David belijdt het in Psalm 139 dat God overal is. Niets is voor Hem verborgen. Vanuit die troost leven Gods kinderen: Heere, U weet alle dingen. Zoals Petrus schuilde in die alwetendheid van de Heere. Zo vertrouwelijk en niet beschouwelijk oog in oog te staan met de Heere.
Psalm 139 vers 7: ‘Waar zou ik heengaan voor Uw Geest, en waar zou ik heenvlieden voor Uw aangezicht’.
Oog in oog met de Heere
U bent daar en daar. We willen eerst de Psalm beschouwelijk onderkennen om vervolgens het vertrouwelijke op te merken. Eerst beschouwelijk en dan ook uitermate vertrouwelijk.
Gemeente, Psalm 139 heeft woorden, heeft een inhoud waar menigeen van schrikt, soms in paniek van raakt. Soms ook in vastloopt. Want het is een gedicht, een lied dat zegt: alles, alles ligt open. Overal word je gezien en ben je gezien. Laten we dat maar voor elkaar uitspreken en Gods aangezicht eerlijk in zijn. Wat kan dat drukken, overal gezien te worden. Dat beklemd.
Je hoeft echt geen grote schurk te zijn. Iemand die schofterig leeft. Om in te zien dat alles gezien wordt in het leven. In het gewone leven kun je dat hebben, je dacht niet gezien te worden en bent gezien. Dat geeft niet altijd een prettig gevoel. Daarom zit ik soms gewoon graag thuis. Gewoon niet gestoord. Want overal heb je herkenning.
Dan loop je over het strand. Hoofd in de wind. Komt daar een man aan met een aantal kinderen. Bent u Van Estrik? Ja dat ben ik. Man, mijn vrouw en ik, Psalm 84. Dan is het nog een aangename ontmoeting. Soms willen we rust. Kijk toch niet zo naar me. Heb ik iets van je aan? Iemand kijkt je op de vingers. Altijd gezien. Overal gezien.
Het gebeurt wel, ik weet zeker dat u de voorbeelden wel kent. Mensen niet langer gezien worden. Ze duiken onder. Misdaadcircuit. Oorlogsmisdadigers. Mensen zijn ineens spoorloos. Gelukkig ik word niet gezien. Gemeente, laten we heel concreet zijn. Als het gaat om de Heere, wij kunnen Hem niet ontlopen.
In Bodegraven een dorpskerk. Boven in dat gewelf een oog. Overal waar je gaat zitten, en u mag het proberen, overal ziet dat oog je. Het lukt je niet om uit de ogen van God te blijven. Het is een misplaatste gedachte om te menen God proberen te ontlopen, David geeft het aan. Uit de ogen van God weg te blijven. Adam, Manninne heeft het geprobeerd. Onze voorouders zijn uit de verborgenheid geroepen. Zal niet lukken. Hebreeënbrief staat het: alles is naakt en geopenbaard voor Hem. Dat zal niet lukken. Er komt een rechterstoel wis en waarachtig. Je zult rekenschap geven van wat je gezegd, gedacht, waar je gelopen hebt, met je ogen gezien hebt, waar je je hart aan gegeven hebt. Alles komt bij de dagvaarding van God. We ontlopen het niet, wie het ook probeert.
Denk aan die knecht van God. Jona wordt geroepen en die moet met de preek naar Ninevé. Geen zin in, dat gaat hij niet doen. Hij ging van het aangezicht van de Heere weg. Hij wil uit de ogen van God. Uit de greep van God. Los van God. Maar de Heere wierp een grote storm in de zee. Jona heeft het ervaren en ondervonden. Wegvluchten van God gaat niet.
Hij heeft gemerkt: al ga ik aan het uiterstste van de zee, ook daar zal Uw hand mij vinden. Gemeente, denk daar eerlijk over na. Dat God alles van ons weet, alles ziet, tweede deel van de Psalm zegt het zonneklaar, en de werkelijkheid is niets en niemand ontgaat Hem. Het wordt wel geprobeerd, het wordt wel geprobeerd.
Toen onze broeder ouderling Van der Vlies is overleden. Gememoreerd van zijn spreken. Op de stelling dat in onze tijd niet veel mensen nog in een hiernamaals geloven, en daar vergissen ze zich dan grandioos is.
