Het Hooglied is het lied van de liefde en in de Bijbel opgenomen. Christus Jezus die de Bruidegom is heeft Zijn bruid, dat is de kerk, lief. En wij hebben Hem lief omdat Hij ons heeft liefgehad. Het wekt het verlangen op en maakt verwonderd over Zijn liefde. En dan is er ook die wederliefde. De bruid zegt: ’trek mij’, en dan klinkt het ‘wij zullen U nalopen’.
Hooglied 1 vers 4-5: ‘[4] Trek mij, wij zullen U nalopen! De Koning heeft mij gebracht in Zijn binnenkameren; wij zullen ons verheugen en in U verblijden; wij zullen Uw uitnemende liefde vermelden, meer dan den wijn; de oprechten hebben U lief. [5] Ik ben zwart, doch liefelijk (gij dochteren van Jeruzalem!), gelijk de tenten van Kedar, gelijk de gordijnen van Salomo‘.
Verlangen en verwondering
Waar we deze middag een bijzonder boekje hebben, eerlijk is eerlijk. Een Bijbelboek dat in de geschiedenis van de Canon discussie heeft gegeven. Kan zo’n boek een plaats hebben in het Woord van God? Jazeker. Jazeker. Als je ziet hoe hier de liefde van man en vrouw wordt getekend, gezongen. Dan kun je zeggen het is duidelijk God houdt het huwelijk hoog.
Laat dat maar klinken in de kerken. Waar langzamerhand klinkt je kunt beter maar uit elkaar gaan, scheiden. Dat zegt de Heere niet. Zegt tegen de man je zult handelen zoals Ik het heb bedoeld.
Het boekje geeft aan als het recht ligt. Wat kan het in de gebrokenheid zijn de ene met de Heere wil leven en de ander schudt het af. Dit boek Hooglied als je het leest is het lied van de liederen. Het hoogste en schoonste lied.
Als je dit dan volgt in de liefde tussen man en vrouw. Dat meisje kan haar geluk niet op. Blijft er verbaasd over. Krijgt de zaak niet rond. Want laten we wel zijn als we denken als Salomo de auteur, we denken aan Salomo als de koning. U ziet onze koning toch geen meisje zoeken van de straat. Koning is er voor naar Argentinië gereisd.
De dochter van de herenboer kon niet uitgehuwelijkt worden met zoonlief van Jan met de pet. Kon niet. Meisje van het platteland. Van het land. Gebruinde huid. Ik ben zwartachtig en toch geliefd. En toch aangezien door de bruidegom.
Ja u mag het gaan lezen, u moet er maar op letten van de bruidegom geen verkeerd woord. De bruidegom maakt geen fouten. Naar zijn bruid zijn liefde volmaakt, volkomen. Die bruid niet. Als je het boek leest, hier spreekt het vol verlangen. Verlangen ook weleens weg. Hoofdstuk 5. Toilet gemaakt. Ligt in haar nestje. Staat de bruidegom voor de deur. Nacht voor haar getrotseerd. Maar het wicht wil niet van haar bed af. Eigenzinnig en zelfingenomen als ze is. Maar ja dan zie je het, hoofdstuk 3, hoofdstuk 5. Dan gaat ze naar hem zoeken. Dan komt ze erachter hoe hij naar haar gezocht heeft. Dan is er het zoeken weer. Dat meisje laat het nog weleens afweten, de bruidegom niet.
Dat is precies God en Zijn volk. Christus en de gemeente. Paulus zegt gaat het tussen de liefde en de vrouw, Efeze 5, let op Christus en de gemeente. Hoe de bruid hem moet liefhebben, hoe die bruidegom haar liefheeft. Heeft haar gekocht. Heel het hart aan haar verbonden geworden. Haar liefgehad tot het einde. Dan is het raak. De bruid heeft de bruidegom lief, heeft Christus lief.
Weet u wat ik dan mooi vind? Ik kan natuurlijk zeggen ik haal Paulus aan, dat boekje heeft een rechte plaats. Ik zou ook mijn vriend Johannes kunnen noemen. Schreef een Evangelie.
