Paulus wijst de gemeente te Korinthe erop dat het vrije genade is dat God hen heeft verlost. Wij hebben zelf niet om de genade of uitverkiezing gevraagd; God heeft de wereld met Zichzelf verzoend. Deze verlossing is in het verleden geschied, met het plaatsvervangende offer van Christus, maar werkt door. Gods volk deelt in het lijden van Christus – en dus ook in de vertroosting van Christus. Eenmaal zullen we verlost worden van dit lichaam der zonde en zal Christus Zijn Kerk thuishalen.
‘Ja, wij hadden al zelven in onszelven het vonnis des doods, opdat wij niet op onszelven vertrouwen zouden, maar op God, Die de doden verwekt; Die ons uit zo groten dood verlost heeft, en nog verlost; op Welken wij hopen, dat Hij ons ook nog verlossen zal.’
– 2 Korinthe 1:9-10 (SV)
Verlossing en vertroosting: verleden, heden, toekomst
- Verlost heeft: Een rechtsgrond aangelegd
- Nog verlost: Vertroosting in het lijden
- Verlossen zal: Hoop op de toekomst
Gemeente, de tekstverzen vindt u in vers 9 en 10. Die mensen konden spreken van verlost zijn. Gods kerk is een lijdende kerk. Paulus had het vonnis in zijn lichaam. In de navolging. De grote verlossing wordt door lijden geheiligd. Luther zegt er zijn twee dingen noodzakelijk: lijden en hopen. In de RK was het: lezen, bidden en mediteren. Luther zegt: beproefd worden. Dat maakt een waar christen. Dat vindt u in dit gedeelte. Wie daar deel aan heeft, heeft deel aan de vertroosting. God zal ons verlossen van het lichaam. Dan is de dood verslonden tot overwinning. De kerk wordt gezaaid als een bloot graan. Dan wordt dit onsterfelijke gezaaid in sterflijkheid om opgewekt te worden tot onsterfelijkheid. Laten we eerst nog zingen:
Ik werd benauwd van alle zijden,
En riep den HEER ootmoedig aan.
De HEER verhoorde mij in ’t lijden,
En deed mij in de ruimte gaan.
De HEER is bij mij, ‘k zal niet vrezen;
De HEER zal mij getrouw behoên;
Daar God mijn schild en hulp wil wezen,
Wat zal een nietig mens mij doen?De HEER is aan de spits getreden
Dergenen, die mij hulpe biên;
Ik zal, gered uit zwarigheden,
Mijn lust aan mijne haat’ren zien.
’t Is beter, als w’ om redding wensen,
Te vluchten tot des HEEREN macht,
Dan dat men ooit vertrouw’ op mensen,
Of zelfs van prinsen hulp verwacht’.– Psalm 118 vers 3 en 4 (berijming 1773)
Gemeente, Paulus spreekt over het lijden van Christus. De kerk wordt geroepen tot lijden – lijden dat overig is. Met Christus en om Christus lijden. Paulus is in nood geweest. Hij had het vonnis des doods daarin. Willen we dat verstaan, dat lijden is een vrucht van Christus plaatsvervangend lijden. Als ik de tekst lees – Hij die ons verlost uit grote nood en dood – Hij zal ons nog verlossen – we kunnen dit lijden slechts verstaan vanwege Christus. In dat lijden worden ze geoefend in het lijden van Christus. Daarom is er vertroosting in. Dat lijden doet ons zien op het lijden Christi.
De tekst wijst op het wonder van Christus plaatsvervangend lijden. Troost, troost, Mijn volk. Dat lijden, als ge daar deel aan hebt, dan zeiden ze vroeger: welkom in de strijd. De duivel gunt je de dood. Dat is voor Gods volk niet erg. Het is wel een heel stuk hoor, dat sterven. Gods volk mag er wel eens overheen kijken maar niet altijd kunnen ze er doorheen kijken.
