De Heilige Geest, die met Pinksteren is uitgestort, laat ons zien wie Christus is en waarom wij Hem nodig hebben. De Geest doet ons dorsten naar Christus. Van nature dorsten we naar water dat niet verzadigd en uiteindelijk onze dorst niet zal lessen. De Geest doet ons tot Christus komen én drinken van het levende water. Vanuit die gave worden Gods kinderen er ook op uit gestuurd om als een fontein van levend water te zijn voor anderen, om anderen tot jaloersheid te verwekken.
‘En op den laatsten dag, zijnde de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. Die in Mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stromen des levenden waters zullen uit zijn buik vloeien. (En dit zeide Hij van den Geest, Denwelken ontvangen zouden, die in Hem geloven; want de Heilige Geest was nog niet, overmits Jezus nog niet verheerlijkt was.)’ – Johannes 7:37-39
De Geest leert geloven in Christus
Gemeente, het is met de prediking op Pinksteren eigenlijk maar een hele wonderlijke situatie. Als ik aan de kinderen zou vragen (die nu thuis zitten): waar preekt de dominee met Kerst over? Over Bethlehem. En op Goede Vrijdag: over Golgotha. En op Pasen: over de hof, de opstanding. En Hemelvaart: dat Jezus naar de hemel ging. En Pinksteren? Ja, over de Heilige Geest. Alleen, als we het evangelie lezen in Handelingen 2, dan hoort u daar de eerste en beste Pinksterpreek uit de mond van de apostel Petrus en als je goed luistert, dan is dat geen preek over de Heilige Geest, maar zoals wij dat zeggen: een christocentrische preek. Helemaal aan het einde van de preek komt de Heilige Geest even ter sprake, als Petrus, nadat hij heeft laten zien wie Jezus was (gestorven en opgestaan), dan verwijst hij even, als in een voetnoot, naar de Heilige Geest. Vanuit de hemel heeft Hij dit (de naam van de Heilige Geest wordt niet genoemd) uitgestort wat gij ziet én hoort.
Wanneer we de Schrift ernaast leggen en vragen: hoe komt dat nou? Je kunt je indenken dat een kind dat zegt. Een kind kan het vragen aan vader of moeder; hoe zit dat nou? Hij preekt over de Heere Jezus en we horen amper wat over de Heilige Geest. Het antwoord is te vinden in de Schriften zelf. Die laten zien dat het werk van de Heilige Geest is geweest (en nog is): de verheerlijking van Christus. Opdat wij zouden geloven in Hem.
Dat heeft de Heere Jezus zelf gezegd, voordat Hij naar de hemel ging. De Trooster zou komen. Hij zal het uit het Mijne nemen en het u verkondigen. De Heilige Geest werkt als het ware op de achtergrond; Hij schuift de Heere Jezus naar voren. Opdat ze Hem zullen zien en in Hem geloven.
Dat is wat Jezus in de tekst van vanavond ons wil laten zien. De Heilige Geest. Je ziet hetzelfde in de catechismus. Vanwaar komt zulk een geloof? Van de Heilige Geest! Die ons Christus doet kennen door de verkondiging van het evangelie. Christus zegt het hier in onze tekst. De Geest leert geloven in Christus.
- Hij leert een dorstige drinken uit de Fontein (u snapt, dat schrijf ik met een hoofdletter)
- Hij maakt een gelovige zelf tot een fontein (en dan schrijf ik dat met een kleine letter)
1. Hij leert een dorstige drinken uit de Fontein
Wij ontmoeten vanavond de Heere Jezus Christus in Jeruzalem. De laatste, grote dag van het feest. Voor ons is het 2e Pinksterdag de laatste van de christelijke feestdagen. Wij zeggen wel eens, op een verkeerde manier: dan breekt het feestloze tijdperk aan. Voor de Israëlieten was het laatste feest het loofhuttenfeest. Een feest waarin de Heere werd gedankt voor de oogst. Een soort dankdag. En herdenken hoe de Heere Zijn volk uit Egypte had gehaald en in de woestijn had geleid. Hij had ze gebracht in dat land dat overvloeit van melk en honing. Mensen bouwden hutten van takken en bladeren. Ze vierden feest van God, zie Zijn volk zo gezegend had en gezorgd had. Hij wil bij dat volk wonen. Het was een heel blij feest.
