De apostel Paulus is scherp richting de christelijke gemeente te Korinthe, er vallen harde woorden. Maar niet zonder de liefde. Hij verwijt hen vleselijk te zijn terwijl hij zo graag tot hen als tot geestelijken, die naar de Geest wandelen, had gesproken. Hij werkt verder uit hoe het zit met de arbeid in Gods Koninkrijk. Het is niet van Paulus of Apollos, zij zijn medearbeiders. Maar het behoort alles aan God toe die de wasdom geeft. Hem alle eer. De arbeid zal door vuur gezuiverd worden. Het stelt ons voor de vraag of wij met de juiste materialen op het Fundament, dat is: Christus, bouwen.
1 Korinthe 3 vers 10b: ‘Maar een iegelijk zie toe hoe hij daarop bouwt’.
Bouwen op het Fundament
Een ieder dient toe te zien hoe hij daarop bouwt.
- Het Fundament;
- Het werk in de gemeente;
- Het oordeel over alle arbeid.
1. Het Fundament
Het is gemeente de apostel Paulus die achter de schrijftafel zit. Hij ziet zicht genoodzaakt om pen en papier te nemen. Want het gaat in Korinthe niet goed. Hij heeft onheilspellende berichten gekregen. Ruzie. De gemeente kent partijvorming. De apostel ziet aanleiding bij al dat vleselijke gedoe de gemeente een reprimande te geven. Op een ander spoor te zetten. Al die oppervlakkigheid uit te bannen.
Hij spreekt harde woorden. Ferme taal. Maar let erop: hij spreekt in liefde. Elke keer broeders. Niet vanuit de hoogte. Hij plaatst zich naast de gemeenteleden. Hij heeft nergens meer belang bij dan dat de gemeente in die broederschap zal verdiepen en in de kennis van de Heere Jezus Christus toenemen.
Dat hij graag gedaan: de spa een spade dieper dieper. De gemeente graag ruimschoots willen onderhouden. Maar het kon niet. U bent nog zo vreselijk. Ik moet het u verwijten. U ziet dat gelijk aan het begin van het hoofdstuk. Ik broeders kon tot u niet spreken als tot geestelijken. Wat had ik dat graag gedaan. Maar ik kon alleen tot u spreken als tot vleselijken. De melk.
Wat zegt hij ermee? Dat hij het Evangelie graag verkondigde. Alleen nog maar de eerste beginselen. Dat kon de gemeente nog niet aan. Als je een baby hebt dan geef je melk, geen brood tarwe. Geen bord Brinta. Vergaat van de kramp. Dat schreeuwt moord en brand.
De apostel zegt u stagneert in de groei. Ik kon u zo niet dienen. Want er was ruzie, dat geharrewar. Dat is gemeente goed om dat vandaag tegen het licht te houden. Het kan gebeuren dat iemand tot geloof komt, maar ondertussen als vleselijk te wandelen.
Je hebt van die mensen in de kerk dat als het niet gaat zoals het moet gaan, dan geven ze er de brui aan. Dan zoeken ze het maar uit. Dat is geen dienstknechtgestalte. Dan zit je als dienaar niet op de goede plek. Dat staat hier zo mooi: ik had u hier zo graag die vaste spijze gegeven.
Maar het is niet dat ik u niet gevoed heb. Er was dan weliswaar een groeibeperking, maar ik heb u wel gevoed. Wat doet zich daarop on Korinthe? Daar is strijd gekomen over dienstknechten. Ik zeg het met een glimlach. Wat dat betreft niets nieuws onder de zon. Dat is mijn dominee zegt de ene. Mij veel te zwaar. Die is zo ruim, zo hartelijk. U kent het wel. Botsen.
Er is een strijd over dienstknechten in Korinthe. Maar Paulus zegt het gaat niet om die predikers maar om Christus. Dat iemand een dienstknecht is een hoge eer. Maar als een gemeente heel kinderlijk, kinderachtig blijft hangen aan een voorganger, dat geeft geen pas want het gaat om de Heere Jezus alleen. Daar moet niet geruzied worden maar samen aan de voeten Jezus gezeten worden.
Paulus zegt eigenlijk hoe het moet gaan. Jullie zeggen in de gemeente ik ben van Paulus, ik ben van Apollos. Weet je wie Paulus? Hij mocht planten. De tere plantjes. Toen Apollos gekozen. Die maakte nat. Besproeide het jonge zaad. Zo heeft iedere knecht getrouw zijn opdracht gedaan. Waar de een het een heeft gedaan en de ander. Maar Een die is belangrijk.