Dit eerste gedeelte ziet op het verleden. Uit zo’n grote nood verlost heeft. Er wordt een vorm gebruikt in het Grieks – een auristus, een feit met een vervolg. Een feit met doorwerking. Het is een verlost zijn met doorwerking. Die ons uit zo’n grote dood verlost heeft. Als je nou verlost bent, wat dan? Dan ben je verlost. Toch? Verlost heeft. Ik geloof dat dit ziet geliefden op zo grote dood. De dood is bezoldiging op de zonde. Een grote dood. Uitbetaling is het. Waarom ik dat zeg. Ik hoop dat u me verstaat. Dat is een richterlijke daad. Ge zijt en blijft een zondaar. Maar in het oog van God geen zondaar meer. God spreekt vrij. Het is een vrijsprekende daad. De dood verkozen in het paradijs.
Ik heb daar wat van te zeggen. Veel mensen denken dat je dan geen zondaar meer bent. In jezelf. Dat je een heilige wordt. Kohlbrügge wist beter: als God me verlost word ik een onheilige heilige. De gevolgen van de zonde legde Hij op Zijn Zoon. Tot zonde gemaakt. U wordt dan gerechtvaardigd in Hem. Ik spreek wel eens met zielen. Die denken dan dat je een beter mens wordt. Maar dit gaat over vergeving van de zonden.
Verlost heeft. Is niet half. Niet voor een paar jaar. Maar voor eeuwig. Of niet? Als de Heere komt in je leven (ik maak me daar zorgen over), dan leert Hij je de wet. Hij arresteert je op de weg naar Damascus. Als een vroom mannetje. De catechismus begint niet met de tien geboden. Dat pas in de dankbaarheid. De catechismus spreekt over het liefdesgebod. God liefhebben boven alles en de naaste als onszelf. Daar heb ik zin in. Niet waar. Dat zoek ik. Niet waar. Daar bid ik om. Niet waar. Weet je wat de catechismus zegt? Ik ben geneigd God en de naaste te haten. Ik bedoel dit, het gaat in de ontdekking om uw hart. U kunt God niet bedriegen. We zijn bijna de leer der catechismus kwijt. Totale verdorvenheid. Een vijand van God zijn we.
Die om niet vrijgesproken wordt. Waarom? Een uitverkoren vat. Ik heb je lief met een eeuwige liefde. Laat ik het eens vreemd zeggen: we hebben geen belang bij onze zaligheid. Ik wel. Sstt. Heb je het geestelijk geleerd? Een wortel van bitterheid en wrevel is er ik ons. Moedertje, de zaligheid ligt buiten uzelf. Wist u dat? God zocht Saulus. Saulus beminde God niet.
Ik spreek tot zielen daar enige kennis aan hebben. Als er geen vrije genade was, werd er geen mens verzoend. Verlost heeft. Hoe dan?! Door het offer. Door een wonderlijke ruil. Als je met God te maken krijgt is de wet de tuchtmeester tot Christus. Een eeuwig wonder. We zijn tegenwoordig te vroom om slecht te wezen. Je doet heel niet mee mens. Die ons uit een eeuwige dood verlost. Als je verlost bent, ben je verlost. Dat is een vrijsprekende daad. Op grond van de offerande van Christus. God werpt de zonden in de zee van eeuwige vergetelheid. God doet het nog. Sommigen denken dat ze daar antwoord op moeten geven. Jezus zegt: zonder Mij kan je niets doen.
Uit een grote dood verlost heeft. Dat wisten die mensen. Paulus wist dat. Vrijgesproken van het vonnis der wet. Terwijl ge een zondaar zijt. God ziet geen zonde in Zijn Jacob en geen overtreding in Israël. Als alle hoop me gans ontviel en niemand zorgde voor mijn ziel… Hij heeft mijn pad gekend. Ik zeg niet als die nood in je ziel geboren wordt, dat je dan leert bidden. O nee. Bidden? Noem je dat bidden? O nee. Een roep, een schreeuw is het. God volk leert dat ze niet meer bidden kunnen. Het wordt dan: kort gebedje, echt gebedje. Een zuchten van de Geest in mij. Gods volk leert dit zo. Kohlbrügge verstond dit. In mij is nog die wortel der bitterheid. Gods volk heeft soms helemaal geen zin om de Heere te vrezen. Dan vraag je aan een kind van God, heb je d’r nou zin in? Nou helemaal niet zeggen ze dan. Da’s wel eerlijk he. Zelfs geen zin in de zin. Er is wrevel in hun hart. Verdorven natuur. Lieve hoorders, hier gaat Rome heiligmaking met rechtvaardigmaking verwisselen. Dan moet je een goed mens worden. Dan is David niet in de hemel. En Abraham ook niet. En Paulus ook niet; de grootste der zondaren (niet die ik was, maar ben!). De zonde is bitter. Ik deug tot in de wortel niet. Maar Zijn genade is zeer overvloedig.
