De profeet Jesaja mag reeds 700 jaar voor de komst van de Heere Jezus Christus naar deze wereld Hem aanprijzen: Hij is de goede Herder die Zijn schapen weidt, die Zijn lammeren in Zijn armen vergadert en die de zogenden zachtjes leidt. Alleen bij Hem zijn wij veilig en komen we tot rust. Zijn wij zo een volk tot Zijn dienst bereid gemaakt? Dat Hij ons hele leven en onze hele toewijding hebben mag?
Jesaja 40 vers 11: ‘Hij zal Zijn kudde weiden gelijk een herder; Hij zal de lammeren in Zijn armen vergaderen, en in Zijn schoot dragen; de zogenden zal Hij zachtjes leiden‘.
Drie soorten van schapen in de kudde van Christus
1. De schapen die de Herder weidt;
2. De lammeren die de Herder in Zijn armen vergadert;
3. De zogenden die de Herder zachtjes leidt.
1. De schapen die de Herder weidt
Gemeente, het is duidelijk dat de Heere in Jesaja 40 vers 11 Zijn volk vergelijkt met een kudde schapen. Hij wenst Zijn volk niet te zien als een kudde bokken die zich tegen Hem stoten. Maar als een kudde schapen die Hem volgen. Een volk tot zijn dienst bereid.
Schapen. Schapen, gemeente, zijn kwetsbare dieren. Die kun je niet aan hun lot overlaten. Want schapen zijn van zichzelf weerloos. Ze hebben geen tanden om van zich af te bijten of klauwen om van zichzelf af te slaan. Schapen die gaan dwalen die schieten het leven erbij in.
Dat zegt ons dat die mens, dat volk dat geen goede Herder heeft om te leiden, is kansloos. Zonder Herder zal een schaap het niet redden. Die is verloren. Als we niet een goede Herder hebben die onze ziel bewaart, dan gaan wij ten verderve. Dan hebben we het eeuwige leven niet. Die is, zegt Paulus, zonder hoop in deze wereld.
Een schaap heeft dus een Herder nodig om goed te kunnen gedijen. Dan zullen ze evengoed gedijen als het volk van Israël dat uit Egypte uitgeleid is. Schappen hebben de stem van de Herder te horen en hebben de Herder na te volgen in de weg die Hij ze wijst. Als we even een sprongetje maken naar de tijd dat de Heere Jezus op de aarde kwam.
Dan lezen we als het ware Zijn ogen goed de kost gaf. En wat zag Hij? De Evangeliën vertellen ons dat Hij zag een volk wat geen goede herders had. Hij zag dat de geestelijke leiders van Israël onbekwaam waren in de uitoefening van hun ambt. De Farizeeën en de Schriftgeleerden waren aangesteld om het volk te weiden en te leiden in de grazige weiden van het Woord.
Maar de Heere Jezus ziet dat de Farizeeën en de Schriftgeleerden de mensen lasten opleggen. Ze brengen ze in de weide van allerhande wetten, allerhande regels, allerhande tradities, allerhande uitwendige ceremoniën en die maken het leven van de schapen niet tot een lust maar tot een zware last.
Die herders vergeten twee dingen. Het eerste wat ze vergeten is dat schapen geen lastdieren zijn. Zo simpel is het. Een schaap is niet bedoeld om een last te dragen. Als je een schaap een last oplegt, dan gaat hij onder die last gebukt. Omdat hij er niet naar gemaakt is. Een schaap kan onder zware last niet vrij ademen en zich niet vrij bewegen.
En het tweede wat die herders, de Farizeeen en Schriftgeleerden, vergeten is dat de herders niet een last van de schouders van de herders krijgen maar dat de schapen hun last hebben te zijn. Daarmee bedoel ik dat een herder moet begrijpen dat hij de kudde moet dienen dat hij de last van de kudde op zijn schouders draagt.