Ik heb geplant, Apollos nat gemaakt. Maar er is er maar eentje die de eer krijgt. Dat is God, die zorgt voor de wasdom. Daar past bescheidenheid. Dominees zijn af en toe ook stinkers of dacht u het niet. Dan zit je daar met elkaar te praten over hoe het gaat in de gemeente. Druk op de kring. Ik ben Timotheüs gaan behandelen. Eerst zaten er veertig, nu tachtig. Wat ruik ik?
Vroeger was er een lied: het is moeilijk bescheiden te blijven. Er is er eentje die de wasdom geeft. Daarom maakt het niet uit of je een grote of kleine gemeente dient. Eerlijk is eerlijk. Je kunt beter met God in een kleine gemeente zitten dan in een grote gemeente met jezelf.
Er zijn dominees die zijn in gemeentes begonnen en geëindigd zijn. Heel veel mogen toevoegen in alle bescheidenheid aan de Middelaarskroon van Christus, God gaf de wasdom.
Bescheidenheid. Let daar goed op. Kijk het maar na, het is de Heere die de wasdom geeft. Niet die plant of natmaakt, alleen God die de wasdom geeft. We zijn niet meer dan medearbeiders die daar op de akkers mogen lopen. Dan zien we wel dat daar werk is.
2. Het werk in de gemeente
Werk in de gemeente. Paulus zegt, lees maar mee in vers 10, ik heb van God genade gekregen om te werken in Zijn Koninkrijk, mag doen in een mate als een wijs bouwmeester, maar dan mag een ander daarop bouwen. Dan komt het erop aan hoe iemand daarop bouwt. De gemeente is arbeidsterrein.
Wat is het belangrijk, ontzettend belangrijk hoe je bouwt. Hoe je het werk verricht. Op dat fundament. Let erop dat de apostel dat in dit gedeelte beschrijft. Dat is van groot belang het hele stuk te verstaan. Er ook rekenschap van te geven. Want Hij legde dat fundament. En daar mag iedereen op bouwen. Maar wel op de rechte en wijze manier.
Bouwen. Bouwen moet een ieder. Wie zijn dat? Allereerst zijn dat heel duidelijk de voorgangers. Dat betekent broeder […] u bent een bouwer. Als u in de morgen denkt eerst een predikant te hebben en dan uw Meester zegt een preek lezen. Dat is mooi werk, maar ook zwaar werk. Bouwen is voor u als ouderling. Het geldt ook iemand die diaken is. Het geldt een dienaar van het Woord.
Niet afbreken. Niet het zaad uit de groot gaan lopen trekken. Niet met de olifantenklompen door de moestuin gaan. Nee uit afhankelijk de Heere dienen, voorgangers hebben een taak. Maar we hoeven het niet tot de voorgangers te beperken. Zie maar vers 10, een ieder. Vers 12, iemand. En tenslotte vers 13 ieders werk. Vers 15. Iemands werk kan worden verbrand. Vers 14 iemands werk kan blijven.
Als je niet gekleurd leest maar onbevangen leest. De gemeenteleden hebben ook verantwoordelijkheid. Je kunt dat op andere plaatsen ook lezen. De gemeente is Mijn lichaam. De hand kan niet zonder het oog. Het gaat om totaliteit. Iedere gelovige heeft een taak in Gods Koninkrijk. Mannen, vrouwen, ouderen, jongeren, rijken en armen. Het geldt iedere gelovige, onderdanige in het Koninkrijk.
Weer zo’n punt, helaas helaas, hier denkt de gemeente en dan spreek ik in volle breedte, in slaapstand gegaan. Ouderling die nog niet geweest. Dominee die. Als u dat vindt, dan moet u dat niet gaan vertellen bij de buren. Dan moet u een kerkblad nemen en daar vindt hij zijn nummer. Dan vraagt u hem. En dan moet u ook antwoord geven op de vraag wat hij u vraagt wat hebt u gedaan.
Als mensen in de nood komen, dan schreeuwen de mooi en brand. Meer je reis te maken naar de Veluwe om te genieten van de rust. En dat daar iemand in de gemeente zat die best een bezoekje kon gebruiken, ja pech gehad.
Hebt elkander lief. Draag elkanders lasten. Het is niet de kerkenraad helikopert erboven. Dan gebeurt toch in een gezin ook, waar of niet? Er wordt een kleine geboren. We hebben er weer een kleinkind bij. Prachtig. Weet je wat een kind dan tegen je kan zeggen: papa, ben je al geweest? Gezin hè. Dan kom je langs. De auto van die staat er.