Ik wou dat je dit verstond. God spreekt vrij. De Rechtvaardige is veroordeeld. Jezus is door al die mensen vals beschuldigd. Dat is niet waar. Vals? Jezus had het niet gedaan. Je bent een dief omdat ik een dief ben. Een overspeler. Ook na ontvangen genade. Hij is mijn genade en rechtvaardigheid. Jezus alleen mijn gerechtigheid. Alleen. Wie in Christus is, is een nieuw schepsel. Het oude is voorbijgegaan.
Ik zie je kijken naar me. Tel ik dan niet mee? Nee. Niet in de toepassing en in de verwerping. Wel in het ontvangen. Dat is het geloven. Vrije genade is dat. Toen dat in mijn leven gebeurde dacht ik dat ik zondeloos zou worden. Maar het is erger geworden van binnen. Opdat ik zou betrouwen op Hem. Ja, maar, ik moet wat doen? Wie rechtvaardigt God? Vijanden. De goddeloze. Dan kust Hij je. Dan vallen de wapens je uit handen. Kinderen willen vaak niet wat ouders willen. Dat had ik ook he, met de kinderen. Ze luisterden vaak niet, ook niet na drie keer iets zeggen. Dan begon ik maar te kussen, dat knulletje. Pa! Ja jongen. Het meeste van die is de liefde.
Word ik een heilige? Ja. In Christus. Hij is ons geworden wijsheid, rechtvaardigmaking en volkomen verlossing. Het is buiten mij. Doopformulier. Buiten mij maar toch voor mij!
Als u de heiligmaking met de vrijspreking vermengt, hebt u geen troost. Hij is mijn troost. Mijn enige troost. Mijn alles. Met al mijn ellende. Gegeven voor de Vader. Betaald door de Zoon. Dan wordt Hij alles. En mag jij niets wezen. Loutere goedheid, liefdekoorden, waarheid zijn des Heeren paan.
Door ’s Hoogsten arm ’t geweld onttogen,
Zal ik, genoopt tot dankbaarheid,
Verschijnen voor Zijn heilig’ ogen
Met offers, aan Hem toegezeid.
Ik zal, nu ik mag ademhalen,
Na zoveel bangen tegenspoed,
Al mijn geloften U betalen,
U, Die in nood mij hebt behoed.– Psalm 66 vers 6 (berijming 1773)
Waar Hij uw deel wordt, moet u lijden om Hem. Zijn voetstappen drukken. Met Hem lijden en sterven. Als u Christus leert kennen kan het zijn dat u een poosje onder de liefdebanden verkeerd, maar al snel komt er lijden.
Kohlbrügge zegt: de duivel ruikt mijn nieuwe hemd. Met Hem lijden om in Hem vertroost te worden. Dat is niet plaatsvervangend lijden. Geen verdienste. Dat is Zijn voetstappen drukken. In Christus lijden. Door lijden gelouterd. Vroeger groetten ze je nog. Nu draaien ze hun hoofd om. Haten ze je. Als dat gebeurd ben je een getuigenis tegen hun werken. Je gooit mijn bekering overboord. Ik was een vijand en ben verzoend. Door vrije liefde verzoend. De duivel en de mensen gunnen het je niet. Als Paulus tot ruimte komt in Damascus, willen ze hem direct dood maken. Hij moet ’s nachts met een mandje over de muur. Kenmerk van een christen: een lijdensknecht. Altijd de meerderheid tegen, maar God met u. Als je met Hem lijdt, zul je ook vertroost worden.