Dat deden de Farizeeen en Schriftgeleerden. Zij zochten niet het goede voor de schapen maar zij zochten aan de hand van de schapen het goede voor zichzelf. De Heere Jezus vertelt dat ze op de hoeken van de straten staan te bidden om de eer van mensen te krijgen. Ze zijn uit op de roem van mensen. Ze zijn erop uit om posities te krijgen. Om zichzelf te verrijken aan de hand van de kudde. Ze zijn belust op macht. En wat er ontbreekt is dat ze de schapen weiden. Ze gebruiken de schapen.
Er is in hun hart geen liefde voor de kudde, er is in hun hart alleen een liefde voor zichzelf. De Heere Jezus zegt in Markus 10 ‘degenen die geacht worden oversten te zijn der volken voeren heerschappij over hen’ in plaats van dat ze kudde dienen en ‘hun groten gebruiken macht over hen’. Hoe groter iemand werd, hoe meer hij op zijn macht was belust in plaats van dat hij de schapen diende.
Je leest ook bij de Farizeeen en Schriftgeleerden die geacht werden herders te zijn over het volk. En de schapen lief te hebben. Leef je eigenlijk dat ze hooghartig op de schapen neerkijken: het zijn maar domme beesten.
Johannes 7: ‘deze schare die de wet niet weet is vervloekt’. Domme mensen. Ze begrijpen er niks van. Inferieure wezens. Dat is de minachting van hen die geacht worden oversten te zijn van de volken. En de Heere Jezus trekt daaruit een hele harde conclusie: de schapen van Mijn weide komen onder zulke herders schromelijk te kort. En het gaat Hem aan het hart.
Hij de schare ziende werd innerlijk met ontferming bewogen over hen omdat ze vermoeid en verstrooid waren als schare die geen herder hebben. Schapen die geen Herder hebben, zegt de Heere Jezus, die worden vermoeid, die worden verstrooid, gaan alle kanten uit. Die krijgen geen leiding. Die hebben geen sturing. Die zijn stuurloos. Want de kudde heeft een Herder nodig. Iemand die over hen gesteld is. Die Zijn hand gebruikt om de schapen van de kudde te weiden.
Daarom geeft gemeente die belofte van de profeet in vers 11 een geweldig uitzicht. Daar lezen we wat de belofte van de Heere is aan Zijn volk. Hij zal Zijn kudde weiden als een Herder. Hij zal die Farizeeen en die Schriftgeleerden overtroeven. Hij zal ze uit hun posities wegnemen en de Heere zal ze die ene goede Herder geven. En die zal de kudde weiden als een goede Herder.
En we weten wie dat is: de Heere Jezus, Gods eniggeboren Zoon en onze Heere zal Zijn kudde weiden als een Herder op een voortreffelijke manier. Wat zie je dat in de Evangelien uitgestald en uitgetekend worden. Mensen in Israel trekken naar Hem toe en stellen zich onder Hem. Ze brengen zichzelf onder Zijn hoede, ze stellen zich onder Zijn bescherming en ze aanvaarden Zijn leiding. Een volk tot Zijn dienst bereid. Ze leggen hun leven in Zijn handen.
En dat is precies wat de Heere, wat het Evangelie met ons wil doen. Dat wij tot die erkenning komen: de Heere is God. Erkent dat Hij ons heeft gemaakt. En geenszins weidt. Dat betekent dat wij geen recht op onszelf hebben, Hij heeft recht op ons. Tot schapen die Hij voedt en weidt. De Heere wil ons ertoe brengen dat we als schapen met een zacht gemoed ons aan Zijn leiding overgeven, om te leven, om te gedijen, om gevoed te worden.
En dat wordt hier nou geprofeteerd in Jesaja. De belofte Hij zal Zijn kudde weiden als een Herder. Wat gebeurt er dan met de schapen van Zijn kudde? Gemeente in de eerste plaats genieten die schapen Zijn bescherming. Bescherming tegen de vijand. We lezen dat ook in het tiende vers: de Heere zal komen en Zijn arm stellen tegen de sterke. Dat is bedoeld: de Heere zal Zich stellen tegen de vijanden van Zijn volk.
