De stadhouders bedenken een list om de profeet Daniël uit de weg te ruimen. Ze weten dat hij dagelijks tot God bidt en dringen er bij koning Darius op aan een gebod uit te vaardigen dat dertig dagen lang alleen de koning mag worden aanbeden op straffe in de leeuwenkuil te worden geworpen. Darius trapt in de val die voor hem is opgericht. Vervolgens wordt Daniël in de leeuwenkuil geworpen. Maar feitelijk vond de strijd reeds daarvoor plaats: Daniël is een volharder in het gebed. Het grootste wonder is het vertrouwen op God door God gewerkt. Dat houdt hem staande in de leeuwenkuil waarbij de muil van de leeuwen blijft toegesloten. Als vervolgens de stadhouders in de leeuwenkuil worden geworpen vertonen de leeuwen hun ware gedaante. De duivel, de mensenmoorder van de beginne, is nog steeds dezelfde en gaat rond als een briesende leeuw zoekende wie hij kan verslinden. Hij richt zijn pijlen op het gebed. Wij moeten af van ons ik-middelpuntige. Vertrouw op God in Christus, geloof in Hem en u zult leven. Zonder Christus kunnen wij niets doen.
Daniël 6 vers 24b: ‘Toen Daniël uit den kuil opgetrokken was, zo werd er geen schade aan hem gevonden, dewijl hij in zijn God geloofd had‘.
Daniël een volharder in het gebed
Gemeente, Daniel in de leeuwenkuil. Daniel de Minister-President zouden wij zeggen van dat grote rijk van de Meden en Perzen. Hij was aangesteld over de stadhouders door Darius. Hij zag iets in hem wat hij in anderen niet zag. Dat hij die positie innam in dat klimaat, waar men alleen maar oog had voor eigen positie, leidde het tot nijd, haat en jaloezie. Er is niets nieuws onder de zon zullen we maar zeggen. Maar ze vonden niets verkeerds omdat hij trouw was.
Het enige wat ze konden vinden was de wet van de Heere die hij volgde. Ze drongen er sterk op aan bij de koning om een gebod uit te vaardigen dat niemand mocht worden aanbeden dan de koning. Darius valt in de strik die voor hem opgericht was. Hij gestreeld tekent de wet. Toen Daniel het hoorde dat de wet getekend was ging hij naar huis en bad driemaal daags tot God.
Naar zijn gewoonte. Ganselijk gelijk hij gedaan had voorheen. Prachtige tekening van een christen in Babel. Je zou toch hartstochtelijke staatsliederen waren en ik voeg er meteen aan toe ouderen en jongeren. Ze hadden het verwacht dat Daniel zich er niet aan zou houden. Ze komen met hopen. Met overmacht. Dat Daniel bidt. Als ze dat vergrijp hebben geconstateerd weten ze niet hoe gauw ze bij de koning moeten komen.
Deze diplomaten melden het de koning. Niet dat er een groot vergrijp gepleegd was, nee nee maar dat er een man bidt in het koninkrijk. Darius herkent het. Na een dag overleg moet hij het erkennen en zwichten. God daalt liever met zijn God in de leeuwenkuil dan zonder God verhoogd te worden. Daniel wordt in de leeuwenkuil geworpen. Een steen ervoor, verzegeld en wel. Hoe onzeker ze zijn die diplomaten. Stel je voor dat de koning zich zou bedenken.
Ondertussen gaat het feest door. De gevreesde Daniel uit de weg geruimd. Ze bekeken immers het leven van de praktische kant. Die oude man met zijn sterke overtuigingen, strenge bestraffingen, de man met zijn onkreukbare trouw. Hij is weg, definitief. Hij was een hinderpaal, hij stond in de weg. Zo lijkt het satanische te slagen. Dit is niet maar een eenmalig gebeuren. De Bijbel is er vol van en ook de wereldgeschiedenis.
De hand van Kaïn treft Abel. De hand van de broers van Jozef doet hem in de put komen. Zo viert Haman het feest. De macht schijnt te winnen bij het kruis op Golgotha. Schijn, schijnbaar. De macht van de duisternis lijkt te winnen. Slapen was er niet bij bij Darius. Zijn geweten klaagt hem aan. Tal van gedachten woel door zijn hoofd. Geen seconde rust. Met een droeve stem riep hij het uit: o Daniel, zoon van de levende God, heeft Hij u kunnen verlossen? Nu voegt de koning ertoe dat de God van Daniel de levende God is.
Dat is voor kinderen van God het geheim is. De levende God bij wie uitkomsten zijn zelfs tegen de dood. Omdat Jezus Christus de dood heeft overwinnen. Je moet als je er eigenlijk over nadenkt medelijden hebben met de man. Gevangene van zijn eigen wet. Hij deed wat hij niet mocht doen. Het valt een koning gemakkelijk het kwade te doen. Zelfs een kind doet dat. Geen mens kan dat voorkomen. Het is toch veel makkelijker een brand aan te steken dan te blussen.
