Ds. K.J. Kaptein (Sommelsdijk-Middelharnis) / 18 november 2012 / Genesis 16:13
Hersteld Hervormde Gemeente, Driebruggen, 9.30 uur
Psalm 139:4,14
“Spiegel van Gods heilige wet” (http://www.biblija.net/biblija.cgi?m=Ex+20%3A1-17&id47=1&l=nl&set=10)
Psalm 139:1
Schriftlezing: Genesis 16 (http://www.biblija.net/biblija.cgi?m=Genesis+16&id47=1&l=nl&set=10)
Gebed en voorbede
Psalm 25:8,9,10 (dienst der offerande)
Psalm 31:5
“Gemeente, laat ons danken en bidden”
Psalm 138:4
Preekaantekeningen
- (voorafspraak) We zingen het zo graag. Zojuist gedaan. We leren het ook onze kinderen: Niets is, o Oppermajesteit, bedekt voor Uw alwetendheid. De Heere ziet en hoort alle dingen. Maar geloven we dat zelf wel? Ook als we vanmorgen in de kerk zijn? Als we in gebed gaan? Ook als we roddelen over die ander? Ook dat ziet de Heere! Zijn ogen doorlopen de ganse aarde. Ik denk aan dat meisje, dat thuiskwam en tegen haar moeder zei: mama, ik heb naar de Heere gezwaaid. Die moeder zei: ja, maar kleine meid, dat kun je toch niet doen, je ziet de Heere toch niet? Ja maar, zei dat meisje, de Heere ziet mij wel. Begrijpt u? Hij ziet ons. Hij ziet ook Hagar. Hagar deed daar belijdenis van. U vindt onze tekst in Genesis 16, 13e vers.
- Thema: Door God gezien. Eerst gaan we zingen.
- Gemeente, wij hebben vanmorgen Genesis 16 gelezen. Genesis 15 lezen we hoe de Heere Zijn verbond met Abraham en zijn zaad heeft opgericht. Zijn zaad in veelheid zal zijn als sterren aan de zee. Geroepen uit Ur der Chaldeeën. Alles achterlaten, afscheid nemen van die ene neef, Lot, die meegetrokken was. Ziet Lot verdwijnen in de verte. Dan begrijpt u misschien wel wat er in Abraham omging.
- Abraham, kijk eens omhoog. Let eens op de sterren.
- Heerlijke tekst: en Abraham geloofde, en de Heere rekende het hem tot gerechtigheid. Door Paulus in Romeinen 4 gebruikt, leer van rechtvaardigmaking
- Abraham was geen prachtmens, zoals rabbijnen ons willen doen geloven, die dit goed deed en dat. Nee, hij geloofde God.
- Dan die bijzondere Godsopenbaring, zo’n bijzondere opdracht. Belofte. Geit, ram door midden delen. Stel u zich voor, drie dieren, door midden gesneden moeten worden. Bloeit vloeit, daar vloeit ook het leven weg.
- Het was zeer goed, als het ging om de schepping.
- De dierenhelften tegen elkaar leggen, Abraham valt in slaap. Geen rustige slaap, maar onrustig. Donkerheid. Onrust. De Heere verschijnt in schaduw, vurige fakkel, gaat de Heere tussen die stukken door. Verbond in die dagen, gebeurde wel vaker. Gingen beide partijen tussen die stukken door. Als hij het verbond zou breken, dan zou gebeuren wat ook met die dieren gebeurt was. Niet Abraham gaat tussen die stukken door. Niet de Heere én Abraham. Nee, alleen de Heere. Het is eenzijdig. Het komt bij God vandaan. De Heere neemt het initiatief. De consequenties neemt de Heere voor Zijn rekening.
- Consequenties zien we daarvan op Golgotha. Waar de Heere Jezus gehangen is, tussen hemel en aarde. Hij zijn bloed stortte. Zijn wonden geopend. Zijn hartenbloed. Hij het offerlam. Hij hangt daar tussen hemel en aarde. Hij gelegd op het altaar. God Zijn eniggeboren Zoon gegeven, opdat er verzoening zou zijn in Zijn bloed. Behouden door geloof in Hem. Wat een wonder. Dit verbond gaat van God uit. En Abraham, God zal niet feilen in Zijn trouw. Hij zal Zijn verbond nooit schenden. Houd je aan het woord en belofte van God.