Op de laatste dag (de grote dag), dan kende de vreugde bijkans geen grenzen meer. Priesters die gouden kruiken droegen, daalden van de Tempelberg af, naar de bronnen van Siloah. Ze schepten water uit die bronnen. Ze kwamen weer naar boven. Als ze boven waren, dan goten ze die grote kruiken helemaal leeg over het tempelplein. Het water gutste naar alle kanten. Teken van overvloed. Water is een teken van leven. Normaal zuinig mee omgaan, maar nu niet. Teken van overvloed. Het volk zong erbij, Jesaja 12 (dat kleine hoofdstukje): Laat ons water scheppen met vreugde uit de fonteinen des heils!
En nu is het op die dag, in dat feestvierende Jeruzalem, dat de Heere Jezus Christus daar aanwezig is. Hij zal misschien op een verhoging zijn gaan staan. De massa deinde. Om hen te overzien. En toen riep Hij daar, temidden van het rumoer en feestgedruis: Wie dorst heeft, kome tot Mij! En drinke. En de manier waarop het beschreven staat, maakt duidelijk dat iedereen het zou verstaan, tot achter op het tempelplein. Dat Hij de versten kon bereiken. Temidden van de massa. Hij roept. Een Grieks: een klanknabootsend woord noemen wij dat: ekraxen. Het kraakte over het tempelplein heen, het kraakte in de oren. Iedereen zou het horen. Het zijn geen woorden die Hij spreekt in de vertrouwde kring. Of in een een op een gesprek. Nee. Zo iemand, wie dan ook, en waar dan ook, en waarom hij dan ook hier is, wat zijn geschiedenis en omstandigheden zijn, iemand, een boodschap voor iedereen die het hoort.
Nou, dat moet u dan maar goed onthouden. Ik heb geen boodschap voor de 4 mensen die ik voor me zie. Maar voor die mensen die in Driebruggen, Waarder en weet ik waar momenteel zitten te luisteren. Die deze boodschap opvangen. Ik hoop dat ik verstaanbaar ben – ook voor de kinderen, om goed te luisteren.
Waar gaat het de Heere om? Bij het lezen wordt het duidelijk. Die in Mij geloofd. Dat zijn de woorden die centraal staan in de woorden van Christus. Het is Zijn bedoeling dat de mensen op grond van wat ze van Hem horen, zullen geloven in wat Hij zegt. Dat ze zullen vertrouwen op wat Hij zegt. Dat ze daarop aan kunnen. Bij Hem vinden wat ze zoeken. Bij Hem nooit teleurgesteld uit zullen komen als ze op Zijn woorden af gaan.
Nou, een eerste vraag die meteen naar voren komt, ik kan me voorstellen dat er zijn die die vraag stellen: maar wat is dan dat geloven, wat de Heere bedoeld? Als je de tekst goed leest ,ontdek je dat dat woordje geloven een samenvatting is van die eerste zin die Hij spreekt. Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. Nou, dat is geloven. Dorsten, tot Jezus komen en drinken. Dat is geloven naar de Schrift. En als we die woorden dan stuk voor stuk bekijken in deze dienst en op die manier de tekst hopen te ontvangen.
Dorsten. We kennen dat woord. Jongens en meisjes zeggen wel eens: ik heb zo’n dorst, heb u drinken voor me? Dorst. Een meest elementaire levensbehoefte. Als er jongens en meisjes zijn bij wie er thuis een baby is, die gaat wel eens huilen. Och, zegt moeder dan, hij heeft dorst, hij wil drinken. En bij een sterfbed, dan heb je wel eens meegemaakt, dat een stervende als een van de laatste woorden die hij sprak, zei: ‘Dorst’. Lippen die gebarsten waren door de droogte. Gelezen over een slagveld, een gewonde die daar lag te sterven, als laatste wens: ‘Water!’ Heb je een beetje water voor me? Dorst is het ergste wat een mens kan overkomen, wanneer er geen mogelijkheid is die dorst te lessen. Dorst die niet gelest wordt, wordt je dood. Drinken betekent leven.