Iedereen begrijpt wat dat voor de koning geweest is die stem uit de kuil. De stem die zo kalm klinkt. O koning leef in eeuwigheid. Hij heeft de muil van de leeuwen gesloten. Ik heb tegen u koning geen misdaad gedaan. Daniel leeft. Hij had een rustiger nacht in de kuil dan de koning in het paleis. Ik lag en sliep gerust, ook al was het tussen de leeuwen, van de trouw van de Heere bewust, tot ik verfrist ontwaakte.
Hij wordt eruit gehaald. Dat mag want aan het recht was voldaan. Hij was in de kuil geworpen. Er was geen schrammetje aan hem te zien. Hoe is hij gered? Op twee manieren. Hebreeën 11. Door het geloof. Koninkrijken hebben overwonnen. Gerechtigheid ontvangen. De muilen van leeuwen toegesloten. Door het geloof in de levende God. Niet hem aangeboren maar geschonken.
Net als die andere vrienden die zich niet wilden verontreinigen met de spijzen. De God die hem staande had gehouden. Hem had gered uit de kuil. Hij wist dat hij op zijn God aankan. Dat Zijn God betrouwbaar is. Daniel streed door het geloof. Hij overwon door het geloof. Daniel had dan een groot vertrouwen in zijn God. Geloofde rotsvast dat God almachtig is. De allerhoogste Koning. Machtig is de meest gevaarlijke dieren te temmen en als tamme poesjes te maken.
Hij is mijn Burcht, mijn Toeverlaat. Het ware geloof als gave van Gods Geest. Waar komt dat geloof vandaag, Heidelberge Catechismus. Van Gods Geest door de verkondiging van het Evangelie. Heb daar ook acht op. Niet op een groot of klein geloof maar op een waar geloof zien. Dat heeft de kracht. Het geloof zorgt dat elke christen vrij is. Hij legt het trillend in de handen van het geloof.
Het is een zaak van geloof, dat is het eerste. Het tweede is dat Hij Zijn engelen heeft gezonden. Gezongen in Psalm 34 en 91. Op de felle leeuw en adder zult u treden. Dewijl hij Mij bemint zo zal ik hem uit helpen. Ik denk ook aan de gemeente in Jeruzalem later als Petrus in de gevangenis zit. De gemeente bidt. De engel komt en bevrijdt hem uit de gevangenis. Wat is het grootste wonder? Dat God hem uit de leeuwenkuil haalde? Nee. Maar het grootste wonder is dat Daniel vertrouwde op zijn God.
Het is zo groot wonder dat hij uit de leeuwenkuil gered wordt. Maar maak niet de fout te denken dat het altijd op deze manier gaat. Schier het onheil schijnt voor mij geschapen. De zaak en vraag is altijd wat meer glorie toebrengt aan de Heere. Tertullianus. Het bloed van de martelaren is zaad. Aangespoord tot geloof en volharding. In de zaak van Daniel achtte het de Heere het nodig dat Daniel in leven bleef. Hij had nog een plan met hem. De raad van de Heere uitdienen.
Dat is een groot wonder en nog groter is dat er niemand hem ervan af kon houden. Als hij zich buigt tot gebed, dan is hij daar al in de leeuwenkuil. Daar richten de machten van zich hel zich al tegen het gebed. Petrinisch woord dat de duivel rondgaat als een briesende leeuw. De macht van het geloof en van het gebed kan breken, kan stoppen. U weet wat de rode draad is van het boek? De strijd tussen de koninkrijken. Duisternis en licht. Christus en de anti-Christ.
Daniël is al in de leeuwenkuil voordat hij de strijd strijdt. Niet omdat hij onkreukbaar is. Niet omdat hij zo’n groot stadsman is. Maar omdat hij een oprechte bidder is. Een man van geloof en gebed. Het kan de satan helemaal niets schelen of de man al dan niet Minister-President is. Zijn pijlen zijn gericht op het gebed en het gebedsleven. Deze man volhardde in het gebed. Zo lijdt satan de nederlaag. Zo overwint weer het licht de duisternis.
Dat was al toen Daniel en zijn vrienden weigerden de spijzen te eten. En ook in het dal Dura. En dat gebeurt ook hier wanneer hij oud geworden is. Daar werd de eigenlijke strijd gestreden en daar overwon Daniël. Dat was niet zijn verdienste maar van God. De Geest van de gebeden. Dan komt ook in deze geschiedenis een ander te staan die groter is dan Daniël. Hoor de hogepriester Kajafas. Wij hebben een wet en naar onze wet moet Hij sterven.
En bij het kruis op Golgotha waar Hij bespot werd. Hij heeft op God vertrouwd dat hem die nu verlosse. Ook hier gaat die steen van het graf. Ook hier dachten de vijanden van God en de machten van de hel het hebben gewonnen. Maar het graf kon Hem niet houden. Was het dezelfde engel? Hoe ook. Christus voer op vol eer. Wie in Hem gelooft zal het licht van het leven hebben. Er werd geen schade aan hem gevonden, bij Daniël. Het was niet vaag. Het was niet iets. Nee, zijn God de levende God is. Die herschept en wederbaart. Die bij Zijn verlossing ook beschermt en bewaart. Daar kunnen we niet groot genoeg van denken, van Hem.