- Maar nu de praktijk. Schriftlezing. Doch Saraï baarde hem niet. U moet wel weten, het ware geloof wordt altijd weer beproefd in leven van Abraham en leven van al Gods kinderen. Leren door schade en schande heen houden aan beloftewoord van God. Duivel steekt er de draak mee. De wereld zegt: geen denken aan, pertinent onmogelijk. Vlees zoekt andere wegen. Wil andere oplossingen.
- En zo dus ook in het leven van Abraham. Abraham wist wat vlees is. Vlees dat zich niet onderwerpt aan wet van God. Vlees is vijandschap tegenover God. Misschien heeft Abraham naar zijn vrouw gekeken, de volgende dag. Zou het toch gebeuren? Nu al tien jaar? God is toch een God van wonderen? Er gebeurt niets. Ze worden iedere dag ouder. Naar mate ze ouder worden, wordt het onmogelijker. Inmiddels is Abraham 85 en Saraï 75. Op enig moment van plek geraakt. Heeft Saraï geopperd, heeft de Heere toch beloofd, maar we hebben toch eigen verantwoordelijkheid? Het gaat toch om de belofte? Toch een goed doel mee op het oog? Als we nou een beetje zouden meehelpen? Ik heb toch nog een slavin? Hagar, nog wel vruchtbaar?
- Waarschijnlijk gekregen als cadeautje van Egyptische farao, toen Saraï opgenomen was in harem van farao.
- Misschien bij haar kinderen verwekken. Voor ons doet het vreemd aan, tenminste, wat is nog vreemd in onze dagen? Als het hier om gaat ook? Wij weten toch ook: zo heeft de Heere het niet bedoeld? Inderdaad, dat is Bijbels: iedere man eigen vrouw, iedere vrouw eigen man.
- In licht die context, die cultuur: draagmoederschap slavin voor vrouw des huizes. Bekend fenomeen in die dagen. Gebeurde in die dagen. Niemand vond het vreemd. In oude wetboeken, regels teruggevonden, die dit gebruik willen hebben reguleren, in goede banen leiden. Gebeurde overal en door iedereen.
- Rachel, haar slavin, Billa aan Jakob tot een vrouw geeft. Of Lea, haar slavin, geeft. Saraï zegt: misschien gebouwd worden uit haar. Kunnen wij heel scherp veroordelen.
- Vinger leggen bij kanttekening: neemt het op voor Saraï. Zij zag uit naar vervulling van Gods belofte. Alleen, er komt zo gauw vlees bij. Dat moet inderdaad gekruisigd worden. Zien we bij al de bijbelheiligen terug: zien we bij Jakob (oude vader bedriegt, is dat goed? Nee, natuurlijk niet: we moeten onze vader en moeder gehoorzamen; toch hield Jakob oog geslagen op Gods belofte, niet belofte verkwanseld).
- Waar de wereld zondigt, daar is Gods kind vroom. Waar de wereld vroom doet, daar
- Wij kunnen dingen o zo snel veroordelen. Maar waar gaat het om? Inderdaad moest Jakob veel leren, Abraham ook. Maar wel oog gericht op Gods belofte. Vervulling in de hand van God laten liggen. Daarmee ligt ze thuis en is ze in goede handen.
- Abraham zwak geweest, op voorstel ingegaan. Hij had als hoofd, als priester moeten opstaan. Had moeten onderwijzen. Niet gedaan. Hij ging in tot Egyptische slavin Hagar. Saraï had er zelf op aangedrongen. Niemand zal er schande van spreken.
- Dan lijkt de Heere het ook nog te zegenen. Hagar wordt zwanger. Dan begint de ellende. Al voordat kind geboren is. Want ze wordt jaloers en afgunstig. En Hagar heeft daar ook aanleiding toe gegeven, vers 4.
- Het ging om een kind van de belofte. Mag dan wel slavin zijn. Verachting, denk er om: ze telt mee nu. Het ene conflict ging en het andere kwam. Maar Saraï beklaagt zich bij Abraham. Ze misbruikt zelfs de Naam van de Heere. Gebruikt grote woorden. Schuld ligt ook bij jou zelf. Vuur van de jaloezie heeft gebrand in haar hart. Abraham voelt zich gelegen met de situatie. Hij geeft Hagar over aan Saraï.
- Abraham geloof je dan niet, gaat niet om kind van de belofte? Blijkbaar heeft de twijfel toegeslagen? Is er dan geen echte liefde tot Hagar? Blijkbaar ook niet. Hij maakt zich er van af. En Saraï heeft Hagar vernederd. Misschien wel kaal gescheerd, zoals wel vaker gebeurde bij opstandige slaven.
