Hersteld Hervormde Gemeente, Driebruggen, 18.30 uur
Votum en groet
Psalm 78:1,2
Geloofsbelijdenis, 12 Artikelen
Psalm 66:2
Gebed
Schriftlezing, Lukas 23:1-25 (http://www.biblija.net/biblija.cgi?m=Lukas+23%3A1-25&id47=1&l=nl&set=10&pos=0)
Afkondigingen
Psalm 35:1,5,13 (collecte)
Psalm 32:4
Dankgebed
Psalm 43:1,4
Zegen
Preekaantekeningen
[1907] Gemeente, zingen we na de verkondiging Psalm 32 het 4e vers. En we spreken vanavond over de overlevering van de Heere Jezus Christus. En dat, overlevering, aan de wil van de mensen.
- de overweging om Jezus los te laten
- Hoe de menigte voor de loslating van een oproerling is
- Wat de overlevering betekent
Gemeente, als we vanavond Lukas 23 opzoeken en lezen, kunnen we zeggen: het is een drukte van jewelste. Jezus is overgeleverd. Bij Pilatus gebracht. En er is maar een verlangen, een wens: deze Jezus moet worden veroordeeld tot de dood. Maar dat is een probleem. Want, ieder weet dat wel, als je rechter bent, dan moet je de zaak onderzoeken. De gedaagde horen. Dan moet je naar de beschuldigingen kijken, dan moet je op grond van de feiten een vonnis, een oordeel spreken. Nou dat is waar het de Heere Jezus betreft, eigenlijk een onmogelijkheid. Want Pilatus zit wat dat aangaat behoorlijk met Jezus in zijn maag. Wel overgeleverd met beschuldigingen, maar Pilatus die het onderzoekt, zegt iedere keer: ik vind geen schuld in Hem. Wat ik ook onderzoek, schuld vind ik bij Hem niet. Dan is natuurlijk normaal gesproken de zaak gauw klaar. Rechter ertoe geroepen. Woord van God spreekt daar over, geen bevoordeling, geen benadeling, recht gesproken. Aangaande Jezus. Direct zeggen: vrij. Onschuldig. Op vrije voeten.
Maar gemeente, dat ligt niet zo makkelijk. Dat ligt niet zo makkelijk. Gedeelte leest en met mij onderzoekt, dan ziet u, iedere keer, als Pilatus iets zegt van enige onschuld, dan gelijk de massa in rep en roer. Onrust. Onlust. Ongenoegen. Onmin. Boosheid. Kijk het maar na, onderzoek het maar mee. Hoe langer het duurt, hoe vaker, hoe furieuzer, bozer, heviger het volk reageert. Wat moet Pilatus nou?
Denkt met slimmigheidje van Jezus af te komen. Voordat hij recht gaat spreken, voordat hij gaat zeggen, overwegen is om Jezus los te laten, hij ziet een ontsnappingsclausule om er met schone handen ervan af te komen. Gaandeweg het proces is daar het woord Galilea gevallen. Galilea. O. Daar ben ik geen stadhouder van. Geen regeermacht. Dat is het rijksgebied van Herodes. En Pilatus, slim en geslepen als hij is, ziet zijn kans schoon. Wanneer blijkt dat Hij een Galileeër is, heeft hij het op een rijtje: overleveren aan Herodes. Zij konden niet met elkaar. Maar overdragen aan Herodes, die het proces maar moet voeren, oordeel maar moet geven, die dan omdat het een Galileeër betreft, moet zeggen wat met landgenoot moet gebeuren.
In vers 8 van ons hoofdstuk staat, Herodes als hij Jezus ziet, zeer verblijd. Want gemeente, die Herodes heeft nogal wat op kerfstok, geweten. Die zou, als je kijkt naar leven, wel heel erg om Jezus verlegen kunnen en moeten zijn. Weten de kinderen in de kerk ook wel. Heeft op een zeker ogenblik, Johannes de Doper gedood. Wel moeite mee gehad. Maar ja, het was zijn eigen schuld geweest dat Herodes Johannes liet opsluiten. Hield ervan als Johannes kwam preken. Hing aan zijn lippen. Maar Johannes gezegd: die vrouw moet je terugsturen naar de broer. Ze moet de deur uit. Totaal verkeerd gevallen. Stopte hem in de gevangenis. Bijbel vertelt dat hij zelfs overwoog hem te doden, maar niet gedaan. Toch gedood. Hoe kwam dat? Kinderen jullie weten dat he. Dat verjaardagsfeest, gedanst, gedronken, liep uit de hand. Wens worden gedaan. Herodias en haar dochter, ze overlegden, moeder en dochter spanden samen, waren eruit, Johannes de Doper zijn hoofd op een schaal. Herodes onder ede gezworven. Zo is Johannes aan zijn einde gebracht. In schandelijke betoning. Vanaf dat moment heeft Herodes het niet meer. Plaagt hem zijn geweten. Is boordevol onrust. Temeer wanneer hij hoort dat Jezus is gaan optreden. Mensen zeggen dat Johannes is opgestaan. Kijk dat, dat heeft de aanleiding geven om Jezus graag te zien. Hij wilde zich vergewissen of Johannes nu wel of niet zou zijn opgestaan. Is iets anders, voor leven of schuld of zonde Jezus wilde zien. Jezus als middelaar nodig had. Nee, Jezus zien of Johannes de Doper nu wel of niet was opgestaan.
