De Heere zorgt voor de musjes en dus nog veel meer voor Zijn kinderen. Hoewel zij somtijds bevreesd door het leven gaan – vanwege de omstandigheden of de zonde – behoeven zij niet te vrezen. Zij die God niet kennen hebben echter alles te vrezen.

Zelfs de mus staat onder Gods bescherming

  1. Menselijke vrees
  2. Godsvreze
  3. Waardoor een Godzalig leven wordt verkregen

Wat leven we toch in een bange tijd. Strijd op veel fronten. Alles in onzeker. Bijvoorbeeld in de werkgelegenheid. Weer anderen hebben te kampen met ziekte. Anderen treuren om het verlies van een geliefde. Anderen zijn eenzaam. In de media, ach, is er iets nieuws onder de zon. Oorlogen en geruchten van. Oekraïne. Terrorisme. Rampen. Het is er bij de vleet. Ach, dat is er toch altijd geweest? Nog is het einde niets staat er. Wat staat ons te wachten. En Gods straffende hand? Omdat we ongehoorzaam zijn geweest … Als niet onze schuld zou worden verzoend door Zijn zoenbloed. Als we niet gereinigd zijn door Zijn sterven…! Angst en vrees kunnen we daarover hebben. De diepste oorzaak is dat velen menen Gods zorg niet nodig te hebben. Dat is een grote zonde.

Heeft het ons niet alles te zeggen? Wie weet hoe snel de Heere Zijn afrekening zal houden? We horen Zijn voetstappen. Hij komt op de wolken. Wij weten dat tijdsbestek niet. We moeten wel op de tekenen der tijden letten.

Psalm 50 vers 9 zegt: versta dit toch, opdat God u niet verscheure. Een sombere preek? Nee dat is niet de bedoeling. De tekst geeft er geen aanleiding toe. We verkennen eerst de aanleiding.

De oogst is wel groot. Maar de arbeiders zijn weinig. We lezen over de uitzending van de discipelen. Wat een vertrouwen had Jezus in Zijn discipelen. Hij zond ze ze wereld in. Met macht en bevoegdheid. Maar ook met een waarschuwing: Ik zend u als schapen onder de wolven. Ze vergeleken Jezus met Beezebul. Als je dan de boodschap van heil en zegen predikt en men zich van de Heere afkeert, kan je wel van angst en vrees spreken.

Jezus spreekt de Zijnen bemoedigend toe. Wees niet bevreesd. Wees niet. Het staat er drie keer (26, 28 en 31a). Hij zegt het tegen ons. Tegen vreesachtige mensen als die mensen toen misschien. Vrees niet. Calvijn zegt: we doen de Heere onrecht aan als we ons leven, waarvoor Hij zorgt, niet aan Hem durven toe te vertrouwen. Er worden bemoedigende woorden gesproken. Voor vervolgde mensen. Of die angstig zijn. Wees niet bevreesd, het heeft de Vader behaagd u het Koninkrijk te geven. U behoort tot die kleine kudde. Maar dat is ook de schare die eens niet meer is te tellen. Zijn we daar al eens bevreesd voor geweest: niet bij die kudde te horen.

Ik las bij Luther, over het vrezen: degenen die niet vrezen wordt toegeroepen: vrees. Maar wie de Heere vrezen mogen horen: vrees niet. De Heere zegt het vandaag tot al de Zijnen. Ja, maar niet vrezen? Een ieder kent dat toch? Ik lees bij professor Ridderbos: deze tekst is voor de waargelovige om nooit te vrezen, niets hoeft ons te verschrikken.