Medeleven. Dingen delen. Ziekte. Een belletje. Gezin. Zorg voor. Zien naar elkaar. Het is waar Paulus op duidt. Het heeft alles te maken met het bouwen in en bouwen van de gemeente. Dan moet u eens opletten. Dan komt er een eindgesprek. Aan het einde van het leven komt er een gesprek met de Opdrachtgever. Leest u maar met mij mee, vers 13.
De materialen worden genoemd in vers 12. En dan staat er in vers 13 nou zal ieders werk openbaar worden. Dan zal het door het vuur duidelijk worden. Want het ene werk zal blijven en er zal loon worden verkregen. En ander werk zal worden verbrand. Maar gaat het om hemzelf, hij zal behouden worden. Aan het einde vindt er een oordeel plaats.
3. Het oordeel over alle arbeid
Vers 14. Of het werk dat gebouwd is ontvangt loon. Dat werk houdt stand, het blijkt deugdelijk bouwmateriaal gebruikt te zijn. En dat andere werk wordt verbrand. Hout, stoppel. Krijgt een diskwalificatie. Maar gaat het om de bouwer zelf, hij wordt behouden wij zouden zeggen ternauwernood.
Er komt een oordeel. Hoe je er in de gemeente was. Hoe je diende. Nou kan het zijn dat iemands werk beloond wordt. Het behoud staat niet ter discussie. Het gaat in dit gedeelte niet om de valse leraars die de gemeente van het fundament proberen af te houden. Maar het gaat om mensen die door Woord en Geest nieuw gemaakt zijn, wederomgeboren. Maar toch gaat het om de een die in zijn doen en laten beter is dan de ander, dit houdt geen stand in ons gericht.
Wat staat hier? We zien hier staan pittige dingen. Vers 10. Je moet opletten dat je op het fundament bouwt. Maar dan de vraag welke materialen. Goud en zilver. En dat andere hout en stoppels. Wat wordt bedoeld met die materialen. Calvijn. De kanttekenaren zeggen dat alles te maken heeft met de leer, inhoud van de prediking.
Laten we meteen daarover helder zijn: dat is een cruciaal punt. In de Reformatietijd het Sola Scriptura geboren. En alleen door het geloof zalig wordt. Duidelijk geworden als je met het Woord een menselijke kant op gaat. Het is dan ook begrijpelijk dat Calvijn en de kanttekenaren die kant op gaan. Het Woord moet recht gesneden worden.
Toch is het de vraag of we ook niet in een andere richting moeten denken, want als we ons rekenschap geven hoe Paulus ze behandelt, hij pikt ze in de kuif. Was je maar verder geweest. Waarom dat geruzie. Wat een gekrakeel. Wat een stommiteit achter Paulus te gaan staan of Apollos je idool te noemen. Dat is de vleselijkheid ten top.
Christus is niet gedeeld. Dat is het punt. Daarover bestraft hij de gemeente en spreekt ze erop aan. Hoe bouw je nou eigenlijk? Hoe ben je bezig? Dat moet onverdeeld. In de gestaltenis van Hem. Dan kom je op het punt waar je in dit hoofdstuk alles van kunt vinden. Waar de Heere de overleggingen kent. Je bent van Christus en Christus is van God en als zodanig Christus alleen eren.
Hoe ben je nou in de dienst bezig? Ja gemeente en dan zit je op het niveau van hoe ben je als nieuwe schepping van God? Zelfverloochenend of eigen eer zoekend? Ben je liever lui dan moe. Daar moet je niet altijd moeilijk over doen maar wel onder ogen willen zien. Je kunt in het Koninkrijk van God zijn en toch af en toe een beetje lui zijn. En wie zijn eigen hart kent. En daar komen ze: de boog kan niet altijd gespannen staan?
En toch: we zijn toch niet liever lui dan moe. We zijn toch niet de mensen die gemakkelijk oordelen. Of uit op winstbejag. Hij moet zijn onberispelijk. De Heere wil geen veinzen. Paulus zegt ik ben met een ding blij: als Christus maar verkondigd wordt. Dat is het fundament, dat is het hart. Maar ik ben zelfs blij als Christus verkondigd wordt onder een deksel. Is hij blij met dat het onder een deksel Christus wordt gepreekt, nee natuurlijk niet. Maar wel het fundament.
