. Rijk en verrijkt. Hij laat mirre en liefdesolie achter. En dan gaat ze zoeken. De bruid deed niet open. Maar wel toen ze dacht: Hij is van me geweken. Ze werd zoekende gemaakt. En is van Hem gevonden. Indien iemand Mijn stem gehoord heeft… Dat zal wat wezen! Je deur open doen in je traagheid, ellende, zonder Hem zijn. Ik zal tot hem inkomen. Tot hem! Hij in mij en ik in Hem. In mij geopenbaard, zegt Paulus. Hij zegt: eet Mijn vlees en drink mijn bloed. Die heeft het leven in Mij. Maar daar buiten is het niet. Dat ziet niet op het gebruik van het sacrament maar in het geloof in het sacrament.

Een Staphorster vrouw stond te huilen in de sneeuw. Ik vroeg: waarom? Ze zegt: Hij ziet me dat ik witter ben dan sneeuw. Al had ik nooit zonde gedaan noch gekend.

Ik heb opposanten. Ik voel ze zitten. Die Ik liefheb, kastijd Ik. Nog is het tijd. Wat een voorrecht om die gerechtigheid voor te stellen. Zie. Ik heb vanavond hier gestaan en verkondigd. [3x kloppen op de kansel] Amen.

Hervormde Dorpskerk Reeuwijk (Stichting Rehoboth), donderdag 11 juli 2019, 19:45 uur. Schriftlezing Openbaring 3:14-22. Belijdenis des geloofs met Artikel 15 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.