Alles wat de kudde bedreigt daar zal Hij Zich tussen zetten. Hij zal Zich stellen tegen de sterke. Ja zeggen wij in de context van Jesaja 40 begrijpen we dat want dan gaat het over de Babyloniers en over de ballingschap, maar zeggen we welke bescherming hebben wij dan nodig? Daar kun je van alles over zeggen maar je zou kunnen zeggen, dan moet je maar eens het Bijbelboek Openbaring lezen. Daar lees je van sterke machten, vreselijke duistere, demonische machten die in deze wereld tekeergaan en huishouden. En we zien dat niet, het onttrekt zich aan ons oog, daarom heeft Paulus het in Efeze 6 ook over de geestelijke boosheden in de lucht.
Maar Openbaring tekent die machten wel. Daar zijn beesten die uit de aarde opkomen, een beest dat uit de zee opkomt, dat gaat over een draak met veel koppen. Het gaat over de hoer van Babylon, de wereld die mensenzielen verontreinigen, onteren en degraderen zoals een hoer dat met een man doet. Daar zijn valse profeten. Daar is de macht van de antichrist. Dat is de wereld waarin we leven. De wereld van machten, van boze machten. En die machten zijn niet gedachtenspinsels, die krachten zijn er werkelijk en die krachten manifesteren zich.
En die machten zijn groot en monsterlijk en wreed. Die machten zijn gewelddadig en gruwelijk. Het zijn machten waarvan er maar Een is die ons daartegen beschermen kan. Die zegt: Ik heb de wereld overwonnen. Ik heb de machten overtroefd. Ik heb Mijn voet ervan op de nek gezet. Daarom begint Openbaring ook met de troon van God. Voordat al die machten in al hun gruwelijkheid worden uitgetekend, is er eerst in het boek Openbaring de troon van God en aan Zijn rechterkant de troon van Zijn eniggeboren Zoon die als schaap onder die troon is, die is veilig, en die buiten die troon leeft die is overgeleverd aan de machten.
Wat hebben wij die goede Herder nodig. Die, zegt vers 10, komt tegen de sterke. Dus die als een schaap door de Herder geweid wordt, die geniet bescherming. En in de tweede plaats die geniet de beste zorg die mogelijk is. Wat krijgt een kind van God de zorg van de Heere. Hij leidt ze in de grazige weiden. Ze mogen zich te goed doen als de Heere ze door Zijn Woord en Geest onderwijst.
Zoals de Heere Jezus dat deed met de Emmausgangers dat hij het Woord openlegt in je leven. En dat het tot je begint te spreken. Omdat het de stem van de Herder die je in het Woord herkent. Hij leidt ze in de grazige weiden, wanneer Hij ze reinigt met het Woord, het Woord heeft een reinigende werking. Hij leidt ze in de grazige weiden wanneer Hij hen het verbond verkondigt, Zijn vergeving aanbiedt en ze herinnert aan de wet van God. Waarvan Paulus zegt: de wet is heilig, het gebod is heilig, rechtvaardig en goed. Dan mag je te goed doen in de grazige weiden van het Woord van God.
Hij leidt ook naar de koele wateren. Dat betekent Hij brengt naar de vrede met God die alle verstand te boven gaat. Kennen we dat? Dat ons hart onrustig is totdat het rust vindt in God. In Zijn heil, Evangelie en beloften. Vrede van binnen is alles waard. Hij leidt ze in de koele wateren van een goed geweten naar God. Dat alles in je leven openligt naar Hem. En daar waar we tekortgeschoten zijn, dat we mogen weten dat Hij het genadig vergeeft en dat we mogen weten dat Hij de kracht geeft om de zonde te laten. Een goed geweten naar God dat Hij je leidt in de weg van geloof, hoop en liefde. Dat Hij je leidt naar de eeuwige gelukzaligheid.