Daarom water als beeld van het leven dat God geeft. Welnu, Jezus zegt: Zo iemand dorst… Als we daar goed over nadenken, dan moeten we tot de conclusie komen dat dat van iedereen geldt! Iedereen moet drinken! Maar wat is het grote probleem? Sinds de zondeval zijn wij God kwijtgeraakt. Hij is de Fontein van al het goede (in de belijdenis). De springader van het levende water. Wij zijn het leven uit God kwijtgeraakt. We proberen op alle mogelijke manieren een beetje drinken te krijgen. Gevolg is dat we gaan dorsten, ja waar naar? Geluk, liefde, vermaak. Op een keurige manier, zou je kunnen zeggen. Of op een trieste manier: verslaafd aan drugs en alcohol. Maar wij hebben onze kruiken om water te scheppen, maar ze zijn lek en zijn zomaar weer leeg. En het water, daar krijg je weer dorst van. Het water uit de wereld lest je dorst niet. Eventjes misschien. Daarna de kater en roes. Dan heb je weer dorst. En meer dorst. En tenslotte lijd je eeuwige dorst, zoals die rijke man, in de hel, die dorst begon te krijgen. Hij kreeg nooit meer te drinken.
Bij Jezus is het heel anders. Het is zo dat het water dat Hij geeft, Hij heeft het levende water tot Zijn beschikking (en deelt uit), waar je nooit meer dorst van krijgt. Ze zullen niet meer dorsten. Het Lam zal hen voeren aan levende fonteinen der wateren, lezen we. Wat gebeurt er nu wanneer de Geest gaat werken? Want dat is de boodschap die Jezus wil geven. Als Hij werkt, door de prediking, dan krijgen we dorst naar wat anders dan wat de wereld biedt. Dat is het machtige van Pinksteren. Die Geest gaat Christus verheerlijken, zodat ze in Christus alles vinden wat Hij te bieden heeft, aan zegeningen en welvaren. Onze dorst kan nooit gelest worden met al het water van de wereld. Dat laat de Geest zien. Het is alleen maar te vinden in de Heere Jezus Christus. Hij laat ons zien dat wij God missen. En dat dat de dood is omdat er buiten God geen leven is, geen echte vrede, geen echte blijdschap, geen echt geluk.
En daar heb je een prachtig voorbeeld van op de Pinksterdag. Als de Geest wordt uitgestort. Duizenden mensen bijeen. Mensen met een grote dunk van zichzelf. Duimen achter hun vestje. Wij zijn de meest godvruchtigen van de wereld. Ons ontbreekt niets. En dan gaat Petrus preken. Hij laat zien wat ze gedaan hebben: de Christus gekruisigd. Gods eigen Zoon hebben ze gedood! En onder die prediking is het de Geest, die maakt dat deze mensen verslagen worden in hun hart. Wat moeten wij nou doen, broeders, vragen ze. Dat is nou de bedoeling van de boodschap. Ik ben zo’n iemand die dorst heeft. Die God mist. Iemand die het leven mist. Dat dat je brengt tot die vraag: wat moet ik doen?
Kijk, en dan gaat het woord verder. Christus zegt: die kome tot Mij. De Heilige Geest opent onze oren ervoor, dat het Jezus is die dit zegt. Opdat we naar Hem zullen vragen en zoeken. De Heilige Geest opent onze ogen, zodat we Jezus gaan zien zoals Hij naar ons toekomt. Zo’n Zaligmaker. Zo noodzakelijk – voor tijd en eeuwigheid. Zo’n rijke Jezus Christus.
Ik zie dat oude gedichtje voor me, dat ik ooit zag op een bordje aan de wand:
Zondaar, zoekt gij rust en vrede,
levenslust en stervensmoed?
Niets deelt u de wereld mede,
alles vindt g’aan Jezus voet.
De Heilige Geest laat je zien wat er in de Heere Jezus te vinden is. En dat degene die tot Hem komt, niet wordt afgewezen. Hoe arm of schuldig ook. Zo iemand dorst, die kome tot Mij! En de Geest laat je dan zien hoe gewillig de Heere Jezus is om zulke mensen te ontvangen. Om hen te drinken te geven. Wat klinkt het lokkend, dringend, nodigend, krachtig. Boven al die stemmen van het tempelplein. Kom tot Mij! En er klinken een heleboel andere stemmen. Jongens en meisjes weten dat, er zijn stemmen die zo verleidelijk klinken. Die blijven aandringen. Die zo zoetelijk klinken. Maar je komt er bedrogen mee uit. Je lest er de dorst van je ziel niet mee. Ze bieden geen bevrediging.