Het kenmerkende van het ongeloof is dat het klein denkt van Christus en Zijn werk. Telkens vraagtekens plaatst. Ongeloof denkt groot van de mens. Geen vertrouwen in God en Zijn Woord. Met het geloof is het precies omgekeerd. Het denkt heel groot van de Heere en klein van zichzelf. De kracht van het geloof zonder Hem niets kan maar alles kan in Christus die krachten geeft. Christus het voorwerp ervan.
Wat denkt u ervan? Ik vraag het maar hardop zouden ook vandaag grote dingen kunnen gebeuren als wij als een Daniel onkreukbaar, niet voor de ogen van mensen maar van God, zouden leven? Al geef ik grif toe dat we niet in de schaduw van Daniël kunnen staan. Al is de God van Daniël dezelfde. Het woord van Jezus Christus geldt nog onverkort. Wie de Zoon gelooft heeft het eeuwige leven en wie niet gelooft, op die plaatst de toorn van God.
Op een gegeven moment komt het gebed van de discipelen vermeerder ons het geloof. De Heere Jezus wijst die bede af. Geloof als een mosterdzaadje. Niet een aangepraat geloof maar dat waar is. Echt is. Leeg vat, las ik bij Calvijn, dat gevuld wordt met Zijn genade. En prachtige vergelijking: slingerplant die zich helemaal om die plant slingert. Zaligmakend geloof dat niets, niets van zichzelf verwacht. Het beleeft geloof dat zegt: Mijn God. Mijn Heere en mijn Zaligmaker.
Dat geloof dat weet heeft en droefheid kent naar God. Dat beleefd geloof dat schering en inslag is. Dat vertrouwen. Dat trouw zijn. Geen vergrijp, geen misdaad in ons gevonden wordt. Kan het lijden? Dan zal de boom aan de vrucht gekend worden. Dan zal er zijn de ootmoedige wandel zijn met God zoals Henoch. Al wandelend thuiskwam. Dan zal het leven zijn van de zelfverloochening. Niet de eer van mijn naam, eer en aanzien. Maar het bedoelen van de levende God.
Is dat gemakkelijk? Nee. Was het voor Daniël gemakkelijk? Natuurlijk niet. Zou hij geschrokken zijn toen dat verbod werd uitgevaardigd. Hoe zouden wij gereageerd hebben dat verbod dertig dagen niet bidden. God kent u, vertel het Hem maar. Daniël was ook maar een mens. En die leeuwen, zou hij die niet gevreesd hebben? En u te maken hebt met al die leeuwen en beren op uw levensweg. Dat u vreest om er door te komen. Dan moet u vanavond 2 Timotheüs 4 maar eens lezen naast Daniël 6.
Hij schrijft aan zijn geestelijke zoon. Hij zit gevangen in het Babel van het Nieuwe Testament, zou ik maar zeggen. Ik weet dat ik als een dankoffer word geofferd. Dat geloof is wereld-overwinnend. En dat alleen omdat Christus de overwinning heeft behaald. Het vleesgeworden woord. In vers 25 gaat de kuil nog een keer open. Voor de tegenstanders van Daniël. Rechtvaardige straf aan zijn listige belagers. Wat hier in een dag plaatsvindt is een beeld van de dingen.
Gods kerk mag vervolgd worden. De vromen mogen belaagd worden. Allen die Godzalig willen leven, zullen belaagd worden. De wereld mag haar feest vieren om te denken dat zij de overwinning heeft behaald. Het is een schijnoverwinning. Haar overwinning is maar voor even. Die leeuwen toonden hun gedaante toen die vijanden in de kuil werden geworpen. Met de duivel is het niet anders. Hij zal zijn ware gedaante tonen.
Al schijnt de zaak van de gelovigen verloren zijn, in het volhardende gebed ligt de zenuw van hun kracht, de bron van hun hoop. Leven en strijden en overwinnen door het geloof. Na de nacht de morgen die hun recht verklaard. Deze geschiedenis is niet maar een spannend verhaal. Het is ook niet een sprookje uit een grijs verleden. Het is beeld en profetie van de toekomst van het leven. Het is preludium van de jongste dag. Dat God Zich verheerlijkt in het behoud van de vromen en Zijn recht in het vergaan van de goddelozen, ook de godsdienstige goddelozen.
Wij moeten af van het ik-middelpuntige. Onze tijd vraagt om bidders. Driemaal per dag met de vensters naar Jeruzalem open. Gods kerk zal zijn een biddende kerk. Gods kerk de overwinnaars in Hem. Zij hoopt en blijft hopen. Zij overwint. Al zijn er duivels in Putten als pannen op de daken. Een vaste burcht is onze God, een toevlucht voor de zijnen. Amen.
Zondag 9 augustus 2020 – Hersteld Hervormde Gemeente Putten – ds. K. ten Klooster – Schriftlezing Daniël 6 vers 11-24