Nou zegt het gedeelte, hij ziet Jezus. Zeer verblijd. Veel van Hem gehoord. Wilde wel een teken. Stelde Hem ook vragen. Vele woorden. Maar zegt vers 9, Jezus antwoordde Hem niet. Kijk gemeente dat gaat zo. Jezus is niet in voor spelletjes. Doet niet mee in dit toneel en dit cabaret. Doet niet mee in deze zaak waarin Herodes totaal geen interesse, belangstelling heeft. Zelfs Jezus tot een spotkoning maakt. Weer terug zendt. Jezus geeft geen woord aan Herodes. Wel, en dat moet u maar optekenen, wel heeft Herodes vastgesteld is onschuldig. Want, kijk het maar mee, zo dadelijk, Pilatus aan het woord is, proces onderhoudt, staat in vers 15, Pilatus daar ook zegt, Herodes ook geen schuld in Hem heeft gevonden. Herodes ervan overtuigd geworden is dat Hij niets gedaan heeft wat de dood waardig is. Bij de mond van twee getuigen, mooi he, onschuldig. Aardse rechters, alle twee tot oordeel gekomen: geen schuld. Zonder zonde. Smetteloos. Rein. Onnozel. Deze treft geen schuld. Geen blaam. Deze is van datgene waarvan Hij wordt beticht, deze is daarvan geheel en al vrij.
En kijk, zo komt Jezus van Herodes tot Pilatus. Komen we bij de gang, waar we vanavond de vinger bij leggen. Pilatus gaat oordelen en spreken. Zegt tegen overpriesters. Tot het volk. Samengeroepen is. Hier, deze mens, u heeft Hem bij mij gebracht. U heeft gezegd, dat Hij het volk afkerig maakt. Ik heb Hem ondervraagt. Er is geen punt blijven staan van de beschuldiging. Geen schuld gevonden. Ook Herodes niet. Daarom, daarom, ik zal Hem kastijden, geselen. En dan loslaten. Dat is wat Pilatus afgeeft aan overpriesters, wetgeleerden, het volk. Geselen en dan loslaten. Signaal geef ik af aan gedaagde, beklaagde, opgebrachte: voorzichtig moet zijn. Dat Hij daarin gedurig in de gaten wordt gehouden, niet op verkeerde pad zal gaan. Ik zal Hem geselen en loslaten.
Zeg catechisant, wat vind je daar nou van? Daar klopt toch niks van? Moet je voorstellen dat jij iets in je leven niet hebt gedaan en het wordt vastgesteld: inderdaad, jij hebt het niet gedaan. En vervolgens krijg je te horen: je mag weer gaan, maar je krijgt eerst een pak slaag. Klopt toch niks van?! Een onafhankelijke rechter. Recht moet spreken. Die zich niet moet laten gezeggen door mensen. Oren niet moet laten hangen naar beschuldigers. Objectief heeft te toetsen en onderzoeken. Hij zegt: Hij is onschuldig. Hij heeft niets gedaan. Van die beschuldigingen die jullie hebben geuit, maar goed, ik zal Hem geselen en dan vrijlaten. Zo wordt Jezus feitelijk op dat moment, had vrijgelaten moeten worden, ermee geconfronteerd: ik zal Hem slaan.