Waarvan onze bekende premier zei dat Van der Vlies om die zekerheid te benijden is. Ja gemeente, we worden gezien. Je kunt op een ogenblik de donkerheid en de duisternis kiezen. Er zijn mensen die zelf het moment van hun dood bepalen. Je moet je ook realiseren dat de Heere zal zeggen: Ik heb je niet geroepen, je bent te vroeg. Ik heb je niet gekend. Het zal niet lukken in het donker te verdwijnen. Als ik in de nacht gegrepen worden, om daarin te verdwijnen het zal niet lukken, God is steeds. Gemeente, wat moeten we met deze dingen? Het leven met en voor God. Er zijn mensen in het leven die hebben het moeilijk met die wetenschap. De Heere ziet alles, weet alles. Ze raken in paniek. Hoe moet dat?
Daar geeft de Psalm een antwoord op. In het uitermate intieme, het vertrouwen. Het zeer vaste wie God Zelf is. Ook de weg van een Petrus in zien. Het is ontzettend bevrijdend. Als het daar in het leven komt tot U en ik. U en mij. U moet daar goede nota van nemen. Deze hele Psalm is een diepe ontmoeten van David met zijn God. Vindt zijn vertrouwen in zijn God. De Heere is het een en het al. Heere U en mij. Heere U doorgrondt en kent mij. U weet mijn zitten en mijn opstaan. Wat er allemaal door mij heen gaat, U weet ze, U verstaat ze.
Wanneer ik mij klaarmaak om te gaan, U weet het. U omfloerst mij in mijn gaan. Ik lig geborgen in Uw heiligheid en veiligheid. Al mijn wegen, U weet ervan. Gemeente, de man die het zegt weet er alles van. Wat hij ons voorhoudt, hij is de ervaring rijk. Hij heeft gelopen als een veldhoen. Uit de voeten gemaakt als een haas. Vreesde voor zijn eigen leven. Bij de Filistijnen, daar wilde ze hem doden. Maar hij zegt in Psalm 56 U hebt mijn zwerven geteld. Dat omzwerven in zijn leven. Dat pure vertrouwelijke.
Gemeente, dat is zo mooi, zo diep, zo rijk. Als je dat in je leven gaat zien, mag belijden en nazeggen. Mijn leven is geborgen in, bij God. Dan moet u met mij meekijken hoe David zijn leven omziet, verantwoordt. U kent mij van haver tot gort. Hij weet dat Hij hem beter kent dan zijn vader of moeder hem kennen. Deze of die is getrouwd. Deelt de meest intieme dingen. Maar God weet meer van mij. Meer dan mijn meest intieme vriend, mijn boezemvriend.
Wat zegt David? Wij lezen deze Psalm op een trouw kaartje. Maar dat is eigenlijk al een stapje te ver. Het moet gaan om de geboorte van mij. Daar heeft David het over. Niet Salomo maar omdat ik op wonderbaarlijke wijze gemaakt ben. Heere, mijn vader en mijn moeder wisten nog niets van mij af, nog geen glimpje op te vangen. Maar u kende mij al. Heere U, U kent mij beter dan ik mijzelf kent.
U, en dan daarbij moet u eens op letten, dat het de diepe ingaat. Dan zegt deze dichter. Heere, ik wil ook weleens wegkruipen. Lees maar mee: waar zou ik heengaan voor Uw Geest? Denk aan Adam in het paradijs. Ik kan de diepte opzoeken. Ik kan in de lengte mijn proberen te gaan. Vers 11. De duisternis zal me immers bedekken.
Bergen valt op ons, heuvelen valt op ons. Niet door het licht bestraft wilt worden. Vreest voor het heilige, het rechtvaardige. Dan is de nacht een licht voor mij. Ook al verduisterd het licht voor mij. Ben ik niet degene die in de duisternis gewandeld heeft. Met de werken van de duisternis van u afgeraakt. Ook verduisterd de duisternis voor u niet. De nacht licht als de dag. Gemeente, hier zijn we op dat punt, dat diepe punt, weg willen kruipen, schuld ervaren. Voor God je verootmoedigen. Tegen U, U alleen heb ik gezondigd.
Kent u het gemeente? Daar is je vrouw niet bij. Daar is niemand bij gemeente. Daar ben je met God alleen. Bang te sterven. O God hoe zal ik U ontmoeten? Heere, tegen U, U alleen heb ik gezondigd. O God ga niet in het gericht. Daar is het diepe in de Psalm. Daar is de bevrijding: U kent mij, U wilt mij niet verachten, U wilt mij niet verlaten. Dat heeft zo’n hemelse lading. Daar kun je alleen maar over verwonderen. Uw hand op mij. Niet om mij te slaan, om weg te duwen. Maar Uw rechterhand op mij. U kent mijn naam. U legt mijn hand op mij. Het bevrijdende, het verlossende. Het volle licht om mij heen.