En daar kun je dan maar een conclusie uit trekken, in tegenstelling tot de Farizeeen en Schriftgeleerden die zware lasten opleggen, kan de Heere Jezus zeggen: Mijn juk is zacht. En Hij kan dat in alle eerlijkheid zeggen. Mijn juk is zacht en Mijn last is licht. Het is dus niet iets waar je onder gebukt gaat. Het is waar je onder tot ruimte, tot leven, tot vreugde komt. Tot de genieting: Zijn juk is zacht, Zijn last is licht. De schapen komen bij Hem op adem. En onder Zijn leiding komen Zijn schapen tot leven, ze komen tot hun recht en ze komen tot de vreugde.
Hij zal Zijn kudde weiden als een Herder en Zijn schapen mogen zich ontspannen. En ze mogen Hem volgen. En ze mogen zich te goed doen aan de groene weiden en de koele wateren. En als dat niet zo ervaren gemeente, waar ligt dat dan aan? Ik denk weleens dat het ligt aan wat Maleachi zegt, de profeet. En dan zeg ik het even in eigen woorden, dan zegt hij weet u wat het probleem is van de godsdienst? Het probleem van de godsdienst is dat er zoiets is als een halve godsdienst. Weet u wat Maleachi daarvan zegt? Het is een vermoeienis. Kijk de hele godsdienst, de overgave, de toewijding aan de Heere met het hele hart. Een volk tot Zijn dienst bereid. Dan is het juk zacht, dan is de last licht. Dan wordt de kudde geweid door de Herder. Maar een halve godsdienst, Maleachi zegt in hoofdstuk 1 vers 13, het is een vermoeidheid. En dan zit het ‘m niet in het halve van de Heere maar in het halve van ons. Waardoor het hele van de Heere niet uit de verf komt. Dan is eigenlijk het geloof vlees noch vis. De kunst is, dat is de geloofskunst die de Heilige Geest ons leren wil, om je als een schaap ten volle tot Zijn dienst bereid te maken. En dat Hij je hele leven en je hele toewijding hebben mag. De eerste gedachte: Hij zal Zijn schapen weiden als een Herder.
2. De lammeren die de Herder in Zijn armen vergadert
Hij zal de lammeren in Zijn schoot dragen. Gemeente, niet ieder schaap van Christus is dezelfde. De ene is geoefend en gehard in de strijd. Maar anderen zijn eerder als kleine lammetjes. Nog niet in het geloof geoefend, strijd nog niet gehard.
Lammeren. Dan kan het gaan om leeftijd maar ook door groeiachterstand. Iets in de groei belemmerd. De ene groeit harder dan een ander. Wat kunnen we van de lammeren zeggen?
Dat ze wel degelijk schapen zijn. Uit God geboren zijn. Ware geloof deelachtig. Maar eerste fase van de ontwikkeling. Nog pril. Geloof is teer en kwetsbaar. Wat zo mooi is in de tekst: ze horen er wel degelijk bij.
Het is niet zo dat de Herder ze voorbij kijkt. Of zegt Ik heb er zoveel werk aan. Nee, extra zorg en genegenheid. Hij brengt ze in hun schoot. Wat doet Hij met ze in de schoot?
In de eerste plaats is het de beste plaats. Wat kan een lammetje overkomen in de schoot: helemaal niets. De Herder trekt ze tegen Zijn boezem aan. U bent mijn schild, op U heb ik vertrouwd.
Die lammetjes die buiten nog wat vreesachtig en schrikkerig zijn. Maar in de schoot van Christus veilig. Waar anders dan in de schoot leert het lammetje lief te hebben, te koesteren? De eerste liefde. Zoveel genade dat je van Hem mag krijgen.
Dat kleine lammetje in die grote handen van de Herder. Die grote handen. Arm zal heersen. Spierballentaal als het ware. Dat maakt Christus zo rijk. Sterk tegen de vijanden en teer voor de kleinen. Dat kent Hij, draagt Hij. We zien het ook bij David. Tegen Goliath is David als het ware grof. Tegen Mefiboseth is hij teer.
In Zijn boezem dragen. Met het meeste aan Christus vertrouwd. Als ze straks wat meer vrijheid krijgen, dat ze Zijn stem horen en niet afdwalen. Dat hebben ze in Zijn schoot geleerd. De schapen volgen Zijn stem. Het geloofsleven is het leren kennen van Zijn stem in de schoot.