De discipel die Jezus liefhad. Uitzonderlijke liefde. We hebben Hem lief omdat Hij eerst ons lief heeft gehad. U kijkt het maar na, wat Johannes zegt staat in Hooglied geschreven. Zo leven we dan Hooglied het prachtige liefdeslied. Salomo en zijn Sulamith. Christus en de gemeente. En een ieder die in Christus gelooft zich in dit boekje opgetekend vindt.
Dan gaan we zo lezen, dan wel even tegen elkaar zeggen. Moet ons uit het hart gegrepen zijn. Verklaring uit het leven zijn. Een relatie met de Heere. Waarvan te zeggen is dan hebben we een even dierbaar geloof gemeen. Wanneer weten we ons geschilderd, beschreven? Als er dat wonder is gekomen. Van dood levend gemaakt. Door Woord en Geest een nieuwe schepping geworden. Zijn liefde zocht me. Hij stortte Zijn bloed. Zijn bloed kocht me. Ik ben in Sion geboren.
Dit is niet een boekje voor de godsdienst. Heeft het altijd in de zak. Gelooft het op de eigen manier wel. Het verlangen niet. Verzadigt zelf wel. De oplossingen zelf wel genomen. De godsdienst ach wanneer de Heere kwijt is, dan hebben ze Hem meteen weer te pakken. Maar bij Jezus is het niet. Ik sta aan de deur en Ik klop. Ik wil avondmaal met u houden. Dat strijdende leven.
Daar is het zoeken, missen, leunen en steunen. In Zijn liefde baden. Op Hem uitverwonderen. Geschonken leven, liefdesleven wat de Bruidegom onderhoudt. Dan gaan we eens na wat voor onderwijs in dit boekje vervat ligt.
Mooi he, dit meisje valt met de deur in huis. Wat bedoelt u dominee? Kussen. Ze wil gekust worden. Kus me eens. Geef me een kus. Hij kusse me, zo komt ze binnen. Ach ik vertel u niets nieuws dat over het kussen in het Oude en Nieuwe Testament te vinden is. De neuzen tegen elkaar. Met papa en mama. Dan liet papa blijken dat die stapel dol was. Kom eens dan zullen we eens neuzen.
Je kunt de voeten kussen. Dit gaat het diepst. Dit betekent dat die meisje, deze vrouw, deze Sulamith, ze wil een mondkus. Van elkaars lippen. Innigheid. Intimiteit. Waarvan in dit boekje te vinden is. Je kunt de beste wijn vinden maar dit. Uw uitnemende liefde is beter dan de wijn. De innigheid wil beleven.
Hij kusse mij. Als ik dit zo lees denk ik ineens aan Wijlen dominee Ledeboer. Niet zover hier vandaan. Benthuizen. ‘Een kus van Jezus’ mond dan al die zwarte grond.’ Er zijn er die in de omgeving die daarvoor gaan. De vredeskus, de liefdeskus. De liefde daarin uitgedrukt. Ze verlangt. Ze hunkert. Ik heb al gezegd dat is niet vanzelfsprekend. Uitnemende liefde. Liefde van die bruidegom tot zijn bruid. Vrucht uit hem.
Dan moet u opletten. In dit leven met de Heere wilt zijn, met verlangen kun je niet leven. Zo wordt dat weleens voorgesteld. Verlangen is de zaak niet. Vervulling is de wens. Dan zijn we meteen op het Woord. Dan zegt dat meisje trek me achter u aan. Trek mij met u mee, dan zullen we snel gaan.
Een prachtig liefdesplaatje. Het uitzien. Het hunkeren. Het erkennen. Trek mij, dan zullen we samen lopen. Om mij te haasten naar uw paleis. Van dat spreken trek mij moeten we ons vanmiddag verantwoorden. Waarom zegt dat meisje trek mij? Zou het kunnen zijn gemeente dat ze zich diep schaamt? Hoezo zegt u, als u met mij het verband erbij houdt. Dat ze op een ogenblik vertelt dat ze door haar broers de wijngaard is ingejaagd. Van haar wijngaard niet veel terechtgebracht. Schuldig, schaamte.