[…] in zijn commentaar: dat goud betrekking heeft op de trouw, deskundigheid, de tijd aan het werk besteed. Daar wordt gebouwd op dat fundament. Daar is geen discussie over. Dat ligt er, niet van te wijken. Hoe bouw je daar nou vervolgens op. En het Woord leert het dat met de gekregen talenten volwaardig mee wordt gewerkt maar ook wel ondermaats mee wordt gewerkt.
Wie in weinig getrouw is geweest, zal over veel worden gezet. Het is de Heere die zal oordelen in de dag. Calvijn: dat vuur dat zal ontdekken dan zal blijken hoe dichter bij de Geest van God gebleven is, hoe dichter bij het Woord, hoe houdbaarder. Dan zal het verdwijnen en niet meer zijn. Verbindt dat vuur nou eens met het oordeel van God dat gaat over Gods kinderen waar ze in heiligheid behoren te gaan. En de werken volgen hen na.
En God is een verterend vuur bij wie niemand wonen kan. God zal met vlammend vuur over hen komen.
Daar wordt het bloed van de hand van de herders afgeëist. Nou is het werk in de gemeente hoogstverantwoordelijk. Hoe iemand gewerkt heeft. Hoe fundamenteel gebouwd. Die zal loon ontvangen. Iemands werk blijft. Dat resultaat kan onmogelijk voor de bouwer komen. Dat heeft Paulus heel duidelijk gezegd: ik heb geplant, maar God zorgt voor de wasdom. Zonneklaar.
Die in Mij blijft, die zal vrucht dragen. Dan komt het op het eind openbaar wat onze motieven zijn geweest. Hoe zuiver onze bedoelingen waren. Dan zullen we de vuurproef moeten doorstaan. Dat is heel iets anders dan wij ervan maken. Wij zijn er vaak toe genegen het oor te laten hangen naar mensen. Dominees net zo goed. Gewoon duidelijk over zijn.
Als een Evangelische vogel zegt dat ik een zware vogel ben, dat kan ik wel hebben. Maar als ik in eigen kring het verwijt krijgt niet gereformeerd te zijn, dan wordt het moeilijk voor me. Waar zit ik fout? En toch: de zaak ligt toch voor God? Over de verkondiging van vanmiddag, wie oordeelt daarover? Hoe het in het hart ligt van de dienaar en van de gemeente. Uiteindelijk komt het openbaar dat voor God niets verborgen is. Achter de pleister kan iets zitten dat geen eeuwigheidswaarde heeft dat het verbrand wordt. De Heere kijkt in ijver naar de dienaar.
Het kan zijn dat de dienaar door de kerkenraad werd afgeschreven want geen redenaarstalent. Maar dan misschien niet in het land op het lijstje van de top tien.
Komt in, u bent getrouw geweest. U krijgt groot loon. Daar gaat het om gemeente. Hoe hebben we gediend? Hoe stonden we in de gemeente? Wat was ons hart voor de naaste? De zorg voor het verlorene. Ik heb ze in de gemeente meegemaakt waarop ik stikjaloers was. Zo afhankelijk. Zo bewogen met het verlorene. Er zei eens een vrouw tegen mij, ik kan niet aan het werk gaan voordat ik voor God op de knieën ben gegaan in de morgen.
En daar zat je als dominee met je rode hoofd. Zo de parochie ingestapt. En zo een gebed doen. Mooi gebed dominee. Maar wie oordeelt?
En dan ervaar je het tekort. Tegenover het fundament. Christus. En de Heere zegt Ik ken de mijne. Hun werk blijft. Maar er zullen er zijn o o o wat was de motivatie, wat stond die hoog. Maar nochtans ging het om Hem. Dan kan dat werk het vuur niet verdragen. Maar dat fundament wel, dat is het vaste.
Neem het maar mee. Daar zijn er die zeggen dat kan geen kind voor God zijn. Die heeft het zo hoog zitten. Maar als hij weer klein wordt. Dan zal het aan het einde zijn: behouden. Mag het voor u en mij duidelijk zijn dat God ons gaat toetsen of we zoveel liefde tot de Heere Jezus hadden, en zo met het hart aan Hem verbonden waren. De liefde tot U heeft mij verteerd. Zo dan mijn geliefde broeders zijt standvastig altijd overvloedig in het werk van de Heere. Als u weet dat uw werk niet ijdel is in de Heere. Kom gemeente op het fundament bouwen, bouwen, bouwen. In de Geest, in de kracht, in de zelfverloochening die we bij Hem vonden. In Christus alleen.
Amen.
Zondag 6 november 2022 – Rehoboth Voorschoten – ds. J.W. van Estrik – Schriftlezing 1 Korinthe 3