Waarom doet Pilatus dit? Wel gemeente, heel eenvoudig. Pilatus is doodsbang. Voor keizer Tiberias. Onlust ontstaat, volk in opstand, rebellie is, dan zal dat keizer Tiberias niet aangenaam vinden. Voor positie wel de nodige gevolgen. Pilatus gemeente, hij handelt alleen maar en slechts uit eigenbelang. Dat is wat we waarnemen. Denkt alleen maar aan positie. En Jezus laat het zich wel gevallen. Hij laat zich zo dadelijk nog geselen. Hij staat het toe. Verdedigt niet. Zwijgt in Zijn liefde. Maar dat neemt niet weg dat Pilatus bedenkelijk handelt, positie belangrijker vindt dan de Naam van de Heere. We zijn gewaarschuwd, ook vandaag! Jezelf handhaven. Je gezicht niet verliezen. Weten dat je verkeerd zit, maar niet toegeven. Niet handelen zoals je zou moeten handelen, voor je weet krijg je alles op je af gevuurd, voor je het weet ben je je positie kwijt. Let op Pilatus: hij handhaaft zichzelf. Wil positie bewaren.
We zijn gewaarschuwd. U, jij en ik. Dat bedrieglijke van Pilatus zit ook bij u, jou en mij. Wij ook van die duivelse handlangers. Vanuit egoïstische motieven op akkoordje gooien. Naam van de Heere achterop laten geraken. Gunnen we geen naam en faam. Is maar dat we het onderkennen. Rekenschap geven. Zien. Iets is wat ook vandaag de dag, naam van de Heere, eer van de Heere, staan voor de Heere, recht is recht, krom is krom, er wordt niet geluisterd, want ik ben nummer een. Dat is het eerste wat we zien, leren, onderwijs ontvangen. Pilatus overweegt loslating op grond van ondeugdelijke motieven.
Nu het volgende. Gebeurt iets bijzonders. Een oproerling op vrije voeten. Nota bene iemand die een moordenaar is. In vers 17 loslating overwogen. In vers 18, menigte, kreten slaken. Weg met deze. Barabbas. Lukas schrijft dat Barabba iemand is die tijdens een oproer in de stad in de boeien geslagen is, achter de tralies geraakt, in gevangenschap. Dus het volk wil daar van loslating niet weten. In vers 20 nog een keer herhaald. Nog een keer geroepen. Kruis Hem. Ten derde male, ja maar ik zal Hem kastijden, nog een groot geroep. Geroep van hen en de overpriesters zegt het gedeelte, vers 23, wordt geweldiger, luider, heftiger en zwaarder.
Gemeente, wat zien we hier gebeuren? Het volk, de overpriesters voorop, keren zich in blinde woede tegen Jezus. Ja gemeente, u moet dat maar bedenken. Het begint bij de geestelijken. Bij de kerk. Bij de leiders. Als u het niet gelooft, u zoekt de evangeliën er maar op na. Leiders hoofden bij elkaar gestoken. Zin om Jezus te doden. Zitten nog met het volk. Is het probleem. Hier is het probleem getackeld, hier is het anders geworden. Hier komt het volk met de leiders mee. Leiders gaan voorop. Verdragen Jezus niet. Gedogen niet. Want ze hebben genoeg van deze Jezus.
Waarom? Ach gemeente, weet u waarom? Hij was recht toe, recht aan. Noemde zonde bij de naam. Spaarde ze niet, was bewogen. Was degene die tegen ze zei dat ze broedsel van de duivel waren. Naar de buitenkant wel mooi afbrachten. Aan de buitenkant wel mooi versierden. Van binnen een en al doodsheid en dodigheid. Verderf en vol haat jegens God en de naaste. Ze werden als kleine jongens aan de kant gezet, in hun hemd gezet. Kijk, dat wilden ze niet. En daarom, daarom moest Jezus, Jezus dood. Daarom moest Jezus sterven.
Gemeente het is weer zo iets. Ja, moet je zeggen. Als genade ons deel niet is, dan worden we boos. Dat had Herodes, hadden die Schriftgeleerden ook. Hebben kerkmensen vandaag ook. Je mag van alles zeggen, maar niet de zonde bij de naam noemen, niet op de vingers tikken. Daar moet een dominee buiten blijven. Ja, mooi niet. Aanwijzen. Uit liefde. Uit liefde. Want het moet met het hart gezegd worden. Moet begrepen worden dat zonde aanzeggen, schuld noemen maar een doel heeft: ik wil u bij Jezus brengen. Noodzaak bekering noemen. Heenleiden tot Jezus Christus. Zo belangrijk om te bukken, te buigen, oordeel te rechtvaardigen, als de godsdienst wordt doorgelicht, beseffen wat de Heere zegt. Ik val er voor, ik buig er onder. Ik word gearresteerd. Genade maakt me gewillig. Genade van de ontdekking is me lief.