Trek mij, mag het zo aangeven dat dit meisje dat de regie bij haar man volgzaam is? De verhoudingen respecteert. Niet met zichzelf op de proppen komt. In de verbeelding wat verheft. Ze laat dat aan hem over. Trek mij. Ik denk dat dit zeker een element is in dit boekje. Dat ze zich uitlevert, dat het spreekt van de overgave. Niet een opdringerigheid maar afhankelijk.
Hopelijk herkenbaar in de omgang met God. Maar als we verder kijken naar dat trek mij, dan willen we kijken naar de diepere oorzaak. Wat betekent trekken gemeente? Ik heb het zo gezegd in Moerkapelle. Als een paard in de sloot met benen steeds verder in terecht komt. Komt er zonder hulp niet meer uit maar ten dode opgeschreven.
Als er nood is. Als er tegenwerping is. Een schaap laat zich leiden. Daar is het Lam in geschilderd. Maar niet wil met de kont op de grond. Niet willen gaan. Kijk dat leven met God. Laten we daar dan maar gelijk op doorsteken. Dat is de realiteit. Zonder U gaat het niet, zonder Uw hulp gaat het niet. Alles houdt me weg bij U. Vlees is vlees.
Ik wil op een ogenblik wel anders maar gaat het niet. Zonder U gaat het niet. Ik ben mijzelf een raadsel. Zo beleef ik het. Dan is er maar een ding, de afhankelijk als U niet trekt. Dat is iets anders. Een mens wil niks, doet niks, nee als de Heere het niet doet. Nee zult getrokken moeten worden. Zeggen we het zo?
Zal ik u wat zeggen. Je gelooft er geen snars van. Want als je het echt gelooft, dan zeg je trek mij. Voer me uit m’n gevangenis. Verlos me van deze nood. Geweldig dat trek mij. Dat trek mij ik weet het ik moet het van de Heere hebben, van Zijn kracht hebben.
Prachtig he. Trek mij. Haastig. Dan nalopen. Dan gaan we geen discussie aan of het al geschied is. Of geschieden zal. Of bij herhaling. Koning brengt mij in zijn binnenkamers. Verwondering bij Sulamith dat ze bij koning Salomo mag komen. Ene kamer naar andere kamer mag lopen. Schatkamer. Als u weet hoe koningin van Scheba dat heeft beleefd.
Dat kan niet waar wezen. Dit is uit de duim gezogen. Dan komt ze. Dan wijkt de geest. De helft is mij niet aangezegd. Hebt u er weleens over nagedacht wat dat betekent. Eerst gezegd dat is overdreven, grootsprekerij. De helft is mij niet aangezegd.
Meer dan Salomo is hier. Geweldig om aan de hand van Jezus te zijn. Met Hem in de binnenkamers te worden gebracht. Een gaan van kamer naar kamer. Allee gebeurt niet in een keer. Hoe meer je met de Heere omgaat, hoe meer je gaat beleven en verwonderen. Dit is puur genade, liefde, pure glans naar mij heeft uitgezien.
Hij laat je uitzinnig worden over de uitzinnigheden, barmhartigheden. Daar de wet van God heeft voldaan. Van kamer tot kamer. We zullen ons in U verblijden. Meer dan de wijn. Want beter dan de wijn in vers 1 al gezegd. Het is oprechte liefde, hartelijke liefde.
Je kunt zeggen de liefde is terecht. Als we getuigenis geven van de Heere en geven hoog van de Heere op. Dat mensen moeten zeggen als u zo leeft, dan is het wel terecht. Hart bij Hem ligt. Dat Hij voor u alles is. Oprechten hebben u lief. Hij maakt van liefde dronken.
Dan nog een stapje verder. Dan hoop ik dat we dat met elkaar herkennen. Ik kan u het geloof niet geven, maar u bent er toch wel van overtuigd dat ik u de Heere gun. Daar moet je niet aan twijfelen. Als je de omgang met de Heere krijgt, dat gun je iedereen. Hoe meer je van de Heere leert hoe gunnender je wordt. Dat is het onderscheid met de godsdienst. Die is harder. Die in de Zoon van God gelooft wordt gunnender. Lieverd maar 53 jaar geworden.