Ik ben niet zo erg thuis in moderne muziek. Ik heb ooit de Rolling Stones horen zingen. Een diep lied met een Bijbelse betekenis. Ze schreeuwden het uit, voor het publiek van jonge mensen. In het Engels: ‘God, I try and I try and I try and I try, I can’t get no satisfaction.’ Al probeer ik het, al probeer ik het, ik vind nergens satisfactie. Voldoening, bevrediging. De wereld biedt het op geen enkele manier. Het verhaal van de wereld is altijd het verhaal van de verloren zoon (en ook van de oudste zoon). De wereld lest onze dorst nooit. Wat is het laatste van de verloren zoon? Hij begon gebrek te lijden en niemand gaf hem wat. Dat is de wereld. Als ze je helemaal kaal geplukt hebben, dan laten ze je stikken (mag ik dat zo plat zeggen?). Wat zegt Jezus nou? Die kome tot Mij. Dat is het enige adres, gemeente. Er is alleen maar leven bij de Heere Jezus Christus. Waarom zoekt u het ergens anders? Het kost je zoveel en je houdt er niks aan over.
Kijk en waar de Heere nou zo onze oren opent en je hoort Jezus roepen, en je gaat zien wat er in Jezus te vinden is, weet je, dan geeft de Heere je ook benen om naar de Heere Jezus te gaan. En handen om die naar de Heere Jezus uit te steken. En een mond om het water van het leven te drinken. De Geest doet nooit half werk. Die Geest, Hij maakt dorstigen tot mensen die gaan drinken. Hij laat ze zien waar het water is, Hij doet ze uitgaan naar de wateren van de fonteinen van het heil.
Dat is geloven: dorsten, komen tot Jezus en drinken. Mag ik nou eens vragen, zitten er mensen die luisteren en die zeggen: dominee, dat herken ik in mijn eigen leven. Mensen die die stem op het feest hebben gehoord. Die hebben ontdekt dat dat het werk van de Geest van Pinksteren is. De Geest die dorstig maakte – plaats maakte voor Christus. Die je uitdreef tot Hem. De een is daarin verder dan de ander, maar toch, mag ik het u en jou vragen: als je dit hoort (over dorsten, komen en drinken) is er dan iets van herkenning? Hoe is het met u, jou? Misschien zitten er mensen luisteren die lijken op die Rotterdamse jongen. Ik las een interview met hem. Wat is jouw leven, vroeg de interviewer. Mijn leven dat is Feyenoord, zei die jongen. Dan kun je alleen maar vragen: wat koop je daarvoor? Wat heb je aan dat water, als je moeder erg ziek is, als je kanker krijgt, als je sterven moet? De Heere Jezus roept: zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke! Misschien zit er iemand te luisteren die teleurgesteld is in het leven (waardoor en hoe dan ook). Jezus zegt: die kome tot Mij en drinke. Misschien ziet iemand zichzelf als godvruchtig en vroom kerkmens. Iemand die zegt: Heere, ik! Jezus zegt: hou er mee op, want kom tot Mij. Zolang je ‘ik’ blijft zeggen, zit je aan de verkeerde kant. Het komt erop aan dat je leert zeggen: Hij. Hij is de fontein van het levende water. Bij Hem vind ik water, leven en toekomst.
Misschien zegt iemand: dominee, dat weet ik allemaal wel, maar er moet toch een wonder gebeuren wil een mens dat gaan verstaan? Weet u waar dat wonder gebeurt? Waar dit woord klinkt! En waar het blijft haken. Dat je er niet meer los van kunt komen. Het is Zijn stem en Zijn Geest. Lieve mensen, als je iets van dat dorstige hebt, dan kun je toch niet blijven zitten? Dan kan je toch niet gaan redeneren? Want als een dorstige water hoort ruisen, dan kruipt hij er naar toe, desnoods met de laatste krachten. Als ik niet te drinken krijg, dan wordt het sterven. En dan komt hij tot deze fontein. Water! Geef mij Jezus of ik sterf. Ja, soms kerm je het uit: dan sterf ik zeker, omdat er buiten Jezus alleen maar een zeker zielsbederf wacht.