- Voor haar nog maar een uitweg: de benen nemen, uitweg, is gevlucht. Op weg naar Egypte. Terug naar land waar ze vandaan gekomen is. Misschien nog wel kennissen. Is weggelopen slavin, is in die dagen, vogelvrij verklaard. In deze omstandigheden in de woestijn in de weg van Sur, aan die waterfontein. Waarschijnlijk moeten drinken. Misschien ook wel gewacht op handelskaravaan, in gevolg mee kan reizen naar Egypte. Gevaren zijn legio voor vrouw in verwachting, en dan nog wel weggelopen slavin.
- Daar gebeurt iets bijzonders, vers 7. De engel des Heeren vond haar. Die stelt haar een vraag. Een uiterst belangrijke vraag. Hij vraag aan Hagar namelijk het volgende: vanwaar komt gij? En waar zult gij heengaan? In eerste plaats laat de engel weten wie ze is. Hij noemt haar bij de naam: Hagar, dienstmaagd van Saraï.
- Gemeente, er wordt mij wel eens gevraagd, hoe weet je of de Heere persoonlijk tot je spreekt? Ik zeg niet dat de Heere altijd uw of jouw naam noemt, maar misschien wel. Maar de Heere maakt het heel persoonlijk. Weet je daarvan? Lijkt wel alsof die dominee weet in welke situatie ik verkeer. Even niet meer let op buurman of buurvrouw, geboeid, geraakt, je weet: het is voor mij. Geen twijfel mogelijk. God heeft mij iets te zeggen.
- De Heere maakt het persoonlijk: die belangrijke vraag. Gemeente, daar klinkt die aloude paradijsvraag in terug. Adam, waar zijt gij? Waar kom je vandaan?
- Dit is geen oppervlakkige vraag. Als je bijvoorbeeld in buitenland bent, komt Nederlanders tegen: waar komen jullie vandaan? Even wat leuke gesprekjes, maar niet meer.
- De Heere vraagt: vanwaar komt gij en waar gaat gij heen.
- Iemand sprak nog een woord, sprak: beste mensen, komt op twee vragen aan in ons leven. Waar kom je vandaan? En de tweede vraag is: waar ga je naar toe? Ik wist niet dat het in de bijbel stond. Inderdaad, Genesis 16. Inderdaad, belangrijkste vragen van ons leven. Want waar komen we vandaan? Dan moeten we naar Genesis 1: goed door de Heere geschapen. Hem te dienen, loven, prijzen. Gemeente, waar terechtgekomen? Waar staan we nu? Gevallen, zo diep, zo nameloos diep, tegen God opgestaan, eigen gekozen wegen ingeslagen. En dan die tweede vraag. Zonder God in de wereld zijnde, geen hoop hebbende. Als je de Heere niet kent, waar kom je dan uit? Er zijn toch slechts twee bestemmingen? In vreugde des Heeren of in die put, de buitenste duisternis. Waar is de reis naar toe? Over die vraag gaat het.
- Misschien kwam je laat thuis. Vroeg je moeder ook: waar kom je vandaan. Ogen neergeslagen, zou kunnen. Die tweede vraag wellicht niet gesteld, mag ik vanmorgen stellen. Waar vul je je leven mee? Waar sta je? Waar is je hart vol van? Die tweede vraag: waar ga je naar toe? Als je een leven leeft zonder God? Tegen Hem verzet? Deze zullen ingaan in eeuwige pijn, lezen we in de heilige geschriften. Belangrijke vragen die de Heere stelt, hier aan Hagar.
- En dan het antwoord: ik ben vluchtende. Weet u wat mij opvalt? Dat Hagar zo eerlijk geworden is. Draait er niet om heen. Ik ben vluchtende voor akelige mens Saraï. Nee, mijn vrouw, Saraï. Ootmoed. Zegt precies wat haar situatie is. Inderdaad, tent verlaten, nu op weg naar Egypte. Daar waar afschuwelijke afgoden zijn, moet haar ondergang worden.
- Hagar, je moet terug. Want, hoe dan ook, wat of er ook fout was aan gedrag van Abraham en Saraï, de Naam van de Heere werd aangeroepen, Abraham heeft wel zijn kinderen in de dienst van de Heere (Genesis 18:19). Ziet u wel. Abraham was wel een vader die zijn roeping verstond. En wij dan? Abraham wel zijn gezin onderwezen in de dingen van de Heere.