Toch is er die angstige vrees? Ja dat kan. Als we volgen wat ze in de regering klaarstoven. Ze willen christenen naar de rand dringen. Ze hebben Mij vervolgd. Laten we ons maar geen illusie maken. Misschien straks met onze jeugd… Hebben we toch zeker zorgen over?! Laten we daarvoor bidden. Dat onze kinderen zich vasthouden aan de Bijbel en zich niet gewonnen geven aan allerlei wind van leer of menigvuldige verleidingen van de tijd. Je zit zo in het valse spoor. 2 Korinthe 7: van buiten strijd, van binnen vrees. Daarom toch: vrees niet. Want zie! Een paar broodkruimeltjes, maar de mus waagde het. De kraaien verjaagden die mus. Jij hoort er niet bij? Jezus? Jezus neemt zulk een klein musje ten voorbeeld. Vroeger zochten ze hun beschutting onder het pannendak. Of ook in het Godshuis. Ze komen in Palestina voor. Worden ze niet voor een penning verkocht? Die had toen de waarde van 2,5 eurocent. Dat is maar weinig, niet dan! We weten de leus nog wel: de Mark de mark is de gulden een daalder waard. De musjes zijn niet in tel. Een duit in het zakje. Niet in de kerkenzak. Iets kleins van nul en generlei waarde. Niet in tel zijn. Die werden verkocht voor wat of niks. In de ogen van de mensen waardeloos. Een duit: een koperen munt, Romeins. Een dagloon. Zo arm om geen mus te kopen, als offerdier voor de armen.

Jezus laat zien dat het kleinste en geringste toch waarde mag hebben voor God. Ook de mus is een schepping Gods. Hebben we daar een Dierenpartij voor nodig? Elk dier is een schepsel Gods. Wat wil Jezus ermee zeggen?

Worden niet twee musjes voor een penning verkocht? Het geeft het geringe aan. Jezus zegt tegen de vreesachtige volgelingen toen en nu tot ons, die in angst en vrees kunnen zijn (over de toekomst, we kunnen geen ambtenaar van de burgerlijke stand meer zijn, de winkel moet open op zondag, we hebben vrees voor de gevolgen): wees niet bevreesd. U gaat veel musjes te boven. Niet een komt om buiten de wil van uw hemelse Vader.

Misschien luistert iemand mee die denkt, wat ben ik eigenlijk waard? Je voelt je misschien waardeloos? Je telt niet mee op school? Zelfs op christelijke school word je gepest? Omdat je Jezus lief kreeg en voor Hem wil uitkomen! Of die oude oma die haar kleinkinderen lastig valt omdat ze bij de Heere vandaan lopen? Mijn kind, zegt die eenvoudige en godvrezende oma, God is toch Dezelfde? Vroeger en nog steeds kunnen we geen loopje nemen met Gods geboden? Doen we dat wel, dan hebben we te vrezen ja. Maar we willen en kunnen niet meegaan in de wereld.

2.

Het Godsvrezen. Je gaat de mus te boven. Als een blij christen leven. Beantwoorden we aan dat doel? Een mens die God verheerlijkt door Zijn wederbarende Geest! Het vrezen van de Heere, wat dat is?

Dat is hoe we op de klank afgaan, bang zijn voor de Heere?! Maar de Heere is geen boeman. Het staat voor Israëls vroomheid. Een houding die door Gods wil wordt bepaald. Wandelen in de vreze des Heeren. Hem liefhebben, dienen. Niet voor de vorm, maar met hart en ziel. Zijn heiligheid tegenover onze onheiligbeid. Dat dwingt ontzag af. We kunnen en mogen niet met Hem spotten. Ook Zijn barmhartigheid, dat geeft blijdschap.

Echte vrees en echte blijdschap gaat vaak hand in hand. Naar Zijn wet willen leven. In de praktijk laten blijken dat je van Christus bent. Een christelijk leven doordeweeks. Niet alleen hoe vroom je bent op zondag. Daar ziet Hij doorheen. Toen al. En nog.

Dat doet me denken aan die mensen uit de Bijbel, de Farizeeër en de tollenaar. Die Farizeeër liep met haast en zei, o God, ik ben blij dat ik niet als die andere ben. O God, zei die tollenaar, wees mij zondaar genadig. Zien we het verschil in vreze? Gering in eigen ogen. De sterkste mens is niet meer dan de zwakste mus. De ander wil niet met een musje vergeleken worden. Zalig wie in de Heere vrezen!