Dat is nou geloven: als een dorstige drinken uit de fonteinen van het levende water, die in Christus geopend is. De Heere werkt erop aan. Als je denkt aan je zelf genoeg te hebben, als je doof en blind blijft, dan wordt het je eigen schuld als je straks de eeuwige dood tegemoet gaat. Het klinkt zo indringend uit die mond van die lieve Heiland. O alle dorstigen, komt tot de wateren! Hoort en uw ziel zal leven. De goddeloze verlate zijn weg. Hij vergeeft menigvuldig.
Misschien mag ik een verhaal vertellen voor de kinderen. Verhaal van de Zeeuwse Fransje. In het boek ‘In Zijn arm de lammeren’. In een Zeeuwse gereformeerde gemeente. Op een hete middag preekte de oude dominee Kok. Hij heeft mij bevestigd dat dit verhaal op waarheid berust. Hij preekte in een voorbereidingsdienst. Hij liet die nodiging tot het water zó klinken, het was zo warm in die kerk, Fransje (jaar of 6) zat naast zijn vader, het was propvol en heet. Dominee Kok probeerde duidelijk te maken wat hij bedoelde. Hij pakte het glaasje water van de preekstoel. Mensen, weet je wat God zegt, wie dorst heeft, die kome en drinke. En dat jongetje had zo’n dorst en hij schoot de bank uit. Dominee, ik heb zo’n dorst, mag ik een beetje water? Die oude dominee Kok vertelde me, hoe ontroerd hij was geworden. Zo staat God nou voor ons. Worden als een kind. Voor die vader van dat jongetje de aanleiding om de volgende zondag deel te nemen aan het avondmaal. Dat is de boodschap. De Geest presenteert ons Christus. Wie dorst heeft, die kome.
2. Hij maakt een gelovige zelf tot een fontein
Er is ook nog een andere kant. Die in Mij gelooft, staat er. Dat lijkt een scharnier waar de tekst om draait. Eerst hebben we gezien het dorsten, komen en drinken. Het houdt er niet mee op. De tekst gaat verder. Die in Mij gelooft. De scharnier, waar om de deur opendraait. stromen des levenden waters zullen uit zijn buik vloeien, zegt Jezus. Stromen van levend water. Prachtig beeld! De gelovige is in de ogen van de Heiland geen vijver met stilstaand water. Dat is dood en stinkt. Dat is niet de bedoeling van de Heilige Geest: het werk moet verder gaan, Christus moet verheerlijkt worden.
Ik zeg nu iets waarvan velen zullen zeggen: dat weet ik wel, maar snapt u dat ik niet tot Christus kan komen omdat het aan je leven te zien moet zijn? Als u zo denkt, pak die tekst er dan eens bij. Er staat niet ‘ze moeten’, maar ‘ze zullen’. Dat is niet je eigen werk wat je moet gaan doen, nu de Geest een aanzet heeft gegeven. Nee, de Geest zorgt ervoor. Die stromen komen uit dat levendgemaakte volk van God voort. Hij die leert drinken, leert ontvangen, die maakt Hij tot een fontein op zichzelf. Een fontein van levend water. Dat is Zijn werk.
Een prachtig voorbeeld daarvan is de Samaritaanse vrouw, Johannes 4. Zij is niet van plan water bij Jezus te halen – ze is bezig met water dat altijd weer dorst heeft. Maar ze komt tot Hem. Ze drinkt. En dan afgelopen? Nee, ze rent naar de stad. Ze roept het uit, voor die mensen die niet met haar te maken wilden hebben: er is een Mens, die mij gezegd hebt, wat ik gedaan heb, is deze niet de Christus? En dan komen die stadgenoten. En ze geloven. Niet omdat jij het zegt, maar we hebben het zelf ontdekt.