- Hagar vlucht weg, op naar afgodische Egypte. Zo kom ik wel eens mensen tegen, kerk mankeert dit en dat, mij zullen ze niet meer zien. Let eens op deze geschiedenis. Spreek wel eens met kinderen: mijn vader en moeder dit en dat. Ik praat niet alles goed, begrijp mij goed. Volmaakte gezinnen zijn er niet. Ook Abraham was geen volmaakte vader. Hagar, hoe beroerd de situatie ook was, ze moet terug. En gemeente, daar over nadenken: is dat geen beeld van de bekering?
- Bekering betekent toch bijbels gezien, wederkeer, rechtsomkeert. Eerst met rug naar toe stond, je aangezicht toe wenden. Nu zegt de Heere tegen Hagar: keer terug, verneder u. Is het ook niet zaak dat wij terugkeren naar God? Ik denk aan terugkeer verloren zoon. Naar verre oorden om daar bloemetjes buiten te zetten. Kwam tot zichzelf. Vader, ik heb gezondigd. Terug. Misschien moet ik het wel tegen u en jou zeggen.
- Als je de snelweg opgaat, dan moet je wel de goede oprit nemen, anders gaat het verkeerd. Dan wordt je een spookrijden, kan ernstige gevolgen hebben. Je neemt de verkeerde oprit, dan zie je dat er twee rode borden staan met witte balk, bordje eronder. Ga terug! Mag ik dat bordje u laten zien?!
- Misschien zijn er in ons midden, jongeren, als ik straks op eigen benen staan, zullen ze mij niet meer zien op zondag. Denk eens terug aan moment dat je binnen gedragen werd, gezongen werd: dat ’s Heeren zegen op u daal. Waar kom je vandaan? Waar ga je naartoe? Ga terug. Is dat geen Bijbelse oproep, die doorklinkt in de schriften? Ja zegt de Heere, al met vele boeleerder geboeleerd, Ik zal uw afkeringen genezen. Wend u naar Mij toe. Terug is een weg van boete en berouw. Je vernederen. Je hoogmoed laten varen.
- Viel voor Hagar niet mee, nu Saraï onder ogen krijgen. Misschien kreeg ze wel laagste plaatsje. En toch, ze ging terug. Terug naar de tent van Abraham. Weet u wat ik zo mooi en ontroerend vind? Ik ben er een beetje aan voorbijgegaan, vers 7, en de Engel des Heeren, vond haar. In dit bijbelhoofdstuk voor het eerst gesproken over een engel. Niet zomaar een engel, zoals ze er miljoenen zijn. Nee: Engel des Heeren. Zouden wij verwacht hebben in tent van Abraham. Vinden we Hem daar in de woestijn. Vond een Egyptische slavin, vogelvrij verklaard, opstandige slavin. Gemeente, wat een wonder. Abraham gaf haar over aan grillen van Saraï. Abraham wilde haar niet meer zien. De Heere dacht wel aan haar. De Heere wilde haar wel zien.
- Niet zomaar een Engel. In OT: bijzondere verschijning van tweede persoon van Goddelijk wezen. De Heere Jezus werd in OT wel gezien als Engel des Heeren, die zich bij tijd en wijle openbaarde. Wat een wonder. Christus ontmoet. Dat God je niet als rechter tegemoet treedt. Maar als Redder, die je behoud op het oog heeft. En dat Hij zegt: je moet terug, meisje. Je moet terug, man en vrouw. Je moet terug naar de Heere. Niet voortgang op deze weg, het wordt je ondergang.
- Wij weten wat er gebeurt is. De Heere heeft heerlijke dingen gezegd. Ismaël gekregen: de Heere hoort. Hagar heeft geroepen. Zoon, zijn naam is: de Heere hoort. Zal voor aangezicht van zijn broederen wonen. Hier gaat om God zelf, die tot haar spreekt. Want, wat belijdt ze dan, dat lezen we in de tekst. Noemde de Naam des Heeren: Gij God des Aanziens. Gij God die ziet. Ze leert God kennen als God die haar gezien heeft. We hebben gezongen: zie op mij in gunst van boven. Vertreden in het bloed. Dood in zonden en misdaden. Hij kwam aan mij voorbij. Hij strekte Zijn vleugelen uit. Hij zag wél naar mij om.