Dat zijn zij die zoals Cornelius zijn. Een vroom man die met heel zijn hart God vreesde. En met heel zijn huis God vreesde. En altijd bad. Godzalig, zegt de oude Statenvertaling.

Bij de Heere is er geen onderscheid. Gods zorg gaat ook over kleine musjes. Wat een garantie van Gods kant! Vrees niet. De Spreukendichter zegt: de Godsvrees is de bron van het leven.

Hoe kom ik daar nu aan? De Heere is over zulke vragen verblijd. Ik bid dat dit onderwijs vrucht zal dragen. Dan is het tot eer van God en heil van Zijn kinderen. Hoe kom ik aan het geloof? Spreuken 1:10, de vreze des Heeren is het beginsel van alle wijsheid.

Ik zal u leren de weg die u moet gaan. Ik zal u raad geven. Kom, luister naar Mij. Ik de Heere zal jullie de vrees zelf leren. Eenvoudig gezegd: we moeten zelf bij God terechtkomen. Psalm 25: Heer ai maak mij Uwe wegen…!

Misschien zijn we niet tevreden met dit antwoord. Stel je voor dat je van een meisje houdt. Dan doe je toch alles om het haar naar de zin te maken? Als die liefde dan wederkerig is, dan houd je toch rekening met elkaar? Zo is het ook in de omgang met de Heere. Hem hebben we dan lief. Hij gaf Zijn leven voor ons. Hem volgen is dan de opdracht, ook als dat verboden is. Dat kunnen we slechts als we weten dat Hij voor het kleinste zorgt. Dat we mogen weten dat de Heere ons mensen boven alles liefheeft. Gaat u de dieren niet ver te boven? Wees niet bevreesd! God zorgt voor de dieren maar ook voor al de dieren. In het bijzonder voor wie Hem vrezen.

3.

De Heere wil en zal de Zijnen een gelukzalig leven geven. Een mus stelt niet veel voor voor de mens. Voor God wel. Nu dan, toe dan, zou je zo’n God en Vader niet kunnen betrouwen? Niet een van Zijn woorden valt ter aarde.

Hem kennen door Zijn Zoon, toegepast door de Geest, kan nooit zonder een Godsvrezend hart. Zonder Gods zorg gebeurt er niets. De Heere voorziet. De Heere zegt tot troost, wees niet bevreesd. Reken er maar op, in alle omstandigheden. God vertrouwen stelt nooit teleur. Een christenmens leeft niet tevergeefs. Allemaal schepselen van de Schepper. Mensen die van Hem zijn afgevallen – God zoekt zulke mensen op. Hij bemoedigt hen. Gaat gij niet de musjes niet zeer veel te boven?

We zijn geschapen om Godlovers te zijn. Laten we biddend smekend, geef mij Uw Geest. Zijn kinderen zijn Hem dierbaar. Als we weten van waarde te zijn in de ogen van de Heere, dan hoeven we niet bang te zijn. Een musje, dat zijn wij. Zoals we zongen met Psalm 102 vers 4. En in vers 7 de geloofstaal. Zal met blij gejuich Hem loven. Ik zal voor u strijden en gij zult stil zijn. Zie je Jezus gaan? Hij gaat voor. Hij gaat aan het kruis. Wij mogen van verre staan. Zie op Hem. Hij heeft al onze vrees doorleefd. Wat een troost. Gelovig mogen weten, als kind van God, niets dan ellende en doodslag van de wereld te verwachten. Maar we hebben alles van God te verwachten. In alle tijd door Hem beveiligd. En op Gods tijd eeuwig bij Hem.

Amen.

(Psalm 49 vers 2)

Hervormde Gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, zondag 23 oktober 2022, 17 uur. Schriftlezing Mattheus 6:19-29 en 10:16-29.