De stem horen raken ze zo vertrouwd dat ze zelfs de stem uit het graf horen. Doden zullen de stem horen, staat er.
3. De zogenden die de Herder zachtjes leidt
De allerkleinste in de genade. Hoe gaat de Herder met hen om? Je moet het eigenlijk zien in de context van de ballingschap. Daar is ook een herder: Babylon. Hoe hebben ze de zogenden geleid? Niet zachtjes. Juda met een harde, meedogenloze arm geleid.
Het was een lange, barre reis met vele ontberingen. Het was echt niet zo dat de streekbussen in het gelid stonden voor een goede stoel. Niet de koffers even boven het hoofd leggen. Nee, de spullen zelf meedragen. Het zwakke en kleine had het meeste te leiden.
Het zwakke dat niet meer meekon, werd gedumpt. Overgeleverd aan de hitte, hyaya’s, aasgieren. Als het volk niet meekon, werd het achtergelaten en opgeofferd. Het zwakke kreeg geen medelijden. Nu belooft Jesaja wat de Herder zal doen met de zogenden. Zachtjes leiden. Hij is werkelijk de goede Herder.
Hij weet wie nog langs de stelle hellingen kan gaan. Hij past de route aan. Hun Ontfermer zal hen leiden. Ik zal ze zachtjes leiden. Hij maakt het de kleintjes niet te zwaar. Hij beproeft je niet boven wat ze kunnen.
God is getrouw die u niet zal laten verzoeken boven wat u kunt verdragen. Zijn juk is zacht en Zijn last is licht. Wat u ook moet dragen. Het zal niet te zwaar zijn. Hij kent hen. De zogenden zal Hij zachtjes leiden. Wat een zegen dat de Herder de zogenden kent niet van buiten maar van binnen.
Als iemand nog een kleintje is het geloof. Nog niet zo geoefend in de genade. Maar die dat wel is, moet niet hard zijn tegenover die ander. Juist laat het geduld van de Heere zien. Hij leidt ze ook, Hij brengt ze ook. Er zit beweging in.
Niet de vraag is hoe geoefend we zijn, hoeveel Bijbelkennis we hebben. Maar dat Hij ze leidt. Beweging in zijn. Dat we niet stilstaan. Juist voor de allerkleinsten. Het als om volwassen te worden heeft jaren nodig. Laten de zogenden zich leiden?
De Heere belooft Zijn kudde te leiden. Schroom dan niet om je door Hem te laten leiden. Wordt dan als een schaap: tam en volgzaam. Als je weet dat de goede Herder Zijn kudde leidt, waarom moeten we ons dan tien, honderd, duizend keer bedenken? De Heer is God, die Zijn schapen weidt.
Vraag het de Emmaüsgangers, de moordenaar aan het kruis, ze zullen het allemaal erkennen. Hij is het waard Zijn stem te horen. Hij geeft Zijn leven voor de schapen. Volg Hem. Leg de kleintjes in de genade geen strobreed in de weg. Gemeente, als ik terugdenk aan die tijd dat ik een roeping begon te ervaren. Ik was theologisch totaal niet geoefend. Wat een voorrecht dat ik geleid werd door een predikant en gemeente die geduld met mij hadden.
Niet die harde hand. We moeten nog maar eens zien wat het moet worden. Overwinteren en overzomeren. Laten de geoefende in het geloof zijn als de Herder zelf. Jezus zegt dat een die in mij gelooft ergert, het ware beter dat een molensteen om de hals gedaan werd en in de zee geworpen. Maar die een kind ontvangt, die ontvangt Mij. Willen we Christus ontvangen? Dat kan. Wie een kindeken in de genade ontvangt, die ontvangt Mij. Amen.
Zondag 10 januari 2021 – Hersteld Hervormde Gemeente Putten – ds. K. Klopstra – Schriftlezing Jesaja 40 vers 1-11