Als u verwaardigd wordt de voetstappen Christi te drukken, dan is dat tot vernedering. Je krijgt gewicht aan de klok. Er komt iemand in je gezin die een hekel aan je krijgt. Huisgenoten die een vijand wordt. Dan heb ik er geen zin zegt een jongmens hier. Nou dat klopt, want je hebt er ook geen in zin.
In de zwaarste lijdenstijd is er de grootste vertroosting. Deel aan het lijden is deel aan de vertroosting. Rutherford schrijft dan vanuit de Londense gevangenis: de ijzeren ketenen hier zijn gouden ketenen. Ik heb hier in deze gevangenis de kussen van Zijn mond geproefd.
Kan ook geestelijk. Paulus en Silas. Mensen komen tot bekering in Filippi. Ze komen in de gevangenis. Onverhoord. Ze krijgen stokslagen. Ruggen open. Dan komen ze in een blok. Vastgenageld. Open wonden. Dan wordt het middernacht. En dan komt Jezus op bezoek om ze te vertroosten. In al hun benauwdheden was Hij benauwd. Ze beginnen dan te danken. Niet te bidden. Gode lofzangen toe te zingen. Omdat ze verlost zijn. En om de dadelijke gemeenschap. De gemeenschap met Hem is beter dan het tijdelijk leven. Zonder lijden? Dan zijt ge een bastaard. Wij willen vrede houden met alle mensen. God niet. Je moet rekenen zegt God, ze zullen je vijanden worden.
We leven in een tijd van geestelijke synthese. Alles wordt op een hoop gegooid. Die heeft dit en de ander dat. Geloof jij dat de een beter kan bidden? Ik geloof er niks van. Al deze dingen zijn uit God. Uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Als dat niet waar was, verloren we de zaligheid. Er zei een ouderling tegen me: ik heb nooit overspel gedaan. Ik zei, ik denk van wel. Jezus zegt dat de wet geestelijk is. Als je begeerd heb je al overspel gedaan. Later komt hij weer. Jongen zegt hij. Ik heb 700 keer overspel gedaan. O jongen. Daar is nog een middeltje voor hoor, zei ik. Als je zegt geen zonde zegt te hebben maak je God tot een leugenaar.
Als God vergeeft, dan weet je wat het gekost heeft. Wat je bestaan is. Dan word je vertroost met het lijden van Christus. Jongetje heb je zin om te zingen: door U, door U, om het eeuwig welbehagen? God had goede gedachten. U niet. God heeft deze wereld met zichzelf verzoend.
Je preekt ons lijdelijk vanavond. Vindt u dat? Veel mensen in de godsdienst trekken aan een dood paard. Dat is een zwaar werk. Ik heb die wortels in me. Wie zal me verlossen van het vlees? Van die mens in Adam. Begeert tegen de geest. De Geest is sterker. Die maakt zonde tot zonde. Een hartelijke leedwezen maakt hij. Ook een hartelijke troost en vreugde. Volmaakt naar Zijn geboden leven? Kan je dat? Ja. In Hem ben je dat. Maar in mijn vlees woont geen goed.
Zeg prediker moet dat nou, zo’n negatieve preek vanavond? Nee hoor. Wat jij niet wilt, doet Hij. Plaatsvervangend. God te loven en te prijzen. Ik preek dit tot vertroosting. Troost, troost Mijn volk. Er moet wel eens zeer getroost worden. Maar in de weg van lijden.
Mag ik vragen aan je: ken je dat? Ben je vertroost in je smart en moeite? Zijn werk, trouw, gerechtigheid. Ach, ik heb het zeer nodig. Zo nodig. U moest eens weten wat een mens is. De God alle vertroosting vertrooste u.