Zo gaat het ook met de apostelen. Ze geloofden. Ze gaan prediken. De stroom vloeit over het tempelplein. Duizenden mensen komen tot bekering. Zo ging het met Paulus, in Damascus. Het duurde niet lang, onmiddellijk ging hij erop uit en verkondigde Hij dat Jezus de Christus is. En zo ook bij Augustinus, Luther, Bunyan, Whitefield. Je ziet het altijd weer. Waarom die grote namen? Misschien zit een jongere te luisteren (kan je het nog volhouden?), die weet van een opa, een vrome man. Of een moeder, die de Heere ootmoedig vreesde. Een ambtsdrager die zo gunnend kon spreken. Misschien hebt u een vriend of vriendin, die in alle jeugdige eenvoud weet te vertellen wat Jezus voor Hem betekent. Iemand in wie die Godsstroom ruist. Met het gevolg dat jij ook dorst krijgt. Wat díe kent, zou ik ook graag wensen.
We hadden het er voor de dienst even over, broeder De Kloe en ik, dat we een hoofdstukje mochten schrijven over onze moeder. Die zoveel betekent heeft. Is dat er in ons leven? Is er die stroom van dat levende water? Het werk van de Geest, die dat maakt? Wat moet je daarvoor doen, dominee? Eigenlijk maar een ding: zoeken dicht bij de Heere Jezus te blijven. Aangesloten zijn op die heilsfontein. Drinken van wat Hij te geven heeft. En leven in diepe afhankelijkheid van de Geest. Dat is het leven van de gelovige. Uit Christus, door de Geest. Mag ik nou eens vragen, vlak voordat ik ‘Amen’ ga zeggen: zitten er jonge mensen te luisteren, die zeggen: dat is mijn begeerte? Jonge mensen die hadden gehoopt belijdenis te doen. Die zeggen: dat leeft in mijn hart. Is dat er, met het oog op God, die het zo waard is dat je Hem verheerlijkt? Iemand die bij je zit, te luisteren. Misschien vooral ook nog wel, omdat u denkt aan een van die kinderen die er niet bij wilde zijn. Eentje die zei: doet me niks, zegt me niks meer. Dat ze aan ons gaan zien en aan ons gaan horen, iets wat hen dorstig maakt, wat hen begerig maakt, wat hen jaloers maakt.
Ik weet wel, het is niet makkelijk om vandaag te leven met de Heere. Je hebt de wereld tegen, je eigen onbekeerlijkheid tegen, onbekeerde kerkgangers tegen. Maar het is Pinksteren geworden. De Geest is uitgestort. Die Geest doet het. Die Geest schenkt Hij. En met die Geest vervult Hij. En echt, dan kan het. En dan gebeurt het ook. Nee, iemand die gelooft, die zegt niet zo gemakkelijk: nou, dan gaan we er wel voor. Zo iemand steekt zijn handen uit, hij vouwt ze, hij smeekt: ‘Kom mij te hulp; mijn ziel, die U verbeidt, Heeft Uw bevel met lust en liefd’ ontvangen.’ Als U mij te hulp komt, dan gebeurt dat wonder: ‘Dan vloeit mijn mond steeds over van Uw eer, Gelijk een bron zich uitstort op de velden.’ Amen.
Kom mij te hulp; mijn ziel, die U verbeidt,
Heeft Uw bevel met lust en liefd’ ontvangen;
Ik haak, o Heer’, naar ’t heil, mij toegezeid;
Bestier in gunst naar Uwe wet mijn gangen;
Al mijn vermaak stel ik, met rijp beleid,
In Uw gebod; dat is mijn hoogst verlangen.Dan vloeit mijn mond steeds over van Uw eer,
Gelijk een bron zich uitstort op de velden;
Wanneer ik door Uw Geest Uw wetten leer,
Dan zal mijn tong Uw redenen vermelden;
Want Uw geboon zijn waarlijk recht, o Heer’;
Gij zult de vlijt van die U zoekt, vergelden.– Psalm 119 vers 87 en 86 (berijming 1773)
Hersteld Hervormde Gemeente te Waarder/Driebruggen, zondag 31 mei 2020, 18:30 uur. Schriftlezing Johannes 7: 33 – 46. Online uitzending (via YouTube) i.v.m. maatregelen Coronacrisis.