- Zwaar voor haar om terug te gaan, maar nu kan het ook. Ze weet: de Heere hoort en ziet. Door welke diepe dalen je ook moet gaan (Psalm 23), als de Heere er dan maar bij is. Hoe de weg dan ook mag zijn. Hij ziet in gunst in allen die Hem vrezen. Op heerlijke wijze beleden, ik vind het een heerlijke belijdenis.
- Bovendien, ze zegt er nog wat bij: heb ik hier gezien, die mij aanziet. Weet u wat ze zegt? Ze belijdt tot schaamte dat zij niet naar God gevraagd heeft, maar wonder is, dat God wel naar haar gezien en gevraagd heeft. Gevonden door hen, die naar Mij niet zochten. Gemeente, wat is dat bijbels. Wat is dat ook gereformeerd.
- Ik denk aan die man in donker Afrika, kennis van mij zei: hebt u ook Jezus gevonden? Hij zei: nee, Hij heeft mij gevonden. Eerste is ook waar, maar tweede is veel meer waar. Hij is de eerste en laatste. Wat een wonder.
- Gemeente, weten wij daar ook van? Door God gezien. Misschien wel duizend noden, doden, kwellen u, u mag weten, Hij ziet het, Hij weet van mijn zorgen, dan kun je toch verder? Dan zal Hij je nooit uit het oog verliezen. Ik zal u leren van de weg die gij gaan zult. Mijn oog zal op u zijn.
- Gemeente, wat een wonder, juist voor Gods kinderen. Terwijl zij hun eigen weg gingen, verschijnt de Heere in Zijn peilloze diepe liefde. Ik heb je wel gezien. Ik zie je altijd. Ik hoor je als je tot Mij roept. Ik zie je.
- Met ontzetting bedacht, maar ook met bewondering. God ontmoet, het leven gevonden. Put een mooie naam gegeven: put van de Levende, die Mij gezien heeft.
- Misschien geldt het voor u, voor jou, vanmorgen. In de kerk, waar is de reis naar toe? Je moet terug. Door God gezien, wat doe je ermee? Belijden met Hagar.
- Ze is teruggegaan, inderdaad. Het kon, ze heeft haar kind gebaard. Naam van haar kind. Ismaël. Abraham geluisterd naar de vrouw, respect ervoor. Ismaël: de Heere hoort. Wellicht heeft Abraham gedacht dat dit ook voor hem gold. In Izak zaad genoemd. Abraham moet leren alles in de handen van de Heere te leggen. Alleen van Hem te verwachten. Mijn ziel, zwijg Gode stil. Wat een heerlijke ontmoeting.
- En, zo kan ik u zeggen, zoals Christus zich openbaarde in OT, zo ook in NT. Zo laat Hij zich nog kennen vandaag de dag. Hij ontmoet zondaren.
- In Johannes 4 lezen, dan is de Heere Jezus Christus in deze wereld gekomen, moet door Samaria gaan. Samaritaanse vrouw, ook bij een waterput. Vrouw indien gij wist, wie met u sprak. Ze begrijpt er niks van. Legt de Heere Jezus de vinger bij zere plek. Zij zag niet naar God om. Hij had haar gezien, bij eerste man, bij tweede man, bij derde man. Hij weet het precies waar je mee bezig bent. Niets blijft voor Hem verborgen. Spurgeon zegt: zo deed de Heiland er een scheut azijn er bij om het voedsel van het Evangelie smakelijk te maken. Inderdaad. Wat gebeurde er? Gaat de stad in, zegt ze: komt ziet een Mens, is deze niet de Christus. Hij is gisteren en heden dezelfde.
- Zoals Hij deed in OT, zo ook in NT, zo ook vandaag nog. Misschien zijn er in ons midden, die zich gevoelen als een Hagar, midden in woestijn van deze wereld, hoe verder in hun leven? Wat een wonder! De Heere heeft je gezien, de Heere laat Zijn stem horen. Ismaël: de Heere hoort. Lachaï-Roï; put van de Levende, die mij gezien heeft.
- Ik kwam in Gods Huis, de Heere sprak tot mij. Om met Hagar te belijden: God die mij gezien heeft. Hij is al onze liefde waardig. Dat hij je niet liet voortgaan. Je arresteerde. En tegen je zei: keer terug. Ik zal je afkeringen genezen. Om dan met Psalm 31 te zingen, in Uw goedheid mij verblijden, mij aangezien en hulpe willen zien enz. Amen. [10.56]
Geef een reactie