Dan moet je lijden. Ik weet niet wat er gaat gebeuren in Nederland en de wereld. De zuivere waarheid wordt vertrapt. Ik word zo moe van leraren die zeggen je moet dit en dat. Weet je wat me troost? Ik ben uw heil, alleen. Hij zal mij verlossen. Wat is nou de hoop?! We worden in hope zalig. Ik lees die advertenties. We hopen het. Een beetje dit of dat. Twijfel is goed?! Maar een echt kind van God kan met twijfel niet leven. Daar stikken ze in. De Bijbelse hoop is het anker der ziel, Christus, Hij is binnengegaan in het heiligdom. Dat is zeker en vast. Ben ik dat deelachtig?! Dat is de liefde dan. De hoop is liefde uitgestort in je hart. Liefde om straks nooit meer te zondigen. Vlees en bloed worden gezaaid in zwakheid, oneer, krachteloosheid. Ik begroef een kind van God. Niet zo’n aardige man. Heb je iets nog tegen je vader vroeg ik? Laten we het in het graf gooien. God wekt op tot heerlijkheid. Als je gaat trouwen en er is ware liefde, hoop je op de trouwdag. God stelt de Bruid aan de Bruidegom voor. Daar is liefde. Hij heeft ons eerst liefgehad. Zie Ik kom haastig. En dan zeggen de Geest en de Bruid: ja Jezus, kom haastig. Eerst zegt Hij dat Hij komt. Ik wil dat u eeuwig bij Me bent. Afgelegd in het graf het lichaam der zonde. Lichaam pneumaticos: geregeerd door de Heilige Geest. God zal zijn alles en in allen. En mij nog verlossen zal.
Je laatste uurtje, hoe zal dat zijn? Ik ben wat ouder. Ik moet sterven. Corona: uitzien naar de dood? Potappel had dat. Moet ik niet zo stellig preken? Met je twijfelachtige preken kan je er altijd bij. Zijn liefde is in mijn hart uitgestort. Ik kom weder tot u. Ach mens. Hè jongen is dat vreemde taal? Gods volk heeft het niet altijd. Als je het een keer hebt gehad weet je het voor eeuwig. Ik wil dat je bij Me bent, Bruidje. Dan ga Ik straks met je pronken. Hij gaat me verlossen. Van mezelf, van mijn werk, van mijn ellendige en vijandige ik.
Is er een vrucht in het lijden door je? Er is liefde in je hart uitgestort. Ds. Van Raalte (Michigan) die had zo’n College daar; daar was een groot anker op het terrein. Dan dacht ik wel eens: Het schip haalt het anker niet binnen, maar straks haalt het Anker het schip binnen.
Dwars door de strijd, lijden en aanvechting Ik wil dat ze bij Me zijn. Vraag om ontdekkend licht. Met Hem te lijden en straks eeuwig bij Hem te zijn. Heden met Mij in het paradijs zijn. Het paradijs is waar God in Christus is. Een eeuwige thuiskomst. Storeloos Hem te prijzen!
Ja, maar, ik ben Paulus niet. Wilde hij het wel dan? Kreeg hij het? Waarom? Uitverkiezing! We wensen dat elkaar toe. Dat God u als een vijand met Zichzelf verzoend. Dan met dat ganse geslacht te zeggen: Gij hebt ons Gode gekocht. Nog even en je moet sterven. Wilt ge niet? Hij is zeer gewillig. Hij laat Zich slaan en kust Zijn uitverkoren volk. Waar zult ge zijn in de eeuwigheid? Binnenkort Derde Wereldoorlog? Zijt ge bereid gemaakt? Hij die u roept is getrouw die het ook doen zal. Tegen wie moet ik dat zeggen? Laat u met God verzoenen. Niets doen we zelf. Want Dien, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem.
Amen.
Wien heb ik nevens U omhoog?
Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog,
Op aarde nevens U toch lusten?
Niets is er, waar ik in kan rusten.
Bezwijkt dan ooit, in bitt’re smart
Of bangen nood, mijn vlees en hart,
Zo zult Gij zijn voor mijn gemoed
Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed.– Psalm 73 vers 13 (berijming 1773)
Stichting Rehoboth Reeuwijk, donderdag 28 april 2022, 19.45 uur (eerste maal sinds covidpandemie). Bijbellezing. Schriftlezing: 2 Korinthe 1.