U hebt mij gekend. U hebt mij liefgehad met een eeuwige liefde. U hebt mij uitverkoren. Waar zou ik heenvlieden voor Uw Geest? Voor Uw aangezicht. Gods vriendelijk aangezicht geeft, heeft vrolijkheid en licht. Uw Vaderlijk gezicht. Daar bent U, U. Gemeente, dit is zo’n wonder. Dan kun je van God geen verkeerd meer horen.
Dan krijg je ook de diepte horen. Zou ik die haten die u haten. Dat moeten we niet plaatsen in een rancuneuze David. Niet haatdragend. Nee, zoveel van zijn Heere gezien. Jongen, Ik houd je vast. Ik zal je leven omringen. Ik zal in je gaan niet aan je lot overlaten. Waar je pad ook is, daar zal Ik voor je zorgen. David zoveel van zijn God gehoord, dat hij niets verkeerd van zijn God wil horen. Zou ik niet haten die U haten. Met een intens verdriet.
Kijk eens, daar heb je het kind van God. Spreekt zich hard voor God uit. Maar hij weet het. Arglistig is het hart, dodelijk. Daarom zegt hij het: doorgrond en beproef mij. Als ik de grens over ga, ik ben nergens te goed voor. Beproef mij en ken mijn gedachten. En als er een schadelijke, een heilloze weg is. Leidt mij op de eeuwige weg. Leidt mij op de eeuwige weg. Legt hij zijn leven in de handen van God. Gemeente, zeg nou of u uw leven zo uw bestaan voluit uw leven in Zijn handen weet te liggen, zien liggen en bent gaan nazeggen.
Dan ben je er in je leven achter: alles is God. U bent met mij. Uw stok en staf vertroosten mij. Zullen we dat eens doen met het leven van Simeon Petrus. Gewoon het leven. We kunnen zwaar of licht op de hand zijn. En er van alles in fietsen. Zullen we dat eens bekijken met het leven van de heilige Petrus.
Dat het heil in het hart van de hemelse Vader ligt. Als hij iets van de Heere moet zeggen, dan moet de Heere eerst iets van Hem vertellen. Hoe het is en hoe het zit. Dan moet u even het leven van Petrus met mij bekijken en hoe het zit. Dan kom ik Petrus tegen. De Heere zegt: Ik ga heen. Waar gaat U heen? U kunt Mij nu niet volgen. Ik kan U wel volgen. Ik kunt Mij niet volgen. Heere, ik zal met U sterven. Simon, Simon, de satan heeft u zeer begeerd te ziften als de tarwe, maar Ik heb voor u gebeden. Jongen, eer de haan driemaal gekraaid heeft, zult u mij verloochenen.
Een dienstmeisje was al genoeg, om hem als een angsthaas vloekend te vinden. En toen kraaide de haan. En nu komt die. Heere, bedde ik mij in de hel. Hij verdiende het in de hel te zijn. En de Heere Zich omkerende zag Petrus aan. En Petrus werd de woorden indachtig. Toen is hij naar buiten gegaan, de nacht is ingegaan. Daar alleen met de Heere geweest. Daar moeten we onze neus niet in steken.
Als de Heere Zijn kinderen vindt, dan is het raak hoor gemeente. Kent u dat verhaal? Jongens in de tuin van parochie. Grepen naar het fruit. Pastor was het zat. Plaatsje een bordje erbij met erop: ‘God ziet alles’. De jongens zetten eronder: ‘Maar hij verraadt ons niet’.
Klopt. Maar als Hij ons vindt in de schuld dan is het wel raak. Petrus naar buiten gegaan. En hij weende bitterlijk. En wat daarna volgde. De rehabilitatie. Hebt u mij lief? Heere, U weet het. Die liefde in ons tot Hem is niet van onszelf. Bij die derde keer dan zakt hij erdoor. Dan kruipt hij dicht bij de Heere. U weet alle dingen. Hij schuilt in de alwetendheid van de Heere. Daar vindt hij zijn houvast.
Zeg het eens heel eerlijk. Niet beschouwelijk maar vertrouwelijk. Oog in oog met God. Heere, wat is er is is in U. U hebt het gewrocht. Niets uit ons maar uit U. U hebt het gedaan. Ik zal zingen van de verkiezende Vader, de liefde zoekende Zoon en van de Geest die zorgt dat ik nooit onder Gods oog weg kan komen. Omdat God zegt: Ik heb je lief met een eeuwige liefde.
Amen.
Zondag 13 februari 2022 – Rehoboth Voorschoten – ds. J.W. van Estrik – Schriftlezing Psalm 139 – belijdenis met de geloofsbelijdenis van Nicea