Denk erom. Ik was nog maar een broekie. Wees je ervan bewust dat je groot van de Hem spreekt. Dan krijgt niet die knecht op z’n dak. Maar tegen die bruidsgast gezegd. Heb je dat kleed niet genomen. Grijp hem en bind hem.
Als we nog even kijken. Zwart doch liefelijk. Dat zijn woorden die ademen de verwondering. Dat zijn van die lastige dingen. Je moet die dingen niet gaan preken. Van je zult dit, en moet dat. Nee het gaat erom wat de bruid zegt wie ze is. Dan weet u heel goed of u van Hem bent. Dat weet je dan.
Kijk want zij verwonderd zich uitermate dat Hij het op haar gemund heeft. Zij is moeders mooiste niet. Daar moet u geen huidskleur discriminatie in lezen. Er zijn mooie blanke vrouwen, mooie schepping. Er zijn mooie donkere vrouwen, mooie schepping.
Ze is bloedje mooi. Kun je toch zien? Een Marrokaanse die kan toch zijn ik kijk mijn ogen uit. […] wat een gaaf gezichtje. Ik ben zwartachtig.
Dat is zwart is. Maar zij is zwart door de wijngaard ingegaan, verbrand. Verschrompeld. Zo kun je het de Grondtekst richtingen leest. Een lelijk eendje. Dan zeg ik enkel en alleen om de grote liefde van de Bruid. Die breng je overdag terug.
Behoorde niet bij de edelstand. Door de zon getekend. Ik kan me dat nog wel herinneren bij m’n voorgeslacht. Prachtige bruine huid. Dat heb je vandaag nog mensen uren op het strand en dan bakken. Dertig en dan lijk je wel zestig.
Hier is het net als uit de pruikentijd, hoe mooier hoe knapper. Al ben ik niet mooi, toch ben ik liefelijk, bekoorlijk. De bruidegom bemint me. Dan moet u eens kijken hoe ze dat vertelt. Tenten van Kedar het zwarte. Dat liefelijke is uitgedrukt met de gordijnen van Salomo.
Kedar. Bedoeïen volk. Herderstenten smoezelig en smerig. Zo zegt ze ben ik. En daar tegenover de gordijnen van Salomo. Een vrouw als door een ringetje te halen. In de ogen van m’n vriend ben ik als de gordijnen van Salomo.
Hier komen we op het laatste en het diepe. Mogen geloven. In de relatie met Hem gekomen. Ik ben zwart doch liefelijk. Waar ik mijzelf zie onooglijk. Niet toonbaar. Door de zonde geblakerd. Ik ben een zwarte zondaar, zondares, maar dan toch liefelijk. Bekoorlijk. De Heere denkt aan mij. Dan is de verwondering in Hem. Dan is Hij alles. En ja begrijpt u waarom dat dat op het graf staat, was het John Newton?
‘Huntington’ [red: ouderling zei dit]. SS. ‘Saved sinner.’ Het gaat alleen maar om Hem. Alles voor Hem. Zaad voor Hem. Koninkrijk voor Hem. John Newton. Op een diepe wijze. Amazing grace. Uitzonderlijke genade. Ik verwonder me steeds meer en steeds weer. Hij heeft naar mij omgezien. Hij is ondanks dat Hij hoog woonde, in de kribbe gekomen, u kunt Mij nu niet volgen, Ik ga het heiligdom in, nederig knielen. Ervaren, ondervinden. Weten door het geloof. Al wat aan Hem is, is gans begeerlijk.
Ik weet het nog ik was 25 jaar dominee. Toen heb ik dat als tekst genomen, Hooglied 5. Al wat aan Hem is is gans begeerlijk. Zulk een is m’n liefste, m’n vriend. Alles wat vrucht draagt, het is alles uit Hem. Uit Hem en alles door Hem. Wie roemt roeme in de Heere alleen. Dat is gewoon mijn laatste woord.
Amen ja Amen.
Zondag 28 april 2024 – Rehoboth Hersteld Hervormde Gemeente Voorschoten, Holland – ds. J.W. van Estrik – Schriftlezing Hooglied 1