Maar bij Farizeeën en Schriftgeleerden niet gevonden. Bij volk niet veel anders. Verblind door haat. Gedreven door woede. Volk geweldiger roept. Gemeente, dat is toch vreselijk. Het volk dat kortgeleden takken voorlegde, riep: Hosanna. Kortgeleden kerkelijke leiding z’n hoofd over brak, hoe moet dat, lees het maar naar hoor, in hoofdstuk 22 het begin, het volk, dat volk, is op de hand van Jezus. En wat lees je nu? Op dit moment? Ze zijn 180 graden om. Als een blad aan de boom. Omgedraaid. Van volgers en meelopers weglopers van Jezus geworden en meelopers van overpriesters en Schriftgeleerden geworden. Tonen geen karakter. Maar ineens op een andere manier van denken gekomen, naar Jezus toe. Helemaal om. Haaks op elkaar. Hoe vaak kom je het in de kerk niet tegen? Meegaan met de massa, graag van de wind af, graag niet tegendraads, gisteren zitten we met elkaar aan tafel en toen zei je nog, ja, en dan wordt men boos. Is men op teentjes getrapt. Men wil niet uit de toon vallen. Men gaat met de massa mee, smaakmakers, opzwepers worden gevolgd. Zie je ook in de kerk. Eerlijk zijn hoor gemeente. Iemand zegt vandaag ja, die nog gesproken en die en die en dan is het helemaal over. Denk je: wat is er gebeurt? Democratie zeggen ze dan. Ja, daar word je goed van. Houd het maar bij de christelijke minderheid. Luister maar naar Zijn woorden.
Rekenschap van geven wat Lukas schrijft. Pilatus uiteindelijk maar oordeelt dat de eis moet geschieden. Vers 25, zo pijnlijk, losgelaten degene die om oproer en doodslag vast zat, maar Jezus gaf hij over tot hun wil. Wat staat er gemeente? Dat Jezus als een oproerkraaier, dat Jezus als een moordenaar daar in het gevang gaat. Gevangen gehouden wordt. In de boeien gelaten wordt. Hij krijgt zo gezegd het etiket, de daad, in deze Barabbas, Hij op Zijn conto geschreven, op Zijn rekening gezet. De misdadiger moet los. Liever de misdadiger op vrije voeten. Liever die moordenaar of die schurk weer in het samen leven en wat zie je gebeuren? De weldoener legt het af tegen de moordenaar. Zie eens, Pilatus verstaat totaal zijn taak niet. Helemaal van het pad af. Hij oordeelde dat hun eis geschieden moest. Niet het recht. Wat eisten ze? Ze eisten dat Barabbas losgelaten zou worden, Jezus gedood. Wat het volk wil, eist, vraagt, dat is het wat hier in de rechtszaal bij Pilatus gebeurt.
Dominee, zegt er een catechisant, wat moet ik nou met deze geschiedenis? Wat is nou de boodschap uit dit verhaal, uit dit geschieden met Jezus? Voor mij? Voor mijn vader, moeder, gemeente? Wat is hier nou de boodschap? Nou gemeente, juist, in het Lukasevangelie, heel diep. Bij Johannes staat er op een ogenblik, de hogepriester had geprofeteerd, beter was als een sterven zou dan dat een volk verloren zou gaan. Nu schrijft Lukas dat het eigenlijk zo is dat er een wordt losgelaten die een moordenaar is, die rechtvaardig vast zit, om Jezus gevangen te nemen. Nou gemeente nu moet u die daden tegen elkaar afzetten. Weet u wat geleerd wil worden? Dat u gaat zeggen: ik ben die oproerkraaier. Ik ben die opstandeling. Ik ben die moordenaar. Ik ben het die in de gevangenis moet worden geworpen. Dat de Heere zegt: werp hem in de buitenste duisternis. Maar nou mag ik leren, door Geest verstaan, begrijpen: ik de grootste van de zondaren, ik, op vrije voeten, op borgtocht. Jezus gevangen naar de wil van Zijn Vader. Alzo lief de wereld gehad… Eigen Zoon niet gespaard, maar overgegeven. Nou is het zaak gemeente om, om te verstaan dat juist die daad in vers 25, oproer, doodslag, te eigenen, te mijnen, opdat we zouden zeggen, beamen, bijvallen, bevestigen: ja Heere, zo is het. U heeft het gezegd: Ik voor u, daar ge anders de eeuwige dood had moeten sterven.
Gemeente, hier krijgen we antwoord op die vraag van die catechisant. Dat jij je naam, je naam in dit gedeelte leest. Je leven in vers 25 door de Heilige Geest verklaard vindt. En dat jij dan zegt: ja, nou is het de Vader die Jezus overgeeft opdat Ik vrij zou zijn. Hij gebonden, ik ontbonden. Hij geslagen, ik bevrijd. Hij de straf, ik de vrede. Verstaan, Hij die geen zonde gekend heeft, tot zonde gemaakt.
En gemeente, hoe beleeft u altijd de lijdenstijd? Ik loop al heel wat jaren mee, heel wat ervaring opgedaan. Heel wat mensen aangedaan, ontroerd door lijden van Jezus. Maar lopen zoals ik liep, zoals die dochters van Jeruzalem weleer. Over de pijn van de Heer. Maar, zegt McCheyne dan, mijn geest daar leerde, dat de Geest ontdekte wie ik daar was, niet wenen om de pijn van mijn Heer. Maar ik met mijn schuld de beker vulde. Kroon op Zijn hoofd drukte. Gaat erom: in de lijdenstijd de Borg zien gaan in onze plaats. Door dwaasheid der prediking.
Ik zal u voorbeeld geven uit de praktijk. Ik stond in mijn eerste gemeente. Gepreekt uit Jesaja 53. Heere Jezus Christus onder de misdadigers is gerekend. Hadden we Bijbelkring. Was daar die man, die onder woord had gezeten, trouw lid van mannenvereniging. Dominee, zei hij, ik zie dat anders. Toch niet zo. Misdadiger, gaat me wat te ver. Ik zie niet in dat ik dat ben. Eerlijk tegen mekaar gezegd: man, dan gaat Jezus aan jou voorbij. Dan heb je de betekenis van Jezus niet begrepen. Want Hij is een volkomen Zaligmaker. Belijden is: tot alle boosheid altijd geneigd. Tegen al de geboden zwaar gezegd. Ik ben een moordenaar, maar ook een echtbreker. Leert de Heere je. Kun je je niet voorstellen, maar genade, dan ervaar je het: nergens te goed voor bent. Maar dat is om Christus.
Maar zo zei die man: ik kan mij niet voorstellen dat het zo in mijn leven is. Dan gemeente, gaat Jezus aan je voorbij. Hij kwam om te zoeken die verloren is. Misschien zijn ze er vanavond wel: goed, we zijn zondaren, maar man, bekeer je dan, laat je gezeggen, laat de Heere het oordeel eens geven. Weet je wat je eens moet doen? Kijk eens op het kruis: dat is de opbrengst. Zo ernstig is het gemeente. Zo werkelijk is het woord van onze God. Schuldenaar, overtreder, des doods schuldig. Daarin juist te zeggen, waar dat geleerd wordt, gekregen wordt: Ik voor u, daar ge anders de eeuwige dood had moeten sterven.
Nou zit er vanavond een zondaar, zondares in ons midden die zegt: voor mij, als je wist wat er is voorgevallen. Ik durf het mijn kinderen niet te vertellen, niet mijn man of vrouw, niet over uitlaten, maar als de Heere in het gericht gaat! Luister dan, lieve vriend, vriendin. Kijk eens, Jezus hangt op Golgotha in het midden. En dan zeggen wij onder elkaar: de deugd in het midden. Maar dan hebben we de zaak verdraaid. Wat betekent Jezus in het midden? Meest in het vizier, zwaarste beticht wordt. Meeste op Zijn geweten heeft. Die moet in het midden. Onder de misdadigers. Links een moordenaars en rechts een moordenaars. De grootste hangt in het midden.
O grote zondaar, o diep gebroken zondares, kijk eens, kijk eens, wat een Heiland u te prediken is. Wat een Jezus u te verkondigen is. Voor de grootste van de zondaren. Het kan niet om u, maar om het offer. Uit de Vader, door God. Dat is het enige, het offer van de Heere Jezus Christus. Jezus, Uw dood, dat is mijn dood, Uw leven, is mijn leven. Gekomen om tollenaren, zondaren, verlorenen te zoeken. Om met bittere kruisdood te zeggen: alzo lief heb Ik jou, ellendige, verlorene, diep gevallene, van jou uit kan het niet, Mijn armen eronder, Mijn handen dragen je schuld, Mijn hart is bewogen, het kan niet om uwentwil, maar Ik doe het om Mijns grote Naams wil. Opdat Vader, Zoon en Geest worde verheerlijkt. Opdat het zal zijn: Gods trouw en liefde zingen. Roemen in vrije gunst alleen.
Zeg, grootste van de zondaren, zullen we vanavond samen voor ons bed knielen, laat de tranen er maar zijn, als verstaan wordt, geleerd wordt, geloofd wordt: aan de grootste van de zondaren is zo barmhartigheid geschied. Amen. [1956]
Geef een reactie